- Instantie Rechter Commissaris in Strafzaken
- Zaaknummer 02361/19/ RC-nummer :628/19
- Uitspraakdatum 11 september 2019
- Publicatiedatum 30 september 2020
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Het gemis aan vervolgingsnoodzaak, in combinatie met de schending van het bij de vreemdeling /verdachte opgewekte vertrouwen dat hij zou worden uitgezet, vormt een dusdanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesordet, dat hier slechts de sanctie van niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de gevorderde inbewaringstelling dient te volgen.
Uitspraak
R.M. Rechter – Commissaris belast met de behandeling van Strafzaken bij de Kantongerechten.
Parketnummer(s) 02361/19 BESCHIKKING INZAKE
RC- nummer(s) 628/19 BEWARING
De Rechter- Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten:
Gezien de vordering van de vervolgingsambtenaar d.d. 21 augustus 2019 strekkende tot uitvaardiging van een bevel tot bewaring tegen de verdachte(n): [verdachte] die wordt verdacht ter zake overtreding van de strafbare feiten zoals omschreven in de artikelen 349 jo 70; 347 jo 70; 362; 362 jo 70; 360 van het wetboek van Strafrecht;
Gezien de door de Vervolgingsambtenaar daarbij overgelegde stukken;
De beoordeling:
A) Feiten en omstandigheden
-
Verdachte is op 7 augustus 2019 voor de duur van 7 dagen inverzekering gesteld terzake overtreding van de artikelen 349 jo 70; 347 jo 70; 362; 362 jo 70; 360 van het Wetboek van Strafrecht.
-
Bij beschikking van de Rechter Commissaris d.d. 13 augustus 2019 is de vervolgingsambtenaar niet- ontvankelijk verklaard in diens vordering tot rechtmatigheidstoetsing.
-
Verdachte – zijnde een vreemdeling- is na verstrijken van de termijn van de (strafvorderlijke) inverzekeringstelling vervolgens bij beschikking d.d. 21 augustus 2019 van de officier van justitie in verzekeringgesteld krachtens artikel 28 lid 1 b Vreemdelingenwet 1991. Zulks in het belang van de openbare orde of nationale veiligeheid daar ten aanzien van hem “ernstige reden bestaat om te verwachten dat zijn uitzetting zal worden gelast”.
B) Vordering van het Openbaar Ministerie
Thans is bij vordering d.d.21 augustus 2019 op grond van art. 55 Sv en 168 Sv de inbewaringstelling van verdachte gevorderd aangezien voldoende aanwijzing van schuld is ontstaan aan de artikelen 349 jo 70; 347 jo 70; 362; 362 jo 70; 360 van het Wetboek van Strafrecht .
C) Het oordeel van de Rechter- Commissaris
De Rechter- Commissaris stelt voorop dat op verdachte thans de maatregel van vreemdelingen inverzekeringstelling is toegepast. Deze maatregel heeft als doel zijn uitzetting te realiseren. Bij gemis aan een expliciete vermelding wordt uitgaande van het bepaalde in art. 28 lid 3 Vreemdelingenwet 1991 het ervoor gehouden dat deze beschikking is gegeven voor de volle termijn van ten hoogste een maand- derhalve verstrijkend op 13 september 2019. Met deze maatregel is door het Openbaar Ministerie bij de verdachte het vertrouwen opgewekt dat hij niet zou worden vervolgd. Derhalve rust op de overheid de plicht om verdachte uit te zetten.
D) Gevolgen van de gevorderde inbewaringstelling
Met de maatregel van inverzekeringstelling is nauw verbonden het doel van de officier van justitie om de uitzetting van de vreemdeling/ verdachte voorrang te geven boven zijn strafvervolging.
Aangezien deze inverzekeringstelling niet tot een ander doel gebruikt mag worden dient de Rechter Commissaris bij onderhavige beoordeling gelet op de geconstateerde verandering in de vervolgingsbeslissing te beoordelen of:
-
een vervolgingsnoodzaak is ontstaan waardoor de omstandigheden noopten tot die verandering.
-
of daarbij de beginselen van een goede procesorde in acht zijn genomen
T.a.v .de omstandigheden die hebben doen besluiten tot verandering
De Rechter Commissaris stelt vast dat uit het politiedossier :
- blijkt dat onderzoekshandelingen naar de vermeende strafbare feiten dateren van 7, 8 en 10 augustus 2019, een periode gelegen vóór de ingangsdatum van de (vreemdelingen) inverzekeringstelling;
- niet blijkt waarom voortzetting van de inverzekeringstelling niet meer gevorderd wordt danwel de vreemdeling niet meer voldoet aan de wettelijk gegeven omschrijvingen;
- geen feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid op grond waarvan er sprake is een verandering van de voorgenomen uitzetting van de vreemdeling naar vervolging van betrokkene als verdachte;
De Rechter Commissaris concludeert, dat de vervolgingsambtenaar geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit duidelijk blijkt van de vervolgingsnoodzaak en noodzaak om terug te komen op het besluit tot uitzetting en de strafprocedure voort te zetten. Dit was wel nodig omdat art. 55 Vreemdelingenbesluit 1995 bepaalt dat, “inverzekeringstelling zal worden opgeheven wanneer de vreemdeling niet meer voldoet aan de in artikel 28 lid 1 onder b van de Vreemdelingenwet 1991 gegeven omschrijving”. Terwijl met de gevorderde inbewaringstelling beoogt wordt het daarheen te leiden dat de vrijheidbeneming van de vreemdeling – nu als verdachte- voortduring heeft.
t.a.v. het in acht nemen van de beginselen van een goede procesorde
Gezien hetgeen hierboven is overwogen behoeft dit onderdeel geen verdere beoordeling.
Alles in overweging nemende is de rechter- commissaris van oordeel, dat het bovenomschreven gemis aan vervolgingsnoodzaak, in combinatie met de schending van het bij de vreemdeling /verdachte opgewekte vertrouwen dat hij zou worden uitgezet, een dusdanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert, dat hier slechts de sanctie van niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de gevorderde inbewaringstelling dient te volgen.
BESCHIKKENDE:
Verklaart de vervolgingsambtenaar niet- ontvankelijk in de gevorderde inbewaringstelling van de [verdachte]
Aldus gegeven te Paramaribo op 11 september 2019 door mr. D.G.W.KARAMAT ALI, Rechter-Commissaris, in tegenwoordigheid van de fungerend -griffier mr. J. CHANDER- ROEPA.
De fungerend- Griffier, De Rechter-Commissaris,
mr. J. CHANDER- ROEPA mr. D.G.W.KARAMAT ALI