SRU-RC-2019-3

  • Instantie Rechter Commissaris in Strafzaken
  • Zaaknummer --
  • Uitspraakdatum 07 juni 2019
  • Publicatiedatum 01 oktober 2020
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Op grond van artikel 2 Rijwet 1971, mist de inverzekeringstelling wettelijke grondslag en ten aanzien van artikel 4 Rijwet 1971 bestaat er geen redelijk vermoeden van schuld van verdachte, waardoor haar inverzekeringstelling onrechtmatig verklaard dient te worden.

Uitspraak

RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING VAN STRAFZAKEN BIJ DE KANTONGERECHTEN
Beschikking ex artikel 54a van het Wetboek van Strafvordering(SB 2008 no.21)

Gezien het verzoek van de vervolgingsambtenaar d.d. 6 juni 2019 ter vaststelling van een voorgeleidingsdatum voor de verdachte : [verdachte];

Gelezen de stukken, waaronder het bevel tot inverzekeringstelling, waaruit blijkt dat verdachte op 04 oktober 2011 in verzekering is gesteld terzake overtreding van de artikelen 2 en 4 van de Rijwet 1971;

Gehoord de verdachte voornoemd, die heeft verklaard gelijk gerelateerd staat in de daartoe opgemaakte verklaring, waarvan een afschrift aangehecht is aan deze beschikking;

Tav art. 2 Rijwet 1971
Overwegende, dat ten aanzien van dit feit wel een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit,evenwel betreft het niet een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

Tav art. 4 Rijwet 1971
Overwegende, dat uit de zich in het strafdossier bevindende stukken gebleken is dat verdachte betrokken is van een verkeersongeval waarbij er schade is toegebracht aan een ander voertuig terwijl verdachte bij aankomst van de politie niet ter plaatse is aangetroffen;

Overwegende dat, het toepasselijke artikel 4 lid 1a – verkort weergegeven- alsvolgt luidt:
“Het is de bestuurder van een rij- of voertuig verboden na een ongeval, ontstaan hetzij als gevolg van botsing, aan- of overrijding met dat rij- of voertuig, hetzij als gevolg van enige handeling ter voorkoming van botsing, aan- of overrijding met dat rij- of voertuig:
a. schade is toegebracht aan enig goed van een ander, door te rijden of weg te rijden of zich op andere wijze te verwijderen, voordat de identiteit van zijn persoon en voorzover het motorrijtuigen betreft, van het motorrijtuig en van degene die tijdens het ongeval het motorrijtuig bestuurde, behoorlijk is kunnen worden vastgesteld”;

Overwegende, dat voor strafbaarstelling van het bepaalde genoemd artikel- in casu vereist is dat de verdachte op de plaats van het ongeluk niet behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van diens identiteit en de identiteit van het door haar bestuurde motorrijtuig;

Overwegende, dat uit de zich in het strafdossier bevindende stukken de navolgende feitelijke gang van zaken kan worden afgeleid:

l. Blijkens het uittrekselrapport d.d. 1 juni 2019 opgemaakt door ambtenaar van politie [verbalisant]:

  • op 1 juni 2019 omstreeks 08:30 uur vond er een aanrijding plaats aan de [weg] dichtbij de [straat] tussen twee voertuigen Isuzu DMax kentekennummer [kentekennummer] en Toyota Vitz kentekennummer [kentekennummer] Het voertuig van de bestuurder [naam]. werd door de bestuurder van de Toyota Vitz aangereden en na de aanrijding reed de bestuurder van de Toyota Vitz door;
  • er was sprake van een doorrijder maar de doorrijder was klemgereden door bestuurder [naam];
  • bij aankomst van de politie op de locatie waar het voertuig was klemgereden werd de veroorzaker van de aanrijding niet aangetroffen;
  • het voertuig van de doorrijder de Toyota Vitzwerd onbeheerd aangetroffen;
  • aan de hand van de voertuig bescheiden die in het voertuig werden aangetroffen is gebleken dat het voertuig op naam staat van [naam 2] wonende aan de [straat 2] en dat het voertuig WA verzekerd is bij Self Reliance;
  • het voertuig van [naam] (DMax) vertoonde schade aan de linkerzijde van de achterlaadbak;
  • de Toyota Vitz vertoonde schade aan de voorzijde;
  • er was geen sprake van persoonlijke ongelukken;

ll. Op 2 juni 2019 verklaarde de benadeelde [naam] bij de ambtenaar van politie [verbalisant]. pg 12-13 alsvolgt:

  • na de aanrijding zag ik dat de bestuurder weg reed zonder te stoppen;
  • ik zette een achtervolging in en gekomen op de kruising van de [straat 3] en de [straat 4] lukte het mij om de bestuurder van de Toyota Vitz klem te rijden;
  • ik stapte uit mijn voertuig en liep naar de bestuurder toe ik zag dat het een vrouwspersoon van Braziliaanse komaf betrof die vermoedelijk onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde;
  • ik pakte vervolgens de contactsleutel af en belde naar de politie meldkamer;
  • na een uur gewacht te hebben op de politie, die maar niet kwam opdagen besloot ik zelf naar politie [wijk] te rijden;
  • na met de politie op de plaats te zijn gekomen bleek dat de bestuurder de plaats verlaten had en haar voertuig onbeheerd had gelaten;

lll. De verdachte heeft bij haar voorgeleiding bij de rechter-ommissarisverklaard zich niets meer te kunnen herinnen van de aanrijding.

Overwegende, dat de verdachte na de aanrijding is klemgereden door de benadeelde waarbij laatstgenoemde:

  • de gelegenheid had om de contactsleutel van het voertuig weg te nemen;
  • in aanwezigheid van de verdachte een (1) uur op de politie heeft gewacht;
  • de verdachte hierna is vertrokken van de plaats met achterlating van het voertuig met relevante autobescheiden;

Overwegende, dat naar het oordeel van de rechter-commissaris uit deze feitelijke gang van zaken kan worden afgeleid dat de verdachte voldoende gelegenheid geboden heeft tot vaststelling van haar identiteit en, tevens de identiteit van het motorrijtuig waardoor er ten aanzien van verdachte geen sprake van redelijk vermoeden van schuld aan de in het bevel in verzekering stelling genoemd strafbaar feit van artikel 4 Rijwet 1971;

Nu, als hierboven overwogen de inverzekeringstelling op grond van artikel 2 Rijwet 1971 wettelijke grondslag mist en, er ten aanzien van artikel 4 Rijwet 1971 geen redelijk vermoeden van schuld van verdachte bestaat dient haar inverzekeringstelling onrechtmatig verklaard te worden;

BESCHIKKENDE:
Verklaart de inverzekeringstelling onrechtmatig en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte voornoemd.

Aldus gegeven te Paramaribo op 7 juni 2019 door mr. D.G.W. KARAMAT ALI, Rechter-Commissaris, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier mr. F. AMIRULLAH.

De fungerend-griffier,
De Rechter-Commissaris,

mr.F. AMIRULLAH
mr. D.G.W. KARAMAT ALI