SRU-RC-2019-6

  • Instantie Rechter Commissaris in Strafzaken
  • Zaaknummer --
  • Uitspraakdatum 11 januari 2019
  • Publicatiedatum 02 november 2020
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Geen beroep op artikel 54 A SV. Verzoeker/verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING VAN STRAFZAKEN BIJ DE KANTONGERECHTEN

Gezien het verzoek tot invrijheidstelling ingediend op 27 december 2018, door mr.R.R. Lobo, raadsman van verzoeker/ verdachte:[verzoeker/verdachte];

Gezien de stukken, waaronder:

  • het bevel tot inverzekeringstelling, waaruit blijkt dat verzoeker/ verdachte voornoemd op 13 december 2018 in verzekering is gesteld op verdenking van het begaan van de misdrijven vastgelegd in de artikelen 426;427;429 en 430 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de beschikking van de rechter-commissaris, mr. S.J. Bradley, gegeven d.d. 20 december 2018, waarbij de inverzekeringstelling van de verzoeker/ verdachte voornoemd rechtmatig is verklaard;
  • het bevel tot verlenging van de inverzekeringstelling d.d. 18 december 2018 en ingaande op 20 december 2018;
  • het proces-verbaal betreffende de behandeling van onderhavig verzoekschrift op 7 januari 2019;

Gehoord de verzoeker/ verdachte voornoemd, die heeft verklaard gelijk gerelateerd staat in de daartoe opgemaakte verklaring, waarvan een afschrift aangehecht is aan deze beschikking;

Gehoord de raadsman mr.R. Lobo;

Gehoord de vervolgingsambtenaar, mr. B. Tjin Liep Shie;

1. Ontvankelijkheid van verzoeker/ verdachte:
De vervolgingsambtenaar heeft aangevoerd dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu in de periode van verlenging van de inverzekeringstelling door een verdachte geen beroep kan worden gedaan op het bepaalde in artikel 54a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering ( Sv).

2. De relevante feiten

  • verzoeker/ verdachte zijn inverzekeringstelling is verlengd per ingaande 20 december 2018 voor de duur van dertig dagen;
  • de raadsman van verdachte mr. S. Dulam heeft op dezelfde dag (20 december 2018) een verzoek tot invrijheidstelling ingediend op grond van art.54a lid 1 Sv ( bij beschikking van de RC van 24 december 2018 is het verzoek afgewezen);
  • vervolgens heeft de raadsman van de verdachte mr. R. Lobo op 27 december 2018 wederom een verzoek tot invrijheidstelling op grond van art. 54a lid 1 Sv ingediend.

Beoordeling
De wetstekst van artikel 54a lid 1 Sv luidt: “uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van aanhouding, wordt de verdachte ten einde te worden gehoord, voor de rechter- commissaris geleid. Onverminderd het bepaalde in de eerste volzin van dit lid, kan de verdachte onmiddellijk na zijn inverzekeringstelling om zijn invrijheidstelling verzoeken”

Naar vaste rechtspraak van het Hof van Justitie ( HvJ 29 september 2009 inz. [naam] en HvJ 4 december 2009 inz. [naam 2]) moet de mogelijkheid voor de verdachte openstaan om in de periode van de verlenging van de inverzekeringstelling gebruik te maken van het bepaalde in artikel 54a Sv. Immers, kan het nimmer de bedoeling zijn geweest om rechten of waarborgen van de verdachte, te beperken tot slechts de eerste fase van de inverzekeringstelling.

In het onderhavige is er sprake van tijdens de verlenging van de inverzekeringstelling meerdere verzoeken tot invrijheidstelling doen op grond van artikel 54a lid 1 Sv.De Rechter-Commissaris is van oordeel dat:

  1. uit de wetstekst en haar memorie van toelichting niet blijkt dat het de bedoeling van de wetgever was naast de mogelijkheid om gedurende periode van de inverzekeringstelling een tweede of meerdere toetsmomenten mogelijk te maken;
  2. voorts dat in lijn met de genoemde beschikkingen van het Hof van Justitie evenmin is gebleken van de mogelijkheid om tijdens de verlenging van de inverzekeringstelling een tweede of meerdere toetsmomenten mogelijk te maken.

Het onderhavig verzoek tot invrijheidstelling zal daarom beschouwd moeten worden als een verzoek die buiten de sfeer van art. 54a Sv valt en dus niet op de wet gestoeld is. Verzoeker/verdachte zal daarom niet- ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn verzoek.

BESCHIKKENDE:
Verklaart verzoeker/verdachte niet- ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gegeven te Paramaribo 11 januari 2019 door mr. D.G.W. KARAMAT ALI, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. CHANDER-ROEPA.

De Griffier,
De Rechter-Commissaris,

mr.J.CHANDER-ROEPAmr. D.G.W. KARAMAT ALI