SRU-RC-2020-1

  • Instantie Rechter Commissaris in Strafzaken
  • Zaaknummer --
  • Uitspraakdatum 20 november 2020
  • Publicatiedatum 23 november 2020
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    RC verklaart de inverzekeringstelling onrechtmatig en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte:
    Er zijn voldoende feiten en omstandigheden om een redelijk vermoeden van schuld opleveren tegen verdachte voor de in het bevel tot inverzekeringstelling genoemde strafbare feiten, maar de verdachte diende eerst ingevolge de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers in staat van beschuldiging worden gesteld.

Uitspraak

RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING
VAN STRAFZAKEN BIJ DE KANTONGERECHTEN

Beschikking ex artikel 54a van het Wetboek van Strafvordering(SB 2008 no.21)

Gezien het verzoek van de vervolgingsambtenaar d.d. 18 november 2020 ter vaststelling van een voorgeleidingsdatum voor de verdachte, ADHIN, MICHAEL ASHWIN;

Gelezen de stukken, waaronder het bevel tot inverzekeringstelling, waaruit blijkt dat verdachte op 16 november 2020 in verzekering is gesteld ter zake de artikelen 278; 278 jo 67; 278 jo 73; 278 jo 72; 382; 382 jo 67; 382 jo 73; 382 jo 72; 381; 381 jo 67; 381 jo 73; 381 jo 72; 414; 414jo 67; 414 jo 73; 414 jo 72 van het Wetboek van Strafrecht;

Overwegende, dat door de President van de Republiek Suriname richtlijnen zijn gegeven en maatregelen zijn getroffen die specifiek gericht zijn op aanpak casu quo het voorkomen of minimaliseren van de verspreiding van het SARS-COV-2/ COVID -19 virus alsmede de gevolgen hiervan waardoor de verdachte telefonisch en in persoon met inachtneming van de SARS-COV-2/ COVID -19 maatregelingen is gehoord door de rechter-commissaris;

Gehoord de verdachte voornoemd, die heeft verklaard gelijk gerelateerd staat in de daartoe opgemaakte verklaring, waarvan een afschrift aangehecht is aan deze beschikking;

Overwegende, dat de inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden in het belang van het onderzoek naar strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

Overwegende dat verdachte en zijn medeverdachten worden verweten te zijn medepleger van valsheid in geschrifte, verduistering en vernieling van media-apparatuur toebehorende aan de Staat Suriname;

Overwegende, de raadslieden van de verdachte Adhin bij monde van dhr. I. Kanhai BSc.- zakelijk weergegeven – hebben aangevoerd dat hun cliënt onrechtmatig in verzekering is gesteld omdat hij onschuldig is; dat hun cliënt nimmer de intentie heeft gehad om de apparatuur bij zich te houden. Voorts dat niet kan worden bewezen dat hun cliënt de apparatuur heeft vernield; dat bij de afgifte door medeverdachte [naam 1] van de apparatuur bij het Kabinet van de vicepresident, er geen controle is uitgevoerd en drie (3) maanden daarna de verdachte geen vernieling kan worden verweten. De raadslieden hebben tevens als formeel verweer – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat hun cliënt in staat van beschuldiging diende te worden gesteld omdat, indien mocht blijken dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten, deze feiten zouden zijn gepleegd in zijn betrekking van politieke ambtsdrager;

Overwegende, dat op 11 augustus 2020 media-apparatuur is bezorgd bij het Kabinet van de vicepresident door de verdachte voornoemd. Deze apparatuur is direct onderworpen aan een controle door medewerkers van de ICT-afdeling van voornoemd kabinet en werd geconstateerd dat ze opzettelijk waren beschadigd c.q. vernield;

Overwegende, dat de verdachte Adhin bij zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij de opdracht heeft gegeven aan de verdachten [naam 1] en [naam 2] om voor hem na te gaan welke apparatuur afgeschreven kon worden; dat door medeverdachten [naam 1] en [naam 2] apparatuur is afgeschreven. De bedoeling hiervan was volgens de verdachte Adhin om goederen te schenken aan het Doveninstituut aan wie hij een pand aan de Nassylaan ter beschikking zou stellen en deze zou doen inrichten met afgeschreven meubilair en apparatuur. De getuige [naam 3] van het Doveninstituut heeft verklaard dat haar nimmer is medegedeeld dat het pand dat zij ter beschikking zou krijgen, zou worden ingericht;

Overwegende, dat naar aanleiding van bovenvermelde opdracht van de verdachte Adhin, [naam 2] een Memo Afschrijving Media Equipment d.d. 8 juli 2020 – heeft opgemaakt welke door de medeverdachte Adhin akkoord is bevonden en ondertekend; de verdachte Adhin zegt dat hij de inhoud hiervan slechts grammaticaal heeft getoetst. Uit onderzoek is gebleken dat de apparatuur in kwestie allen zijn aangeschaft één en een half jaar voor de afschrijving en dat voor de afschrijving ten aanzien van ICT-apparatuur minimaal vijf (5) jaren geldt en voor meubilair minimaal tien (10) jaren. Daarnaast is gebleken dat medeverdachte [naam 2] niet bevoegd was de memo te schrijven en de afschrijving niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden;

Overwegende, dat medeverdachte [naam 2] heeft verklaard dat hij een deel van de apparatuur bij zich had omdat die in opdracht van medeverdachte Adhin aan hem, door [naam 4] en [naam 5] was afgegeven met de bedoeling om deze tot nadere instructie bij zich te houden. Hij heeft deze gedurende vier (4) dagen bij zich gehouden en heeft hij de apparaten gebracht voor de verdachte Adhin, omdat hij bang was dat er een inval door de politie bij hem zou worden gepleegd. Hij vermoedt dat de bedoeling van het brengen van de apparatuur naar Adhin was dat hij deze zelf zou gebruiken;

Overwegende, dat de medeverdachte [naam 1] bij zijn verhoor verschillende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot de plaats waar hij apparatuur is gaan ophalen en waar hij deze naartoe heeft vervoerd. Dat de medeverdachte [naam 1] heeft verklaard dat apparatuur en meubilair waren opgeslagen in het pand gelegen aan de Nassylaan en dat hij die heeft moeten verwijderen; dat aan hem mededeling is gedaan dat de huur van het pand is opgezegd en hij het pand moest ontruimen. Deze verklaring is nimmer bevestigd. In tegensteling tot deze verklaring van de medeverdachte [naam 1] heeft de verdachte Adhin verklaard dat het meubilair en apparatuur dat geschonken zou worden aan het Doveninstituut, niet kon blijven in het pand aan de Nassylaan omdat het daar onveilig zou zijn. Uiteindelijk heeft de medeverdachte [naam 1] verklaard dat hij in opdracht van de verdachte Adhin de goederen thuis bij hem, Adhin, heeft opgehaald en deze vervolgens heeft afgegeven op het Kabinet van de vicepresident;

Overwegende, dat de medeverdachte [naam 1] heeft verklaard dat, toen hij de apparatuur bij de woning van de verdachte Adhin is gaan ophalen, Adhin hem een lijst heeft overhandigd en hij met die lijst gecontroleerd heeft welke apparatuur aan hem is afgestaan waarna hij de goederen heeft meegenomen en deze heeft afgeven op het Kabinet van de vicepresident. De verdachte Adhin verklaart in tegenstrijd hiermede niet te hebben geweten wie degene is geweest die de apparatuur vanachter de deur van zijn woning heeft weggehaald maar later te hebben vernomen dat de medeverdachte [naam 1] degene was;

Overwegende, dat in tegenstelling tot het verweer van de raadslieden is gebleken dat de door de medeverdachte [naam 1] afgegeven media-apparatuur bij het Kabinet van de vicepresident direct na afgifte is gecontroleerd door een van de ICT-deskundigen en is gebleken dat deze opzettelijk waren beschadigd c.q. vernield;

Overwegende, dat op grond van het bovenstaande blijkt dat in opdracht van de verdachte Adhin onbevoegdelijk de Memo Afschrijving Media Equipment d.d. 8 juli 2020 door de medeverdachte [naam 2] is opgemaakt, welke akkoord is bevonden en ondertekend door de verdachte Adhin, en media-apparatuur onbevoegdelijk is afgeschreven. Een deel deze apparatuur was op het moment van die onbevoegdelijk afschrijving slechts anderhalf jaar terug aangeschaft en bleek na terug te zijn gebracht naar het Kabinet van de vicepresident te zijn beschadigd en zichtbaar vernield. De goederen zijn op verschillende locaties ondergebracht en waren allen gedurende enige tijd bij de verdachte en zijn medeverdachten. Na de onbevoegdelijke afschrijving is een deel van deze apparatuur nog voor de dienst gebruikt terwijl er is verklaard dat de apparaten als niet geschikt voor de dienst waren afgeschreven;

Overwegende, dat de verklaringen van de verdachten tegenstrijdig zijn;

Overwegende, dat uit de aanwezige processen-verbaal, welke vooraf zijn gegaan aan de aanhouding en de inverzekeringstelling van de verdachte, voldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken, welke een redelijk vermoeden van schuld opleveren tegen verdachte voor de in het bevel tot inverzekeringstelling genoemde strafbare feiten;

Overwegende, dat voor de beantwoording van de vraag of de inverzekeringstelling rechtmatig is, niet uitsluitend de aanwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld dient te worden beantwoord maar ook moet worden nagegaan of de regels van het procesrecht in acht zijn genomen. Ten aanzien van dit laatste geldt het volgende: de opdracht van de verdachte Adhin die heeft geleid tot de Memo Afschrijving Media Equipment d.d. 8 juli 2020 heeft plaatsgehad tijdens zijn Ambtsperiode als vicepresident en deze, behalve onbevoegdelijk, gelet op bovenstaande feiten, mogelijk ook valselijk is opgemaakt en kan dit feit worden beschouwd als een feit gepleegd in de betrekking van zijn ambt. Als uitvloeisel van deze handeling zijn deze goederen op één of meerder momenten verduisterd, daarna teruggebracht op kabinet van de vicepresident en bleken zij opzettelijke te zijn beschadigd c.q. vernield. De verdachte Adhin diende ingevolge de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers (S.B. 2001 no. 72) eerst in staat van beschuldiging te worden gesteld. De stelling van het Openbaar Ministerie welke erop neerkomt dat deze wet pas van toepassing zou zijn op de verdachte Adhin indien tegen hem een daad van vervolging was ingesteld wordt verworpen, omdat dit in strijd zou zijn met de ratio van artikel 140 van de Grondwet en ter uitvoering daarvan, de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers;

Overwegende, dat op grond van al hetgeen is overwogen de inverzekeringstelling onrechtmatige dient te worden verklaard.

BESCHIKKENDE:

Verklaart de inverzekeringstelling onrechtmatig en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte ADHIN, MICHEAL ASHWIN
Aldus gegeven te Paramaribo op 20 november 2020 door mr. S.S.S. Wijnhard, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mw. Z.K. Lamsberg LLB.

De fungerend-griffier, De rechter-commissaris,

mw. Z.K. Lamsberg LLB. mr. S.S.S. Wijnhard