test

Anim pariatur cliche reprehenderit, enim eiusmod high life accusamus terry richardson ad squid. Nihil anim keffiyeh helvetica, craft beer labore wes anderson cred nesciunt sapiente ea proident.

 

U mag zelf een zaak indienen als u vindt dat u in staat bent om uw belangen gedegen te behartigen. U mag er ook voor kiezen om een persoon, die u in staat acht uw belangen naar behoren te kunnen behartigen, te machtigen om de zaak namens u in te dienen.

U mag ervoor kiezen om uw zaak te laten doen door een door u gekozen advocaat en wel op eigen kosten. Mocht u financieel niet draagkrachtig zijn dan kunt u om in aanmerking te komen voor een pro deo (kosteloze advocaat) een aanvraag daartoe indien bij het Bureau Rechtszorg van het Ministerie van Justitie en Politie. U krijgt in dit geval, indien u voldoet aan door het Bureau gehanteerde criteria, een certificaat van onvermogen waarna er een advocaat aan u wordt toegewezen die uw zaak pro deo voor u zal doen. Dat betekent dat de Staat Suriname in dit geval de kosten van de advocaat zal betalen.

U mag ervoor kiezen om uw zaak door een deurwaarder te laten doen. Echter mag de deurwaarder slechts op de Kleine Handelsrol procederen voor vorderingen tot maximaal SRD 20.000,- of US$ 2.500,- en als het betreft huurzaken, ontruimingszaken en verklaringsprocedures.

U laat een verzoekschrift door een advocaat of gevolmachtigde opstellen of u stelt zelf een verzoekschrift op conform de regels van artikel 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Hierna dient het vastrecht bij het Ministerie van Justitie betaald te worden om een zaak te mogen indienen. Het vastrecht wordt vastgesteld aan de hand van de hoogte van de vordering. Let wel dat er bij bepaalde zaken geen vastrecht is vereist. Uw verzoekschrift met bijbehorende bijlagen – in tweevoud als er slechts één tegenpartij is – komt binnen bij Afdeling Agenda die daarop de dag van indiening instempelt. Die afdeling stuurt het verzoekschrift hierna naar de Afdeling Algemene Registratie (AR). De afdeling AR gaat na of het verzoekschrift voldoet aan de vereisten van artikel 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en als het vastrecht voor de procesvoering is betaald. Voldoet het niet, dan wordt het verzoekschrift voor herstel aan te verzoeker ter hand gesteld. Als het verzoekschrift aan de vereisten voldoet, krijgt het een AR-nummer en de datum van indiening wordt op het verzoekschrift in gestempeld

Het dossier wordt vervolgens naar de rolrechter gestuurd, die dan rechtsingang verleent middels het ondertekenen van een rechtsingangsbeschikking. Hierop wordt dan aangegeven wanneer en op welk tijdstip de zaak op de rolzitting in behandeling zal worden genomen. Degene die het rechtsgeding instelt (eiser of verzoeker) dient dan de tegenpartij (de gedaagde) voor de vastgestelde datum op te roepen. Het oproepen moet volgens de wet via een deurwaarder geschieden met in achtneming van de wettelijk vastgestelde termijnen.

Op de dag van de zitting inventariseert de deurwaarder middels zijn rol (dat is de lijst van zaken die zullen worden behandeld) wie er allemaal zijn verschenen en voor welke zaak. De rolrechter opent de zitting. De deurwaarder roept de zaken af en de partijen (dan wel hun advocaten) komen naar voren wanneer hun zaak is afgeroepen. De kantonrechter stelt steeds vast of partijen zijn verschenen en de griffier maakt hiervan aantekening.

Eerst worden de zaken die voor uitspraak staan afgehandeld. Hierbij wordt door de rechter het dictum (de beslissing) voorgelezen. De kantonrechter kan een tussenbeslissing nemen, hij kan beslissen dat een comparitie van partijen wordt gelast (hieronder zie je wat dat is), dan wordt de zaak dus bij vonnis of rolbeschikking verwezen naar de comparitiezitting.

De kantonrechter kan ook bij tussenvonnis een bewijsopdracht geven aan een partij, de zaak wordt dan verwezen naar een andere datum waarop de opgedragen partij bewijs moet leveren.
De kantonrechter kan ook een eindbeslissing nemen. Hij kan de vordering afwijzen dan wel toewijzen en de verliezende partij te veroordelen in de proceskosten.

Bij de nieuwe zaken (de zaken die voor het eerst in behandeling worden genomen) wordt gekeken als de tegenpartij is opgeroepen. Is er geen oproepingsexploot, dan wordt de zaak afgevoerd van de rol. Als er een oproepingsexploot is, gaat de rechter na als partijen zijn verschenen. Is de eiser niet verschenen, dan wordt tegen hem verstek verleend en de gedaagde wordt ontslagen van instantie. Is eiser verschenen of wordt voor hem waargenomen, dan concludeert de eiser van eis.

Is gedaagde (de tegenpartij) niet verschenen terwijl hij behoorlijk was opgeroepen, dan vraagt de eiser om verstek tegen hem te verlenen en vonnis te wijzen. De rechter verleend het verstek (dat wil zeggen stelt vast dat de gedaagde niet is verschenen) en bepaald een datum voor het verstekvonnis. Was gedaagde niet behoorlijk opgeroepen dan wordt het oproepingsexploot nietig verklaard. De gedaagde moet dan opnieuw opgeroepen worden. Waren er meerdere personen in de zaak opgeroepen en is slechts een deel verschenen, dan wordt er een nieuwe rechtsdag bepaald waarop de niet verschenen personen weer worden opgeroepen.

Als alle opgeroepen partijen zijn verschenen, concludeert de eiser van eis en mogen de gedaagden dan antwoorden op het verzoekschrift. Het gerecht gaat eerst na aan de hand van overgelegde legitimatiebewijzen of de juiste personen zijn opgeroepen en verschenen. Het is ook vaak zo dat de gedaagde vertegenwoordigd wordt door een gemachtigde: een advocaat, een deurwaarder of een andere gevolmachtigde persoon. Diegene stelt zich voor de gedaagde – dat wil zeggen geeft formeel aan voor de gedaagde op te komen – en de griffier maakt hiervan aantekening. Als iemand die geen advocaat of deurwaarder is zich als gemachtigde opgeeft – het stellen dus – dan moet deze een schriftelijke volmacht overleggen.

Wordt er mondeling geprocedeerd door bijvoorbeeld de gedaagde dan wordt dat wat wordt verklaard door de griffier opgeschreven. Partijen mogen namelijk mondeling hun stellingen aandragen omdat procederen niet perse schriftelijk hoeft. Als het toch schriftelijk gebeurt, dan wordt dat document (de conclusie) overgelegd aan de kantonrechter en wordt een afschrift aan de wederpartij(en) afgegeven.
De gedaagde kan samen met de conclusie van antwoord een vordering in reconventie (een tegenvordering) indienen. De wijze van procederen is vastgelegd in het eerder genoemd Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in het procesreglement voor civiele zaken dat te vinden is op deze website.

De kantonrechter kan gelijk ter terechtzitting of na bestudering van de door de partijen genomen conclusies, de behoefte hebben om duidelijkheid te verkrijgen omtrent het probleem dat tussen partijen speelt of om na te gaan als er tussen partijen een schikking mogelijk is. De kantonrechter beslist dan tot een comparitie van partijen waarbij partijen in persoon voor de kantonrechter moeten verschijnen om hem informatie te verschaffen of om stukken/bescheiden over te leggen of originele bescheiden te tonen.

Partijen kunnen zich ook laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde, die dan met een comparitievolmacht op de comparitiezitting verschijnt. De griffier maakt tijdens of na de comparitie een proces-verbaal (PV) op van de afgelegde verklaringen van partijen naar aanleiding van de vragen van de kantonrechter. Bij de afsluiting van de comparitie bepaalt de kanonrechter gelijk op welke dag de zaak zal worden voortgezet. Indien daar enige noodzaak voor is kunnen partijen zich uitlaten na de gehouden comparitie.

De kantonrechter kan na bestudering van de door de partijen genomen conclusies en overgelegde producties, bij tussenvonnis bepalen dat eiser of gedaagde iets moet bewijzen. In het tussenvonnis wordt dan precies geformuleerd wat er bewezen moet worden. De partij die moet bewijzen kan ervoor kiezen om het bewijs te leveren door het horen van getuigen of door het overleggen van bewijsstukken of een combinatie van beide. De partij die moet bewijzen moet zelf met de getuigen komen. De getuige zal, nadat die de eed of belofte heeft afgelegd bij de rechter, op vragen van de rechter of de tegenpartij antwoord moeten geven. De verklaring van de getuige wordt opgenomen in een proces-verbaal, dat aan de getuige wordt voorgelezen. Als de getuige het eens is met het voorgelezene, dan ondertekent hij de verklaring en zijn rol is dan uitgespeeld.

Indien de kantonrechter van mening is dat hij het onderwerp van de zaak ter plaatse moet gaan bezichtigen om zich van de situatie aldaar te overtuigen, dan gelast hij een descente. De kantonrechter gaat op de betreffende dag vergezeld van de griffier naar de betreffende plaats, alwaar partijen ook aanwezig zijn. De griffier tekent aan wie er allemaal aanwezig zijn, hoe laat de descente is aangevangen en noteert verder al hetgeen de rechter ter zake constateert als ook hetgeen partijen verklaren naar aanleiding van de aan hen gestelde vragen. Daarna sluit de kantonrechter de descente af onder bepaling van een datum waarop de zaak voortgezet zal worden. De griffier maakt van de gehouden descente een PV op, dat wordt opgestuurd naar de partijen.

De kantonrechter kan dus diverse beslissing nemen (tussen- of eindbeslissingen). Indien de kantonrechter een eindbeslissing (eindvonnis) heeft genomen dan wordt het vonnis voor partijen ter beschikking gesteld. Zij die het hiermee niet eens zijn kunnen in hoger beroep gaan. Die procedure is ook beschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.