- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 14177
- Uitspraakdatum 16 juli 2004
- Publicatiedatum 11 juni 2025
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het bijzondere karakter van de onderhavige procedure brengt mee dat de rechter die van oordeel is, dat hij de gevolgen van een door hem te geven beslissing niet voldoende kan overzien, de vrijheid moet hebben op die grond de gevraagde voorziening te weigeren, ook al is op deze grond voor afwijking van de vordering in kort geding geen beroep gedaan.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
GENERALE ROL NO. 14177
SURINAM LEISURE COMPANY A.V.V., rechtspersoon naar het recht van Aruba, gevestigd te Aruba, [adres 1 ] mede kantoorhoudend te Paramaribo aan [adres 2 ], voor wie als gemachtigden optreden, Mr.E.Naarendorp, Mr.E.C.M.Hooplot en Mr.F.Kruisland, advokaten, appellante in conventie en in reconventie in Kort Geding,
t e g e n
STICHTING DIM, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan [adres 3], voor wie als gemachtigden optreden , Mr.A.R.Baarh en Mr.F.F.P.Truideman, advokaten, geintimeerde in conventie en in reconventie in Kort Geding,
De Waarnemend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien ’s Hofs beschikking van 21 november 2003 en het interlocutoir vonnis van 20 februari 2004 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
In conventie en in reconventie:
Overwegende, dat het Hof overneemt en volhardt bij hetgeen daaromtrent in laatstvermeld vonnis is overwogen en beslists en voorts;
Overwegende, dat ter bevolen en gehouden comparitie van partijen zijn verschenen, partij [appellant] vertegenwoordigd door [naam 1], tevens bijgestaan door haar gemachtigden advokaten Mr.E.Naarendorp, Mr.E.C.M.Hooplot en Mr.F.Kruisland; Partij stichting Dim vertegenwoordigd door [naam 2 ] eveneens bijgestaan door haar gemachtigden advokaten Mr.A.R.Baarh en Mr.F.F.P.Truideman, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hierna – eveneens hier als ingelast te beschouwen – schriftelijke conclusies na gehouden comparitie van partijen hebben genomen;
Overwegende, dat het Hof vonnis in de zaak aanvankelijk had bepaald op 18 juni 2004, doch nader heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
In conventie en in reconventie:
Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 20 februari 2004 en hetgeen dienaangaande is overwogen;
In conventie:
Overwegende, dat appellante ter gelegenheid van de op 19 april 2004 gehouden inlichtingencomparitie – voor zover ten deze van belang – heeft verklaard, dat het aantal personeelsleden in dienst van haar 286 bedraagt; dat deze personeelsleden in vaste dienst van haar – appellante – zijn; dat het aantal personeelsleden in vaste dienst van haar – appellante – de eerste twee jaren 200 bedroeg, welk aantal naderhand toenam en dat dat aantal momenteel 286 bedraagt; dat de investeringen door haar – appellante – in gedeelten van het bedrijfspand hebben bedragen US$ 500.000, waarvan het bedrag van 4.3 miljoen US$ geinvesteerd is in de gehele infrastructuur van het gebouw, terwijl de rest besteed is aan de aanschaf van machines; dat zij – appellante – per werknemer gemiddeld US$ 350 (per maand, naar het Hof aanneemt) betaalt; dat het totale bedrag neerkomt op 286 x US$ 350; dat behalve voormeld bedrag, betaalt zij – appellante – voor medische voorziening, transport etc.etc.; dat de werknemers ook aandelen hebben in de winst; dat haar werknemers, geregistreerd zijn bij het Ministerie van Arbeid; dat de werknemers verzekerd zijn tegen ongevallen en voor medische behandeling in aanmerking komen;
Overwegende, dat geintimeerde voormelde verklaring niet, althans niet gemotiveerd heeft betwist, zodat naar ’s Hoven voorlopig oordeel, de juistheid daarvan tussen partijen thans in rechte vaststaat;
Overwegende wijders, dat nu het tegendeel niet gebleken is, het Hof ervan uitgaat en mitsdien aanneemt, dat appellante noch op korte – noch middellange termijn de beschikking zal hebben over adequate ruimte, althans over ruimte geschikt om daarin haar bedrijf onder te brengen en de exploitatie daarvan te continueren;
Overwegende, dat het Hof met betrekking tot de uitgaven die geintimeerde gedaan heeft, de lening door haar gesloten, het contract met een aannemer aangegaan en de andere afspraken door haar met derden gemaakt, opmerkt, dat zij – geintimeerde – daartoe overgegaan is zonder rekening te hebben gehouden met de mogelijkheid van het aantekenen van hoger beroep door appellante en het feit dat het Hof, anders dan de Kantonrechter heeft beslist, zou kunnen beslissen, zodat het Hof aan de zijdens geintimeerde gepleegde verrichtingen, aangehaald in het proces-verbaal ter gelegenheid van de gehouden inlichtingencomparitie, als prematuur, voorbijgaat;
Overwegende, dat nu bevestiging van het beroepen vonnis ongetwijfeld de ontruiming door appellante van de ruimte(n) waarin haar bedrijf gevestigd is tot gevolg zal hebben, doch het Hof de gevolgen van een dergelijke beslissing voor, in het bijzonder de 286 werknemers met betrekking tot hun positie c.q. rechtspositie, niet voldoende kan overzien, rest het Hof niets anders dan onder vernietiging van het beroepen vonnis, de gevraagde voorziening alsnog te weigeren, ook al is op deze grond voor weigering van de gevraagde voorziening in het onderhavige geding geen beroep gedaan, nu de aard van het onderhavige geding afwijking van de regel dat de appelrechter slechts tot taak heeft de aangevoerde grieven te onderzoeken, ook voor het appel in kort geding zal gelden, in casu nodig maakt;
Overwegende toch, dat het bijzondere karakter van de onderhavige procedure meebrengt dat de rechter die van oordeel is, dat hij de gevolgen van een door hem te geven beslissing niet voldoende kan overzien, de vrijheid moet hebben op die grond de gevraagde voorziening te weigeren, ook al is op deze grond voor afwijking van de vordering in kort geding geen beroep gedaan;
Overwegende, dat dit zowel voor de eerste aanleg, waarin deze bevoegdheid van de Kantonrechter in Kort Geding erkenning vindt als voor het hoger beroep, geldt (zie Doek c.s.nt.5 bij aant.1 op art 291 Rv.)
Overwegende, dat het Hof, bespreking van de tegen het beroepen vonnis ontwikkelde grieven als niet langer relevant geheel in het midden latend, beslissen zal als in het dictum van dit vonnis te melden, met veroordeling van geintimeerde in de kosten van beide instanties;
In reconventie:
Overwegende, dat nu het Hof aan de hand van de tussen partijen gewisselde gedingstukken zowel in prima als in hoger beroep en de door hen verschafte inlichtingen ter gelegenheid van de blijkens het daarvan opgemaakt proces-verbaal gehouden inlichtingencomparitie, gebleken is, dat deze zaak zonder onherstelbaar nadeel uitstel gedoogt om op de gewone wijze voor de kantonrechter zelve te worden behandeld, zal het Hof partijen naar de gewone wijze van rechtspleging verwijzen, onder verwijzing van appellante in de proceskosten, nu toepassing van artikel 228 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waar het Hof in casu van uitgaat, weigering van de gevraagde voorziening betekent;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP IN KORT GEDING:
In conventie en in reconventie:
Vernietigt het vonnis in kort geding gewezen en uitgesproken op 30 juli 2003 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
In conventie:
Weigert alsnog de gevraagde voorziening aan geintimeerde;
Veroordeelt geintimeerde in de kosten van beide instanties aan de zijde van appellante gevallen en begroot:
in eerste aanleg op SRD 125 ;
en in hoger beroep op SRD 125;
Met inbegrip van het door het Hof aan haar advokaten voor het door hen gehouden pleidooi toegekende salaris van SRD 125 ;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaten van geintimeerde eveneens op SRD 125 ;
In reconventie:
Verwijzen partijen naar de gewone wijze van rechtspleging;
Veroordeelt geintimeerde in de kosten van beide instanties aan de zijde van appellante gevallen en begroot:
in eerste aanleg op SRD 125 ;
en in hoger beroep op SRD 125 ;
Met inbegrip van het door het Hof aan haar advokaten voor het door hen gehouden pleidooi toegekende salaris van SRD 125 ;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaten van geintimeerde eveneens op SRD 125 ;
In conventie en in reconventie:
Aldus gewezen door : Mr.J.R.Von Niesewand, Waarnemend-President, Mr.K.Pultoo, Lid en Mr.I.H.M.H.Rasoelbaks, Lid-Plaatsvervanger en door de Waarnemend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 16 juli 2004, in tegenwoordigheid van Mr.G.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
Partijen, appellante vertegenwoordigd door advokaat Mr.N.P.Tjin A Djie namens haar gemachtigden, advokaten Mr.E.Naarendorp, Mr.E.C.M.Hooplot en Mr.F.Kruisland en geintimeerde vertegenwoordigd door haar gemachtigden, advokaten Mr.A.R.Baarh en Mr.F.F.P.Truideman, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen.