- Instantie Krijgsraad
- Zaaknummer SPG.No.3975/07
- Uitspraakdatum 30 augustus 2021
- Publicatiedatum 16 september 2021
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Defaillant heeft gebruik gemaakt van het rechtsmiddel van verzet. De Krijgsraad is van oordeel dat hij – door zich daarna te beroepen op zijn zwijgrecht – oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van dit rechtsmiddel. De Krijgsraad doet de strafzaak zonder nader onderzoek af op grond van de processtukken die zich in het strafdossier bevinden. Het bij verstek gewezen en uitgesproken vonnis, wordt bekrachtigd.
Uitspraak
DE KRIJGSRAAD
IN NAAM VAN DE REPUBLIEK
Parketnummer : SPG.No.3975/07
Vonnisnummer : 4
Datum uitspraak : 30 augustus 2021
Verzet
Raadsman : I.D. Kanhai, Bsc., advocaat,
VONNIS
van de Krijgsraad, zitting houdende te Paramaribo, in de verzet strafzaak van de auditeur-militair tegen:
BOUTERSE, DESIRÉ DELANO,
geboren op [datum] in [district],
voorheen van beroep militair in de rang van Luitenant-Kolonel, thans politicus,
wonende aan de [adres] te [district],
defaillant,
- Ontvankelijkheid rechtsmiddel van verzet
Op 29 november 2019 heeft de Krijgsraad in de onderhavige strafzaak tegen de voornoemde defaillant vonnis bij verstek gewezen en uitgesproken. Het bij verstek gewezen en uitgesproken vonnis heeft plaatsgevonden op basis van al hetgeen tijdens het onderzoek op de diverse data gehouden terechtzittingen en gerechtelijke plaatsopnemingen in de onderhavige strafzaak tegen de defaillant (toen de niet – verschenen verdachte), en wel gedurende 30 november 2007 tot en met 29 november 2019, heeft plaatsgevonden.
Op 2 december 2019 heeft de defaillant door tussenkomst van zijn raadsman het rechtsmiddel van verzet tegen het verstekvonnis aangewend.
De Krijgsraad is van oordeel dat de defaillant binnen de in artikel 364 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde termijn het rechtsmiddel van verzet heeft aangewend, zodat hij daarin ontvankelijk is.
- Het onderzoek van de verzet strafzaak ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van al de procesverrichtingen die op de terechtzittingen van respectievelijk d.d. 22 januari 2020, 30 oktober 2020, 30 november 2020, 29 januari 2021, 26 februari 2021, 31 maart 2021, 30 april 2021 en 30 juli 2021 hebben plaatsgevonden en van welke terechtzittingen de processen-verbaal zijn opgemaakt.
De Krijgsraad heeft op basis van al de procesverrichtingen die ter terechtzitting hebben plaatsgevonden het volgende vastgesteld:
– de defaillant is in de gelegenheid gesteld om de reden van het aanwenden van het verzet aan te geven, welke hij middels een statement op 30 november 2020 heeft gedaan;
– de defaillant is conform het bepaalde in artikel 269 Sv in de gelegenheid gesteld preliminaire verweren op te werpen, welke preliminaire verweren de Krijgsraad in haar beslissing op 31 maart 2021 heeft verworpen;
– vervolgens heeft de Krijgsraad zowel de defaillant, als de vervolging in de gelegenheid gesteld de namen van getuigen die zij in de onderhavige verzet strafzaak wensen te doen horen op te geven, bij welke gelegenheid de defaillant en de auditeur-militair aan de Krijgsraad hebben kenbaar gemaakt geen behoefte te hebben om getuigen te doen horen;
– de defaillant heeft, aleer de Krijgsraad zou overgaan tot zijn verhoor, op de terechtzitting van 30 april 2021 uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij gebruik wenst te maken van zijn zwijgrecht. Bij die gelegenheid hij heeft kenbaar gemaakt dat hij persisteert bij:
a) zijn verhoor en nader verhoor, die hij bij de Rechter-commissaris tijdens het Gerechtelijk Vooronderzoek respectievelijk d.d. 28 juni 2001 en 30 november 2004 heeft afgelegd, van welk verhoor en nader verhoor de processen-verbaal zich in het strafdossier dossier bevinden;
b) zijn op schrift gestelde statement, welke hij op de terechtzitting van 30 oktober 2020 heeft voorgelezen en overgelegd;
– hierna zijn de auditeur-militair en de raadsman van de defaillant in de gelegenheid gesteld om respectievelijk het requisitoir, pleidooi, repliek en dupliek te voeren, en is de defaillant na afloop van deze proceshandelingen in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren. Op daartoe uitdrukkelijk gestelde vraag van de Krijgsraad of hij indien er naar aanleiding van het laatste woord vragen gesteld zullen worden, bereid is die te beantwoorden, heeft defaillant wederom uitdrukkelijk kenbaar gemaakt gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
De Krijgsraad gaat thans over tot het wijzen van vonnis in de onderhavige verzetstrafzaak tegen de defaillant.
- De tenlastelegging
Aan dit vonnis is als bijlage I gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de inleidende dagvaarding bij de Krijgsraad, van waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De defaillant is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
- Het vonnis waarvan verzet
De Krijgsraad volhardt bij de inhoud van de eerder door haar gegeven en uitgesproken beslissing d.d. 31 maart 2021 op de door de defaillant opgeworpen preliminaire verweren betreffende nietigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de Krijgsraad en de niet-ontvankelijkheid van de auditeur-militair. Van deze beslissing is als bijlage II aan dit vonnis gehecht, een door de griffier gewaarmerkte fotokopie, van welke beslissing de inhoud moet worden geacht hier in dit vonnis te zijn overgenomen.
De Krijgsraad heeft kennis genomen van de statement van de defaillant, de vordering van de auditeur-militair bij requisitoir en repliek, van hetgeen de raadsman van de defaillant naar voren heeft gebracht bij pleidooi en dupliek, en van het laatste woord van de defaillant.
De auditeur-militair heeft gepersisteerd bij al hetgeen in de verstekprocedure in het requisitoir en het repliek is gesteld, overwogen en gevorderd op basis van de door de auditeur-militair aangedragen bewijsmiddelen en -overwegingen. De auditeur-militair heeft geconcludeerd dat de defaillant en diens raadsman geen nieuwe gezichtspunten naar voren hebben gebracht die de vervolging nopen tot andere overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring, en gevorderd dat de Krijgsraad het bij verstek gewezen en uitgesproken vonnis d.d. 29 november 2019 bekrachtigt.
De raadsman van de defaillant heeft evenals de auditeur-militair gepersisteerd bij al hetgeen in het pleidooi en het dupliek in de verstekprocedure is aangevoerd, waarbij het verzoek is gedaan om alles als herhaald te willen aanmerken op grond waarvan hij vrijspraak dan wel ontslag van rechtsvervolging voor de defaillant vordert.
Aan dit vonnis is als bijlage III gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van het op 29 november 2019 door de Krijgsraad bij verstek gewezen en in het openbaar uitgesproken vonnis tegen de defaillant. De Krijgsraad is in het verstekvonnis – en zoals dat uit de inhoud ervan blijkt – breedvoerig ingegaan op de juridische standpunten van de auditeur-militair en de raadsman van de defaillant met betrekking tot de bewijsmiddelen c.q. de bewijswaardering. De Krijgsraad heeft op basis van de door haar gebezigde bewijsmiddelen in de verstekprocedure het aan de defaillant ten laste gelegde feit, te weten medeplegen van moord, wettig en overtuigend bewezen verklaard en heeft aan de defaillant een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren opgelegd.
De auditeur-militair en de raadsman van de defaillant hebben in de onderhavige verzetprocedure, vanwege het blijven volharden in de standpunten die zij in de verstekprocedure hadden aangevoerd, de Krijgsraad geen nieuwe inzichten verschaft over de bewijsmiddelen die zijn gebezigd in het verstekvonnis.
Voor wat betreft de door de defaillant in zijn statement van 30 november 2020 en zijn laatste woord op 30 juli 2021 gehuldigde juridische standpunten over de door de Krijgsraad gebezigde bewijsmiddelen in het door haar gewezen en uitgesproken verstekvonnis, benadrukt de Krijgsraad dat zij niet in de gelegenheid is geweest om deze ter terechtzitting te toetsen dan wel aan een nader onderzoek te onderwerpen. Dit, vanwege het uitdrukkelijk beroep van de defaillant op het gebruik maken van het aan hem toekomende zwijgrecht.
De Krijgsraad wenst te benadrukken dat de defaillant de bevoegdheid toekomt om het rechtsmiddel van verzet aan te wenden, doch heeft hij naar het oordeel van de Krijgsraad met het zich daarna beroepen op zijn zwijgrecht, oneigenlijk gebruik van dit rechtsmiddel gemaakt. Dit, omdat de defaillant met het aanwenden van dit rechtsmiddel de indruk heeft doen wekken dat hij – in het kader van de waarheidsvinding – alle feiltelijke en juridisch relevante zaken die hij vanwege zijn niet verschijning in de verstek procedure heeft kunnen aandragen, bij de behandeling van de strafzaak in verzet procedure aan de orde zou stellen.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de Krijgsraad geen andere keus dan deze strafzaak zonder nader onderzoek af te doen op grond van de processtukken die zich in het strafdossier bevinden.
Nu de Krijgsraad in het door haar op 29 november 2019 gewezen en uitgesproken verstekvonnis reeds breedvoerig en ampel is ingegaan op al de juridische standpunten van de auditeur-militair en de raadsman van de defaillant en bij de inhoud van het verstekvonnis blijft volharden, zal de Krijgsraad het bij verstek gewezen en uitgesproken vonnis, waarvan thans verzet, bekrachtigen.
- Beslissing in verzet
De Krijgsraad:
Bekrachtigt het op 29 november 2019 door de Krijgsraad bij verstek gewezen en uitgesproken vonnis in de strafzaak van de auditeur-militair tegen de defaillant Bouterse, Desiré Delano.
Dit vonnis is gewezen door
drs. C.C.L.A. Valstein-Montnor, president,
S.M.M. Chu, lid,
R.G. Chatterpal, lid,
en ter openbare terechtzitting uitgesproken op 30 augustus 2021 te Paramaribo door de president van de Krijgsraad, mr. drs. C.C.L.A. Valstein-Montnor, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Oosterwolde.
w.g. N. Oosterwolde w.g.C.C.L.A.Valstein-Montnor
w.g.S.M.M.Chu
w.g.R.G.Chatterpal
Voor afschrift
De Griffier van de Krijgsraad
Mr.N. Oosterwolde