SRU-HvJ-2007-4

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-568
  • Uitspraakdatum 04 mei 2007
  • Publicatiedatum 16 juni 2023
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ter zake de uitbetaling van het salaris en de emolumenten, omdat ingevolge artikel 79 lid 1 sub b van de Personeelswet, het Hof van Justitie enkel bevoegd is tot kennisneming van vorderingen tot vergoeding van schade, voortvloeiende uit een besluit of handeling in strijd met het voorgeschrevene in de Personeelswet. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een dergelijk besluit of handeling.

Uitspraak

 

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

A-568

[Verzoeker], wonende te [plaats] aan [adres], ten deze domicilie kiezende aldaar bij het Advokatenkantoor van Dijk-Silos, gevestigd aan de Prins Hendrikstraat no.40, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.Dr.J.V.van Dijk-Silos, advokaat,

verzoeker,

t e g e n

DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Binnenlandse Zaken, ten deze vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname, kantoorhoudende te zijner Parkette aan de Henck Arronstraat no.3, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advokaat,

verweerder,

De President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

(Betalend)

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien `s Hovens interlocutoir vonnis van 5 mei 2006 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hovens voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat de bevolen comparitie van partijen niet is gehouden, waarna de zaak verwezen is naar de rolzitting van 7 juli 2006 voor uitlating zijdens verzoeker;

Overwegende, dat ter terechtzitting van 5 januari 2007, advokaat Mr.Dr.J.V.van Dijk-Silos, gemachtigde van verzoeker een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating onder overlegging van een produktie heeft genomen, waarvan de inhoud alsmede die van de overgelegde produktie hier als ingelast dient te worden beschouwd;

Overwegende, dat ter terechtzitting van 20 april 2007, advokaat Mr.A.R.Baarh, gemachtigde van verweerder een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;

Overwegende, dat het Hof hierna vonnis in de zaak heeft bepaald op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 5 mei 2006 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat nu partijen telkens ten dage waarop de bij gemeld tussenvonnis gelaste inlichtingen- en verenigingscomparitie van partijen moest worden gehouden niet zijn verschenen doch steeds bij monde van hun procesgemachtigden om uitstel vroegen blijkbaar om tot een schikking te geraken welk verzoeken – ook door het Hof werden ingewilligd, doch die schikking niet tot stand gekomen is zal het Hof thans aan het gedaan verzoek gevolg gevend, recht doen als na te melden;

Overwegende, dat verzoeker onder overlegging van een overzicht van zijn – verzoekers – tegoeden bij Conclusie tot vermindering van eis de dato 4 november 2005, van welk overzicht de inhoud als in dit vonnis letterlijk herhaald en geinsereerd wordt aangemerkt, gevorderd heeft verweerder te veroordelen tot betaling aan hem – verzoeker – van het bedrag van SRD 36.509.84,– aan salaris en emolumenten;

Overwegende, dat nog daargelaten dat, verweerder bij Conclusie tot Uitlating de dato 20 april 2007 niet slechts de juistheid van de door verzoeker gevolgde procedure in de onderhavige zaak doch ook zijn gehoudenheid tot betaling van het van hem gevorderde bedrag, als onjuist en in strijd met de terzake geldende wettelijke bepalingen heeft bestreden, het Hof ten aanzien van het van verweerder gevorderde bedrag bovendien nog opmerkt, dat het ingevolge artikel 79 lid 1 sub b van de Personeelswet (Geldende Tekst 1985) slechts bevoegd is tot kennisneming van vorderingen tot vergoeding van schade, welke voor een ambtenaar is voortgevloeid uit een besluit of handeling in strijd met het bij of krachtens de Personeelswet bepaalde (cfm Hof van Just. 2 okt.1970 inz.Mol tegen Rijcksdeel Suriname);

Overwegende, dat nu verzoeker zodanig besluit of dergelijke handeling niet heeft gesteld en daarvan ook niet gebleken is, zal verzoeker in zijn daartoe strekkende vordering alsnog niet worden ontvangen;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

Verklaart verzoeker alsnog niet – ontvankelijk in zijn verminderde vordering;

Aldus gewezen door: Mr.J.R.Von Niesewand, President, Mr.K.Pultoo en Mr.Drs.C.C.L.A.Valstein-Montnor, Leden en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 4 mei 2007, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.

w.g.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g.J.R.Von Niesewand

 

Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advokaat Mr.J.C.P.Nannan Panday namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.Dr.J.V.vanDijk-Silos en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.A.R.Baarh, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

 

M.H.