- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A 595
- Uitspraakdatum 24 augustus 2007
- Publicatiedatum 05 oktober 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de bestreden beschikking reeds ongedaan gemaakt, zodat verzoeker geen belang meer heeft bij zijn vordering. Hij zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard daarin.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
A-595
[Verzoeker], wonende aan [adres 1] in het [district 1], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Koninginnestraat no.10, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advokaat,
verzoeker,
t e g e n
DE STAAT SURINAME, Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te zijnen Parkette aan de H.A.E. Arronstraat (voorheen Gravenstraat) no. 3, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.M.S.Ishaak, advokaat,
verweerder,
De President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien ‘s Hoven interlocutoire vonnissen respectievelijk van 19 januari 2007 en 6 juli 2007 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hoven laatstvermeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;
Overwegende, dat de gemachtigde van verweerder een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating heeft overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat het Hof aanvankelijk vonnis in de zaak had bepaald op 17 augustus 2007, doch nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 19 januari 2007 en hetgeen dienaangaande is overwogen;
Overwegende, dat verweerder bij monde van zijn gemachtigde, Mr.R.Lala, Coördinator Juridische Zaken op het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, tijdens de comparitie van partijen van 23 februari 2007 – voorzover ten deze van belang – onder meer heeft verklaard, dat het verweerder bekend is dat verzoeker bij besluit, vervat in het schrijven van de Directeur van het Ministerie van Onderwijs de dato 11 augustus 2004, Ag 2930, was ontslagen; dat dit ontslag naderhand ongedaan gemaakt is en wel op 19 mei 2006; dat dat gebeurd is bij beschikking van de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de dato 19 mei 2006 AD.[nummer 1]; dat de reden waarom het ontslag ongedaan gemaakt is, is omdat naderhand de leiding van het Ministerie gebleken was, en wel bij schrijven van de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, dat verzoeker aangehouden was en in verzekering gesteld, en niet dat hij onwettig afwezig was, welke grond aanleiding was voor verweerder verzoeker te ontslaan althans het dienstverband met verzoeker te beëindigen; dat verzoeker, nadat hij gerehabiliteerd was zijn salaris over de periode augustus 2004 tot en met mei 2006 uitgekeerd gekregen heeft; dat tot slot moge worden verklaard dat verzoeker in 1996 in dienst trad van verweerder als bewaker;
Overwegende, dat verzoeker, daartoe in de gelegenheid gesteld bij tussenvonnis van 6 juli 2007, ter terechtzitting van 20 juli 2007 een conclusie nà comparitie heeft genomen, waarvan de inhoud in dit vonnis als letterlijk herhaald en geinsereerd wordt aangemerkt;
Overwegende, dat, wat van het zijdens verzoeker gestelde in voormelde conclusie ook moge zijn, het Hof aan bespreking daarvan voorbijgaat nu verzoeker blijkens het petitum slechts volstaan heeft met te vorderen de vernietiging althans nietigverklaring van de beschikking van de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de dato 12 oktober 2004 AD [nummer 2];
Overwegende, dat nu verweerder, naar tussen partijen in rechte thans vaststaat als niet weersproken zijdens verzoeker, het besluit van de directeur van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling de dato 11 augustus 2004 Ag.[nummer 3] bij beschikking van de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de dato 19 mei 2006 AD [nummer 1], ongedaan gemaakt heeft en verzoeker mitsdien geen belang meer heeft bij het zijdens hem gevorderde, zal het Hof hem alsnog niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering tegen verweerder;
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Verklaart verzoeker alsnog niet ontvankelijk in zijn vordering;
Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.Von Niesewand, President, Mr.K.Pultoo en Mr.D.D.Sewratan, Leden en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 24 augustus 2007, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
w.g.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g.J.R.Von Niesewand
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advokaat Mr.R.M.C.Denz namens de gemachtigden van partijen.
M.H
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld.