- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 14671
- Uitspraakdatum 16 november 2012
- Publicatiedatum 12 juni 2025
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
In hoger beroep bevestigt het Hof de veroordeling van de kantonrechter tot het royeren van hypotheken en teruglevering van onroerende goederen. Appellanten hebben niet binnen de termijn van artikel 271 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hun memorie van grieven ingediend en evenmin in hoger beroep een pleitnota overgelegd, hoewel zij daartoe ruimschoots de gelegenheid hebben gehad op de zittingen van 04 mei 2012, 01 juni 2012, 06 juli 2012 en 03 augustus 2012.
Uitspraak
GR- 14671
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
A. DE STICHTING RUTU,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
B. [Appellant sub B],
wonende te [plaats],
appellanten,
hierna (ook) aangeduid als respectievelijk “de stichting” en “[appellant sub B]”,
gemachtigde: mr. E. van der Hilst, advocaat,
tegen
A. [Geïntimeerde sub A],
B. [Geïntimeerde sub B],
beiden wonende te [plaats],
geïntimeerden,
hierna (ook) aangeduid als respectievelijk “[geïntimeerde sub A]” en “[geïntimeerde sub A]”,
gemachtigde: mr. E.C.M. Hooplot, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 20 juni 2006 (A.R.NO. 040170) tussen appellanten als gedaagden en geïntimeerden als eisers,
spreekt de fungerend-president, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handelingen:
- De verklaring van de griffier waaruit blijkt dat appellanten op 29 juni 2006 hoger beroep hebben ingesteld;
- Ten dage voor het nemen van een pleitnota peremptoir bepaald is er geen pleitnota genomen;
- De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is hierna nader bepaald op heden.
De beoordeling
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1. Geïntimeerden hebben in eerste aanleg, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd:
A. voor recht te verklaren dat zij overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst d.d. 3 juli 2000 de schuld aan appellanten in zijn geheel hebben voldaan en dat zij aan appellanten als onverschuldigd hebben betaald het bedrag van Euro 7.813,62.
B. Elk van de appellanten te veroordelen om binnen een week na de uitspraak, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn te (doen) royeren de hypotheken die bij akten van respectievelijk notaris mr. L.D. Hirasingh en mr. J. Currie d.d. 27 december 1996 (register B deel 1066 no. 8491) en 10 maart 1999 (register B deel 1117 no. 6697) ten behoeve van appellanten en ten laste van geïntimeerden en de stichting op de aan geïntimeerden toebehorende onroerende goederen zijn gevestigd.
C. Appellanten te veroordelen om aan geïntimeerden te betalen het bedrag van Euro 7.813,62 vermeerderd met de rente hierover ad 6% per jaar vanaf 13 januari 2004 tot aan de dag der algehele voldoening.
D. De stichting te veroordelen de eerder genoemde onroerende goederen binnen een week, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn terug te leveren aan geïntimeerden, vrij van hypotheken en beslagen en daartoe de vereiste notariёle akte te doen opmaken en te ondertekenen.
E. Elk van de appellanten te veroordelen tot betaling van een dwangsom van sf. 10.000.000,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het voormelde te voldoen danwel in strijd daarmee te handelen.
1.2. De kantonrechter heeft de vorderingen van geïntimeerden bij vonnis van 20 juni 2006 toegewezen en daartoe, onder meer, overwogen dat gebleken is dat zij inderdaad aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan.
2.1 Appellanten hebben blijkens de aantekening van de griffier op 29 juni 2006 appel aangetekend tegen het vonnis van 20 juni 2006. Tevens blijkt uit voormeld vonnis dat appellanten vertegenwoordigd door mr. N.B. San A Yong namens hun gemachtigde bij de uitspraak in eerste aanleg aanwezig zijn geweest. Gelet op het voorgaande hebben appellanten ingevolge het bepaalde in artikel 264 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen de termijn van dertig dagen gerekend vanaf de dag der uitspraak en derhalve tijdig appel aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij ontvankelijk zijn in het ingesteld hoger beroep.
2.2. Appellanten hebben evenwel binnen de daarvoor bij artikel 271 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde termijn geen memorie van grieven ingediend en evenmin hebben zij een pleitnota in hoger beroep ten processe overgelegd, hoewel zij daartoe ruimschoots de gelegenheid hebben gehad op de terechtzittingen in hoger beroep de dato 04 mei 2012, 01 juni 2012, 06 juli 2012 en 03 augustus 2012.
2.3. Nu appellanten geen grieven tegen het beroepen vonnis hebben aangevoerd en het hof ambtshalve evenmin feiten en/of omstandigheden zijn gebleken die een vernietiging van het beroepen vonnis zouden rechtvaardigen, rest er niets anders dan het vonnis waarvan beroep te bevestigen;
2.4. Appellanten zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de gedingkosten in hoger beroep aan de zijde van geïntimeerden gevallen en zoals hierna in het dictum te begroten.
De beslissing in hoger beroep
Het hof:
Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton de dato 20 juni 2006, waarvan beroep;
Veroordeelt appellanten in de gedingkosten aan de zijde van geïntimeerden in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Nihil;
Aldus gewezen door mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. R.G. Chatterpal en mr. M.V. Kuldip Singh, Leden-Plaatsvervanger en
w.g. A. Charan
door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 16 november 2012, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Mangroelal namens hun gemachtigde, advocaat mr. E. van der Hilst en geïntimeerden vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Amirkhan namens hun gemachtigde, advocaat mr. E.C.M. Hooplot, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld.