- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-698
- Uitspraakdatum 02 november 2012
- Publicatiedatum 14 juli 2020
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
[verzoeker] vordert vernietiging van het besluit om aan hem een tuchtstraf van schorsing op te leggen. Het Hof oordeelt dat verzoeker tegenbewijs mag leveren en stelt [verzoeker] hiertoe in de gelegenheid.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME IN AMBTENARENZAKEN
A-698
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te Paramaribo,
verzoeker,
gemachtigde voorheen: mr. L.C.A. Latour,
thans: mr. L.H.R. Rogers, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het ministerie van Justitie en Politie,
vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
kantoorhoudende te Paramaribo,
verweerder,
gevolmachtigde: mr. R.A.J. Hupsel, advocaat,
Spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgend vonnis uit.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met [verzoeker] respectievelijk de Staat.
- Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- het verzoekschrift met bijbehorende producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie dd. 8 maart 2010;
- het verweerschrift met producties;
- het proces-verbaal van het op 4 maart 2011 gehouden verhoor van [verzoeker];
- de conclusie tot uitlating na gehouden verhoor van verzoeker zijdens de Staat;
- de mondelinge conclusie tot uitlating zijdens verzoeker.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
- De feiten
2.1 [verzoeker] is ambtenaar in de zin van de Personeelswet. Hij is te werk gesteld bij de Hoofdafdeling Delinquentenzorg van het ministerie van Justitie en Politie (hierna Juspol), in de functie van Adjunct Hoofd Penitentiaire Ambtenaar.
2.2 Bij beschikking gedateerd 18 december 2009 van het ministerie van Juspol, j.no. 7651/09 heeft [verzoeker] een tuchtstraf opgelegd gekregen. De tuchtstraf houdt in een schorsing voor de duur van twee weken met stilstand van inkomsten gedurende de schorsingsperiode.
2.3 In de genoemde beschikking is als reden voor de aan [verzoeker] opgelegde tuchtstraf opgenomen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het nuttigen van alcohol binnen de inrichting.
2.4 [verzoeker] is op 10 februari 2010 in kennis gesteld van voornoemde beschikking.
- De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 [verzoeker] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis van het Hof van Justitie in Ambtenaren zaken, uitvoerbaar bij voorraad:
- vernietiging althans nietigverklaring van het besluit om aan hem een tuchtstraf van schorsing op te leggen;
- veroordeling van de Staat om de aan hem opgelegde tuchtstraf te herzien met terugstorting van de ingehouden inkomsten, onder verbeurte van een dwangsom.
3.2 [verzoeker] ontkent zich te hebben schuldig gemaakt aan het nuttigen van alcohol binnen de inrichting. Volgens hem heeft de Staat gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3 De Staat heeft verweer gevoerd. Het Hof komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.
- De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1 Nu [verzoeker] op 10 februari 2010 in kennis is gesteld van de beschikking, en het verzoekschrift is ingediend op 8 maart 2010, constateert het Hof dat hij binnen de bij wet vastgestelde in beroep is gekomen tegen de beschikking. [verzoeker] is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
4.2 De Staat heeft aangevoerd dat uit onderzoek gebleken is dat [verzoeker] zich op 17 februari 2009, zijnde 1 dag voor zijn verjaardag, in groepsverband heeft schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholhoudende drank binnen de inrichting gedurende diensttijd. Volgens de Staat zou [verzoeker] geld ter beschikking hebben gesteld om soft en Red Label te kopen. In het kader daarvan is er een onderzoek geweest en de penitentiair ambtenaar [naam 1], heeft een informatierapport opgesteld. Daarnaast hebben enkele penitentiaire ambtenaren zich terzake moeten verweren. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de Staat een afschrift van het door [naam 1] opgemaakte informatierapport gedateerd 23 februari 2009 en enkele verweerschriften van penitentiaire ambtenaren overgelegd.
4.3 Het Hof citeert- zover van belang- uit de volgende door de Staat overgelegde documenten:
- het informatierapport gedateerd 23 februari 2009, afkomstig van de penitentiair ambtenaar [naam 1]:
“….Op dinsdag 17 februari had ik de dienst voortgezet in de middagdienst en werd ingedeeld in de Postwacht. Omstreeks 14.40 werd er geld verzameld door mij en enkele andere PA’s met de bedoeling om voeding te kopen. …..Nadat de voeding was gekocht, hebben wij het genuttigd, waarna [naam 2] naar de winkel aan de overkant van de inrichting ging om een grote soft te kopen. De soft werd door hem gebracht naar de CK (controle kamer) samen met iets gewikkeld in krantenpapier. ….Intussen kwamen de navolgende PA’s in de C.K.: H.P.A. [naam 3], P.A. [naam 4], A.H.P.A. [verzoeker], H.P.A. [naam 2] was reeds daar. Ik zat in de Postwacht en had toen nog niet het geringste vermoeden dat er alcohol was gekocht en dat dat hoogstwaarschijnlijk in krantenpapier was gewikkeld. Pas nadat ik aangeboden werd om wat te gebruiken vanwege het feit dat A.H.P.A. [verzoeker] de volgende dag jarig zou worden, wist ik dat het om alcohol ging en heb ik na lang aandringen een shot vermengd met soft (cola) geschonken en ben weer op mijn post gekomen. Daarna (omstreeks na 45 minuten) ging ik in de CK wederom om wat cola in te schenken en zag ik nu een fles alcohol, ditmaal driekwart gevuld op tafel staan. ….. Ik realiseerde mij dat vermoedelijk het om een andere fles ging, omdat de fles waaruit ik had geschonken bijna leeg was.………”.
- het verweerschrift afkomstig van [naam 3], gedateerd 19 februari 2009:
“…Op 17 februari in de middagdienst zijnde zag ik collega’s in de controle kamer iets aan het gebruiken, en vroeg wat er gaande is, horende bij monde dat de adj. Hfd. P.A. [verzoeker] jarig was. Er werd mij een shot aangeboden en nadien nog twee…..”.
- het verweerschrift afkomstig van [naam 2], gedateerd 24 februari 2009:
“…. Naar aanleiding van uw schrijven de dato 23 februari 2009…. Moge ik u mededelen dat ik op dinsdag 17 februari omstreeks 16.00 uur wat rijst zat te eten in de controlekamer. Ik hoorde vanuit de postwacht dat adjunct hoofd P.A. [verzoeker] de volgende dag jarig zou worden en dat hij hierop wat drank zou aanschaffen. Er werd whisky en frisdrank en wat versnaperingen aangeboden. Ik nuttigde ook twee tot drie shots whisky. Ik moge u ook mededelen dat er twee tot drie flessen whisky en drank werden gedronken…..”.
4.3.1 Zoals eerder overwogen ontkent [verzoeker] zich te hebben schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholische drank in de inrichting. Als gevolg van deze ontkenning, zou de Staat, ingevolge de regels van het bewijsrecht, het bewijs van zijn verweer in rechte moeten bijbrengen. Evenwel is het Hof van oordeel dat, gelet op de inhoud van het door de Staat overgelegde informatierapport en verweerschriften zoals hiervoor omschreven in onderlinge samenhang gezien en gelezen, voorshands bewezen wordt geacht dat de Staat het van haar verlangde bewijs heeft bijgebracht. Dit heeft tot gevolg dat [verzoeker] tegenbewijs mag leveren. Met name zal [verzoeker] moeten bewijzen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholhoudende drank in de inrichting op die bewuste dag van 17 februari 2009. [verzoeker] zal in de gelegenheid worden gesteld om het van hem verlangde tegenbewijs te leveren, en wel zoals in het dictum te melden.
4.4 Voor het overige zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
- De beslissing
5.1 Stelt [verzoeker] in de gelegenheid om door alle middelen rechtens, meer speciaal middels getuigen te bewijzen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholhoudende drank in de inrichting en wel ter terechtzitting van vrijdag, 4 januari 2013 om 12.00 uur des middags.
5.2 Benoemt tot Rechter-Commissaris, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran.
5.3 Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door: mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. D.G.W. Karamat-Ali, Leden-Plaatsvervanger
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
en door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 2 november 2012, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advocaat mr. L.H.R. Roger en verweerder vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W. van der San namens zijn gemachtigde, mr. R.A.J. Hupsel, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld