- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A 740
- Uitspraakdatum 01 november 2013
- Publicatiedatum 03 oktober 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Verzoeker heeft geen bezwaar in de zin van artikel 78 lid 1 PW aangetekend, nu hij zijn bezwaar bij de directeur van het Ministerie van Justitie en Politie heeft aangetekend, terwijl conform voormeld artikel hij binnen een maandbij het hoger gezag dan het orgaan dat het besluit heeft genomen, in casu de President van de Republiek Suriname, bezwaar aan te tekenen. Om die reden zal het Hof voor wat betreft de termijn voor het indienen van de onderhavige vordering dienen uit te gaan van het bepaalde in artikel 80 lid 1 sub b PW. Nu verzoeker de termijn vastgelegd in artikel 80 lid 1 PW (1 maand) ruimschoots heeft overschreden, de beschikking is namelijk in juli 2010 aan hem uitgereikt en zijn verzoekschrift dateert van 08 juni 2011, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Uitspraak
A-740
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[Verzoeker],
wonende in het [district],
verzoeker, hierna aangeduid als “[verzoeker]”,
gemachtigde: mr. E.D. Esajas, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Justitie en Politie,
zetelende te Paramaribo,
verweerder, hierna aangeduid als “de staat”,
gemachtigde: mr. A.W. van der San, advocaat,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.
Het procesverloop
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- verzoekschrift d.d. 08 juni 2011, ter griffie ontvangen op 08 juni 2011, met producties;
- verweerschrift d.d. 21 juli 2011;
- de beschikking van het hof van 01 november 2011 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald op 02 december 2011, welke behandeling is verplaatst naar 02 maart 2012;
- het proces-verbaal d.d. 02 maart 2012, betreffende het verhoor van partijen;
- de conclusie tot overlegging van productie d.d. 16 maart 2012;
- de pleitnota d.d. 20 april 2012, met producties;
- antwoordpleitnota d.d. 04 mei 2012;
- repliekpleitnota en uitlating producties d.d. 20 juli 2012;
- bij dupliekpleitnota d.d. 20 juli 2012 heeft de gemachtigde van de Staat mondeling gepersisteerd.
De beoordeling
- Het gaat in deze zaak om het volgende.
- [verzoeker] heeft vanaf het jaar 1994 een vaste aanstelling bij de staat en bekleedt thans de rang van Penitentiair Ambtenaar.
- Bij Ministeriële beschikking d.d. 03 juni 2010 [nummer 1] is [verzoeker] geschorst voor de periode van één week met stilstaand van de bezoldiging gedurende de schorsingsperiode.
- Op 12 juli 2010 heeft [verzoeker] bij de Directeur van Justitie en Politie bezwaar aangetekend tegen het besluit zoals vervat in de hiervoor omschreven beschikking.
2.1. In het inleidend verzoekschrift heeft Darson gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- de beschikking, althans het besluit daarin vervat, d.d. 3 juni 2010 met bureau No. J. 3572/10 waarbij hem een tuchtstraf is opgelegd, niet te verklaren;
- de staat te veroordelen uitvoering te geven aan het om dezen te geven vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000,–, althans een door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat de staat weigert aan de uitvoering van het vonnis te voldoen;
III. de staat te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2. De staat voert verweer tegen de vordering. Op dat verweer en op de overige standpunten van partijen zal, indien nodig, in het hiernavolgende worden ingegaan.
3.1. Gebleken is dat [verzoeker] op 12 juli 2010 bezwaar tegen het besluit van de Staat bij de directeur van het Ministerie van Justitie en Politie heeft aangetekend. Ingevolge het bepaalde in artikel 78 lid 1 PW dient [verzoeker] binnen een maand bij het hoger gezag dan het orgaan dat het besluit heeft genomen bezwaar aan te tekenen. Daar in dit specifiek geval de directeur van het Ministerie van Justitie en Politie niet tot het hoger gezag behoort, doch de President van de Republiek Suriname, kan het bezwaar van [verzoeker] niet worden aangemerkt als te zijn een bezwaar in de zin van artikel 78 lid 1 PW. Om die reden zal het Hof voor wat betreft de termijn voor het indienen van de onderhavige vordering dienen uit te gaan van het bepaalde in artikel 80 lid 1 sub b PW.
Op grond van artikel 80 lid 1 sub b PW is een vordering tot nietigverklaring van een besluit niet – ontvankelijk indien deze is ingesteld meer dan een maand nadat het besluit ter kennis van de belanghebbende is gebracht. Tussen partijen staat vast dat de beschikking d.d. 3 juni 2010 met bureau [nummer 1] in juli 2010 aan [verzoeker] is uitgereikt. [Verzoeker] heeft het verzoekschrift op 08 juni 2011 ter griffie van het Hof ingediend. Dit leidt tot de slotsom dat [verzoeker] de voormelde termijn ruimschoots heeft overschreden, zodat hij niet ontvankelijk is in zijn vordering.
3.2. Gelet op de aard van de onderhavige procedure en de daarbij betrokken belangen acht het hof termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.
De beslissing
Het Hof:
verklaart [verzoeker] niet ontvankelijk in zijn vordering;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten van de procedure draagt.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. S.M.M. Chu, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 1 november 2013, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, advocaten mr. E.D. Esajas en mr. A.W. van der San, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld