- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-716
- Uitspraakdatum 04 april 2014
- Publicatiedatum 08 augustus 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Het besluit is deugdelijk gemotiveerd, doch heeft eiser recht op vrije meningsuiting en is het besluit bovendien in strijd met het beginsel van de zuiverheid van oogmerk. Daarenboven is in de verweeraanzegging een ander ontslaggrond genoemd (plichtsverzuim) dan de ontslaggrond die is genoemd in de resolutie (onmogelijkheid van samenwerking). Het besluit in de resolutie is in strijd met de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur, met name het beginsel van de zuiverheid van oogmerk en het besluit dient derhalve nietig te worden verklaard.
Uitspraak
Het Hof van Justitie van Suriname
In de zaak van
[Eiser],
wonende te [plaats],
eiser, hierna aangeduid als “[eiser]”,
gemachtigde: mr. F. Kruisland, advocaat (thans overleden),
tegen
de Staat Suriname, meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Politie,
zetelende te Paramaribo,
verweerder, hierna aangeduid als “de Staat”,
gemachtigde: mr. A.W. van der San, advocaat,
spreekt de fungerend president, in naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.
- Het procesverloop
- Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met producties, ter Griffie ontvangen op 17 december 2010, van de kant van [eiser];
- het verweerschrift met producties, ter Griffie ontvangen op 31 januari 2011, van de kant van de Staat;
- de beschikking van het hof, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald op 6 mei 2011;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 7 januari 2011;
- het doorlopend proces-verbaal, vermeldende dat de gemachtigde van eiser heeft verklaard dat geen schikking is bereikt en vonnis heeft gevraagd;
- de pleitnota overgelegd op 3 juni 2011;
- de antwoordpleitnota overgelegd op 7 oktober 2011;
- de repliek pleitnota overgelegd op 21 oktober 2011;
- de dupliek pleitnota overgelegd op 2 december 2011.
- De uitspraak van het vonnis was bepaald op 2 maart 2012, doch is aangehouden tot heden.
- De feiten
- Het gaat in deze zaak om het volgende.
[Eiser] is bij resolutie van 3 augustus 2010 no. [nummer] met ingang van 16 juni 2010 benoemd tot onder directeur Algemeen Beheer op het Ministerie van Justitie en Politie.
- Bij resolutie van 29 november 2010 Bureau no. [nummer 2] en no. [nummer 3] is aan haar ontslag verleend waarbij als ontslaggrond is genoemd: “onmogelijkheid van samenwerken aan de ambtenaar te wijten”
- Deze beschikking is bij exploit van 3 december 2010 [eiser] betekend.
- De vordering en de grondslag
3.1 [Eiser] vordert:
Primair:
De resolutie van de President van de Republiek Suriname d.d. 29 november 2010 en aangeduid met Bureau no. [nummer 2] en no. [nummer 3], waarbij aan [eiser] ontslag is verleend zal worden nietig verklaard, althans vernietigd;
Subsidiair:
De onder primair genoemde resolutie zal worden nietig verklaard althans vernietigd, voor wat betreft de datum van ingang van het aan verzoekster daarbij verleende ontslag;
Primair en Subsidiair:
Veroordeling van de Staat in de kosten van het geding.
3.2 De grondslag:
[Eiser] voert als grondslag voor het gevorderde aan dat het besluit:
- in strijd is met de wet en
- in strijd met de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en motiveert die grondslag alsvolgt:
- het besluit bevat een ondeugdelijke motivering: Omdat niet is aangegeven met wie die onmogelijkheid van samenwerking is ontstaan: nu zij niet met de president werkt kan die onmogelijkheid niet aanwezig worden geacht ; met de minister is er geen onmogelijkheid ontstaan welke aan haar te wijten is ; haar uitlatingen zijn bovendien uit hun context gehaald.
- het besluit is in strijd met artikel 19 Grondwet: zij mag deelnemen aan het politieke leven en dat brengt met zich mee dat zij haar mening, oordeel, gevoelens, opvattingen en ideeen openlijk en in het openbaar uitdraagt en moet uitdragen. Zij mag haar mening dus geven tenzij dat in strijd zou zijn met de rechten en reputatie van anderen of met de nationale veiligheid of de openbare orde of de goede zeden.
- het besluit is in strijd met het beginsel van zuiverheid van oogmerk: in de verweeraanzegging aan [eiser] zijn de uitlatingen die later zijn opgenomen in de ontslagresolutie, niet genoemd. Daarnevens heeft zij geen denigrerende opmerkingen gemaakt over de president van het land. Door deze uitlatingen wel in de ontslagresolutie te noemen toont gedaagde onzuiverheid van oogmerk, immers kan [eiser] zich daar dan niet meer over uitlaten want dan is het ontslag al een feit. De uitlatingen, indien zij ze zou hebben gedaan, zijn overigens niet in strijd met enige ambtsplicht.
- een tweede strijdigheid met het beginsel van zuiverheid van oogmerk: in de verweeraanzegging staat dat de uitlatingen zouden kunnen worden aangemerkt als “plichtsverzuim”, doch in de ontslagresolutie staat die ontslaggrond niet. In de ontslagresolutie staat de ontslaggrond uit artikel 69 lid 2 sub e, namelijk: onmogelijkheid van samenwerking aan de ambtenaar te wijten.
- het besluit is in strijd met artikel 71 lid 4 van de Personeelswet: de termijn die in acht genomen moet worden bij genoemde ontslaggrond is: de tweede kalendermaand na kennisname van het ontslagbesluit door de ambtenaar. De ingangsdatum is in casu 4 december 2010 doch zou moeten zijn 1 maart 2011.
- Bevoegdheid
4.1 Gelet op hetgeen hiervoor bij 2.1 is overwogen dient [eiser] als een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Personeelswet te worden beschouwd.
4.2 Op grond van artikel 79 lid 1 sub a van de Personeelswet oordeelt het hof onder meer over vorderingen tot nietigverklaring van een ten aanzien van een ambtenaar of gewezen ambtenaar genomen, voor nietigverklaring vatbaar, besluit wegens strijd met een wettelijk voorschrift of wegens kennelijk ander gebruik van een bevoegdheid dan tot het doel waartoe die bevoegdheid is gegeven, dan wel wegens strijd met enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Blijkens het tweede lid van dat artikel zijn besluiten tot schorsing of ontslag vatbaar voor nietigverklaring.
Gelet op het voorgaande is het hof dan ook bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring van het besluit van de Staat tot ontslag van een ambtenaar, waarvan in het onderhavige geval sprake is.
- Ontvankelijkheid
5.1 Het door [eiser] bestreden besluit tot ontslag, vervat in de beschikking van 29 november 2010, is op 3 december 2010 bij deurwaardersexploit ter kennis van [eiser] gebracht.
5.2 De vordering van [eiser] is ingediend op 17 december 2010.
5.3 De vordering is ingediend binnen een maand nadat het besluit ter kennis van [eiser] is gebracht en is derhalve ingevolge het bepaalde in artikel 80 lid 1 sub b van de Personeelswet ontvankelijk.
- Het verweer van de Staat
De Staat werpt als verweer op:
- dat de uitlatingen van [eiser] krenkend waren voor het bevoegd gezag en kunnen worden aangemerkt als uitlatingen die een situatie creeeren voor de onmogelijkheid van samenwerking;
- dat [eiser] onderdeel is van het ambtenaren apparaat welke als belangrijke werkarm functioneert van het staatsbestuur, waardoor zij onderdeel uitmaakt van een werkarm van de President en daardoor wel een werkrelatie heeft met de President; ook heeft ze om die reden een werkrelatie met de Minister die onderdeel uitmaakt van de regering belast met regeringstaken.
- De beoordeling
7.1 Het Hof zal de gronden thans bespreken beginnende bij de eerste grond, namelijk dat het besluit in strijd is met het beginsel van de deugdelijke motivering:
Uit de resolutie blijkt dat het besluit alsvolgt is gemotiveerd: “dat [eiser] voornoemd in een vraaggesprek van 25 oktober 2010 met Radio 10 en Radio ABC uitlatingen tegen de President van de Republiek Suriname en de Minister van Justitie en Politie heeft gedaan; dat op grond hiervan [eiser] voornoemd verweer is aangezegd bij schrijven van 27 oktober 2010 … ; dat [eiser] zich heeft verweerd doch heeft de feiten niet kunnen weerleggen; immers de door [eiser] gedane uitspraken als: dat Bouterse althans het Staatshoofd eventjes President is; dat zij niet weet of de Minster van Justitie en Politie haar op het matje kan roepen; dat zij bovendien niet ervan gediend is dat de Minster haar op het matje roept; dat zij het onethisch vindt dat de Minister van Justitie en Politie het verzoek doet om haar handtekening mede te plaatsen onder notulen, althans woorden van gelijke strekking en of betekening recht overeind blijven; dat de gedragingen c.q. uitlatingen van [eiser] voornoemd desavouerend zijn en van dien aard zijn dat onmogelijkheid van samenwerking is ontstaan”
Uit de hiervoor omschreven motivering is voor [eiser] te begrijpen wat de grond is van het besluit, namelijk dat zij zich naar de mening van het bevoegd gezag door de genoemde uitlatingen te doen op een wijze heeft gedragen die leiden tot een onmogelijkheid van samenwerking;
Nu de motivering van het besluit voldoende duidelijkheid biedt in de reden voor het ontslag en de gedragingen die tot het ontslag hebben geleid is naar het oordeel van het Hof het besluit deugdelijk gemotiveerd.
Het Hof zal dan ook voorbij gaan aan die grond.
7.2 Ten aanzien van de tweede grond, namelijk strijdigheid met artikel 19 van de Grondwet, het recht op vrije meningsuiting, overweegt het Hof alsvolgt:
Door [eiser] zijn bij repliek twee compact discs overgelegd houdende de interviews waar het in casu over gaat waarna door de Staat is bevestigd dat op de compact discs de interviews staan waar de ontslagresolutie over handelt;
Uit de geluidsopnamen blijkt naar het oordeel van het Hof alsvolgt:
Ten aanzien van het gesprek op ABC op 25 oktober 2010:
Het Hof heeft dit gesprek alsvolgt begrepen: [eiser] is door de journalist gevraagd over het onderhoud met de Minister (minister van Justitie en Politie) in verband met de ontheffing. De journalist stelt enkele vragen daarover. Zij geeft een vrij neutraal relaas over hoe het gesprek is verlopen.
Het Hof is van oordeel dat in dat gesprek geen uitspraken zijn gedaan die in het onderhavig kader opmerkelijk zijn, [eiser] heeft op vragen van de pers aangegeven hoe het gesprek over de ontheffing is verlopen en heeft daartoe het recht; haar beroep op haar recht op vrije meningsuiting is derhalve gegrond;
Ten aanzien van het gesprek op radio 10 op 25 oktober 2010:
Het Hof heeft dit gesprek alsvolgt begrepen: [eiser] geeft in dit gesprek aan wat er aan haar voorgehouden is door de Minister in verband met haar ontheffing. Zij geeft haar mening daarover. Zij geeft aan dat de Minister niet het bevoegde gezag is in het geval van onder directeuren. Zij geeft aan dat zij met de minister daarover heeft gesproken.
De journalist stelt naar aanleiding van het ontslag enkele vragen, met name of zij niet bang is dat zij door dit vraaggesprek op het matje geroepen zal worden. Zij geeft daarop antwoord, welk antwoord zo door het Hof begrepen wordt: dat de ontheffing haar betreft en dat zij daar over mag praten als een journalist vragen erover stelt.
De journalist stelt op een gegeven moment aan de orde dat het “op een aaneenschakeling van politieke soaps lijkt” en [eiser] reageert daar op en geeft in een relaas haar visie over de actuele politieke situatie waarbij zij onder andere ingaat op de lange strijd die zij voert tegen de leider van een andere politieke partij. Daarbij doet zij de uitlating dat die bedoelde leider “eventjes president is” zoals in de resolutie is aangegeven.
Naar het oordeel van het Hof moet deze opmerking worden geplaatst in de context van de vraagstelling van de journalist en haar antwoord betreffende de lange politieke strijd tussen haar als politica en de leider van de genoemde politieke partij.
Ook ten aanzien van dit gesprek is het Hof van oordeel dat er geen uitspraken zijn gedaan die in het onderhavig kader opmerkelijk zijn, althans niet van dien aard dat die zouden moeten leiden tot ontslag op grond van onmogelijkheid van samenwerking; ook hier is haar beroep op haar recht op vrije meningsuiting derhalve gegrond;
7.3 Ten aanzien van de derde grond en vierde grond: de onzuiverheid van oogmerk op twee manieren:
Het Hof verwijst voor deze gronden eveneens naar de hierboven genoemde analyses van de gesprekken.
Het eerste punt betreffende onzuiverheid van oogmerk betreft de stelling van [eiser] dat zij geen beledigende zaken heeft geuit en dat in de resolutie uitlatingen staan die in de verweerbrief niet zijn genoemd en verder dat de uitlatingen uit hun context zijn gehaald:
De grondslag genoemd door [eiser] dat zij geen beledigende zaken heeft geuit ten aanzien van de President van het land of de Minister van Justitie en politie is reeds hierboven komen vast te staan.
Tevens blijkt uit een vergelijking van de verweeraanzegging en de resolutie dat inderdaad uitlatingen in de resolutie zijn opgenomen die niet in de verweerbrief staan. Zo staat de eerste uitlating uit de resolutie (a) anders in de verweerbrief en staat de tweede uitlating (b) in de resolutie niet in de verweerbrief.
Het Hof overweegt dat in de verweeraanzegging van [eiser] onder andere het volgende is opgenomen:
“In een vraaggesprek van 25 oktober 2010 van Radio 10 heeft u onder meer de volgende uitspraken gedaan of woorden van gelijke strekking:
“dat het Staatshoofd eventjes President is”,
“ dat u het onethisch vindt dat de Minister van Justitie en Politie aan u het verzoek doet uw handtekening mede te plaatsen onder de notulen” ;
“ dat u er niet van gediend bent om op het matje geroepen te worden door de Minister van Justitie en Politie” ;
voorts heeft u zowel de Minister van Justitie en Politie als de regering in voormeld vraaggesprek besproken. U dient als ambtenaar te weten dat u niet langer deel uitmaakt van de Nationale Assemblee en daarom geen parlementaire immuniteit meer geniet om bepaalde uitspraken in het openbaar te kunnen doen; … in het onderhavig vraaggesprek heeft u alle gezagsverhoudingen terzijde geschoven …… de uitspraken aan het adres van de President van de Republiek Suriname en de Minster van Justitie en Politie gedaan, kunnen niet worden getolereerd, omdat zulks vooral tot ondermijning van het gezag van de President leidt en politisering van het ambtelijk apparaat ….. de door u gedane uitspraken kunnen ernstig plichtsverzuim opleveren en derhalve wordt u in de gelegenheid gesteld zich te verweren ..”.
7.4 Het tweede punt betreffende onzuiverheid van oogmerk waarbij [eiser] stelt dat de ontslaggrond in de verweerbrief een andere is dan de ontslaggrond in de resolutie:
Het Hof overweegt dat in de verweeraanzegging [eiser] zich tegen plichtsverzuim moest verweren, de grond genoemd onder artikel 69 lid 2 PW.
Zij heeft daarop verweer gevoerd.
Het Hof overweegt dat zij hierna blijkens de ontslagresolutie op een andere grond is ontslagen namelijk de grond genoemd in artikel 69 lid 2 onder e PW, een andere ontslaggrond en wel de grond “onmogelijkheid van samenwerking aan de ambtenaar te wijten”.
7.5 Het Hof is van oordeel dat de grondslag door [eiser] aangevoerd, namelijk dat het besluit in strijd is met het beginsel van de zuiverheid van oogmerk is komen vast te staan nu het uit de geluidsopnamen is gebleken dat er geen zaken zijn gezegd door eiser] die een zodanige strekking hadden dat zij vanwege het beledigend karakter tot een onmogelijkheid van samenwerking zouden moeten leiden, voorts dat de uitlatingen opgenomen in de ontslagresolutie verschillen van de uitlatingen opgenomen in de verweeraanzegging en voorts dat de ontslaggrond opgenomen in de verweeraanzegging een andere is dan de ontslaggrond opgenomen in de ontslagresolutie.
[Eiser] is blijkens de ontslagresolutie ontslagen op een grond waartegen zij zich niet heeft kunnen verweren.
7.6 Het Hof overweegt ten aanzien van de vijfde grond namelijk de ingangsdatum van het ontslag dat ook die grond is komen vast te staan. De in de wet genoemde termijn is niet in acht genomen. Echter is die grond niet meer relevant nu het Hof van oordeel is dat de tweede, derde en vierde grond zijn komen vast te staan.
7.7 Het Hof is van oordeel dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk met name het beginsel van de zuiverheid van oogmerk en het besluit zal op grond daarvan nietig worden verklaard.
- De beslissing
Het Hof:
verklaart nietig het besluit waarbij [eiser] ontslag uit staatsdienst is verleend vervat in de resolutie van 29 november 2010 bureau no. [nummer 2] en no. [nummer 3]
Aldus gewezen en uitgesproken door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.M.M. Chu, Lid en mr. A.C. Johanns, Lid-Plaatsvervanger en
w.g. D.D. Sewratan
door mr. A. Charan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 4 april 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend- Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. A. Charan
Partijen, verzoekster vertegenwoordigd door advocaat mr. Sh. Somai-Sheombar namens haar gemachtigde, advocaat mr. C.B. Lachman en verweerder vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. Meijnaar namens zijn gemachtigde, advocaat mr. A.W. van der San, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
M.E. van Genderen-Relyveld