SRU-HvJ-2019-59

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 05/2019
  • Uitspraakdatum 23 januari 2019
  • Publicatiedatum 02 oktober 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    De enkele omstandigheid dat de verdachte op die bewuste dag zijn werkzaamheden als douaneambtenaar uitoefende op de controlepost levert naar het oordeel van het hof onvoldoende grond op voor de aanname van de kwalificatie “ passieve medeplichtigheid”.
    Het bestanddeel “ opzet” van de verdachte is niet uit de verf gekomen bij dit onderzoek. Het enkel nalaten van de uitvoering van de controle zijdens de verdachte op zichzelf beschouwd is onvoldoende om aan te nemen dat zijn opzet was gericht op het voorbereiden, bevorderen dan wel het voltooien van het misdrijf. Uit het onderzoek zijn er geen andere ondersteunende bewijsmiddelen gebleken die de aanwezigheid en / of de handelingen van de verdachte kunnen linken aan het medeplichtig zijn bij het wegmaken van de veertig voet container inhoudende sigaretten toebehorende aan het bedrijf.
    De consequentie van het voorgaande is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de beschuldigingen zoals verwoord in de tenlastelegging.

Uitspraak

IN NAAM VAN DE REPUBLIEK!

Vonnisnummer: 05/2019
Uitspraak: woensdag 23 januari 2019
Parketnummer: 01 -01 – 7205
TEGENSPRAAK

APPELSTRAFKAMER

Het Hof van Justitie van Suriname

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegd vonnis, van de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen op 21 juni 2011 en uitgesproken tegen de verdachte:

[Verdachte], geboren op [geboortedatum] te [district], douaneambtenaar van beroep en wonende aan de [adres] te [district], thans in vrijheid verkerend.

De verdachte is in persoon verschenen en wordt bijgestaan door zijn raadsman,
mr. F.F.P. Truideman, advocaat bij het Hof van Justitie.

Ontvankelijkheid appel

Uit de stukken van de zaak in eerste aanleg welke aan het hof zijn overgelegd door de Griffie der Kantongerechten is gebleken dat de verdachte op 23 juni 2011 op de voorgeschreven wijze appel heeft aangetekend tegen het voormelde vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton.

Gelet op het vorenstaande heeft de verdachte tijdig appel aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve hij daarin ontvankelijk is.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit vonnis is, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de vervolgingsambtenaar.

De vervolgingsambtenaar heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton waarbij de verdachte ter zake het onder B ten laste gelegde (medeplichtigheid aan diefstal, misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 370 juncto artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie ( 3) jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, zal vernietigen en de verdachte voor het onder B ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.

De verdediging heeft bepleit dat het hof het vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 21 juni 2011 zal vernietigen en de verdachte zal vrijspreken van de algehele tenlastelegging.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 21 juni 2011 is de verdachte – verkort weergegeven – veroordeeld voor het feit onder B van de tenlastelegging tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie ( 3) jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.

Het hof kan zich niet verenigen met het vonnis van de kantonrechter, weshalve het vonnis zal worden vernietigd en opnieuw zal worden recht gedaan zoals hierna uiteen te zetten.

De tenlastelegging:

Aan dit vonnis is als bijlage I gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de inleidende dagvaarding in het Tweede Kanton, van waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

Indien in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

VRIJSPRAAK

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte aan feiten van de inleidende dagvaarding ten laste is gelegd en zal de verdachte daarvan integraal vrij spreken.

MOTIVERING VAN DE VRIJSPRAAK

Het feitelijk gebeuren:

[bedrijfsnaam] (voormalige [bedrijfsnaam]) had een 40 (veertig) voet container inhoudende 1100 (elfhonderd) kartonnen sigaretten van het merk Morello uit [land] geïmporteerd. Op 01 augustus 2007 kwam de container met inhoud als voormeld hier te lande aan. Op dezelfde dag werd de container met inhoud bij NV Haven Beheer Suriname gelost en op de container opslagplaats te Nieuwe Haven opgeslagen. De container was verzegeld en was voorzien van het nummer [nummer]. Deze container bleek later niet meer te vinden zijn op de daartoe bestemde opslagplaats op het Nieuwe Havencomplex. Uit de registratie van de afgifteformulieren voor containers blijkt dat voormelde container niet is ingeklaard voor afgifte en dat voormelde container nog steeds in de administratie van het NV Haven Beheer stond geregistreerd als te zijn opgeslagen. In voormelde periode was er een aanvang gemaakt met de rehabilitatie van NV Haven Beheer en dit had tot gevolg dat voormelde haven slechts één (1) in – en uitgang had voor het betreden en verlaten van het havencomplex. Voormelde in – en uitgang diende toen tevens als controlepost die werd bemand door een douaneambtenaar, bewakers (personeel van de security) en operation NV Haven Beheer Suriname. Elke truck- chauffeur die het havencomplex verlaat met een container met goederen zou door deze functionarissen gecontroleerd moeten worden.

Het onderzoek:

Uit de verklaringen van de personen [persoon 1] en [persoon 2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van respectievelijk 22 november 2017 en 28 februari 2018 is komen vast te staan dat de verdachte op die bewuste dag van 17 augustus 2007 als douanier te werk was gesteld bij de controle post te Nieuwe Haven. De verdachte erkent het voorgaande eveneens.

Tevens is uit de diverse verklaringen van de personen [persoon 3],[persoon 2], [persoon 4] en de verdachte – afgelegd op de terechtzittingen in hoger beroep – gebleken dat op de stripzone reeds een fysieke controle plaatsvindt van een container met inhoud. Na goedkeuring door de aldaar dienstdoende douaneambtenaar wordt een volgbrief afgestaan aan de truckhouder die de container zal vervoeren naar de uitgang c.q. controlepost. Bij de controlepost is er een douaneambtenaar, in dit geval de verdachte, aanwezig, die dan het containernummer en het kentekenplaat van de truck controleert en verifieert met de gegevens vermeld op het volgbriefje. Na gedegen controle en goedkeuring van de douaneambtenaar, mag de truckchauffeur met de container en het volgbriefje zich begeven naar de poort alwaar de security medewerkers na een sein van de douaneambtenaar of de supervisor te hebben ontvangen, de hefboom open doen teneinde de truck met de container door te laten om het havencomplex te verlaten.

Uit de verklaringen van [persoon 4] in hoger beroep is gebleken dat er geen registratie van doorlaatbewijs voor die desbetreffende container met lading heeft plaatsgevonden, hetgeen zou betekenen dat die container administratief nog op het havencomplex zou moeten zijn, wat feitelijk niet het geval bleek te zijn.

Uit al de verklaringen van de diverse personen zowel uit het politiedossier als op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken dat er in de periode augustus 2007 en met name ook op 17 augustus 2007 een enigszins onoverzichtelijke situatie heerste te Nieuwe Haven als gevolg van rehabilitatie werkzaamheden ter plekke. Voorheen waren er twee poorten op het havencomplex, één voor de ingang en de ander voor de uitgang. Op 17 augustus 2007 bleek dat er slechts één poort was die diende als ingang en uitgang. Ook was er een onderbemensing bij de douane, waarbij slechts 1 douaneambtenaar de inkomende en uitgaande containers moest controleren en bovendien is het des vrijdags nog drukker op het havencomplex. Tussen de diverse functionarissen heerste een soort vertrouwensband, waarbij niet in alle gevallen fysieke controle werd uitgevoerd.

Het hof overweegt ten aanzien van bovenvermelde feiten het volgende:

Uit het politioneel onderzoek is er in de visie van het hof geen (duidelijke) link te leggen tussen de personen die de container met de lading sigaretten hebben weggenomen en de verdachte.

De enkele omstandigheid dat de verdachte op die bewuste dag zijn werkzaamheden als douaneambtenaar uitoefende op de controlepost levert naar het oordeel van het hof onvoldoende grond op voor de aanname van de kwalificatie “ passieve medeplichtigheid”.
Het bestanddeel “ opzet” van de verdachte is niet uit de verf gekomen bij dit onderzoek. Het enkel nalaten van de uitvoering van de controle zijdens de verdachte op zichzelf beschouwd is onvoldoende om aan te nemen dat zijn opzet was gericht op het voorbereiden, bevorderen dan wel het voltooien van het misdrijf.

Uit het onderzoek zijn er geen andere ondersteunende bewijsmiddelen gebleken die de aanwezigheid en / of de handelingen van de verdachte kunnen linken aan het medeplichtig zijn bij het wegmaken van de veertig voet container inhoudende sigaretten toebehorende aan het bedrijf [bedrijfsnaam].

De consequentie van het voorgaande is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de beschuldigingen zoals verwoord in de tenlastelegging.

De toepasselijke wettelijke bepalingen

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen.

Beslissing:

Het Hof van Justitie:

Rechtdoende in hoger beroep

Vernietigt het vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton op 21 juni 2011 gewezen en uitgesproken tegen voornoemde verdachte, waarvan beroep,

en opnieuw rechtdoende:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste is gelegd.

Spreekt de verdachte vrij van de gehele tenlastelegging.

Aldus gewezen door:

mr. A. Charan, Fungerend President,
mr. M.C. Mettendaf en mr. S.S.S. Wijnhard, Leden, bijgestaan door mr. G.A. Kisoensingh – Jangbahadoer Singh, fungerend – griffier en uitgesproken door de fungerend – president voornoemd op de openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van woensdag 23 januari 2019.

w.g. G.A. Kisoensingh – Jangbahadoer Singh w.g. A. Charan
w.g .M. C. Mettendaf
w.g. S.S.S. Wijnhard

 

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,

(mr. M.E. van Genderen- Relyveld)