- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 15608
- Uitspraakdatum 06 augustus 2021
- Publicatiedatum 16 september 2022
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellante doet het verzoek in hoger beroep om het hofvonnis te herroepen. De gronden voor herroeping zijn in artikel 292 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgenomen. Blijkens artikel 295 Rv moet een request-civiel worden ingediend binnen drie maanden na de dagtekening van het vonnis. Echter bepaalt artikel 297 Rv in afwijking hiervan dat, indien het request-civiel is gegrond op bedrog of arglist of het ontdekken van nieuwe stukken, de termijnen slechts lopen vanaf de dag op welke het bedrog of de arglist bekend of de stukken ontdekt zijn, mits in die laatste gevallen die dag bij geschrifte kan worden bewezen.
De grond voor herroeping is niet binnen de termijn van artikel 295 Rv aangevoerd. Er is niet voldaan aan de door artikel 297 Rv gestelde eis dat de gestelde ontdekking van het bedrog of de arglist schriftelijk wordt bewezen. Het Hof wijst het verzoek tot herroeping van het vonnis af.
Uitspraak
6 augustus 2021
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
HANDELSONDERNEMING SOLUTION CENTRE N.V.,
gevestigd in Paramaribo,
verzoekster, hierna: ‘Solution Centre’,
gemachtigde: [naam], directeur van Solution Centre,
tegen
DE SURINAAMSE BANK N.V.,
gevestigd in Paramaribo,
verweerster, hierna: ‘DSB’,
gemachtigde: aanvankelijk mr. H.R. Schurman, thans mr. G.N. Best, advocaat,
inzake het request-civiel tegen het tussen partijen in kort geding in hoger beroep gewezen vonnis van dit Hof van 1 juni 2018 (G.R.No. 15165) tussen enerzijds verzoekster als appellante in kort geding en anderzijds verweerster als geïntimeerde in kort geding spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1. Het procesverloop
1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
• het verzoekschrift van 23 januari 2019 met producties;
• het antwoord request-civiel met uitlating producties van 6 december 2019;
• de repliek request-civiel en uitlating producties van 15 mei 2020;
• de dupliek (lees: dupliek request-civiel) van 15 januari 2021.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het verzoek en het verweer
2.1 Bij bovengenoemd Hofvonnis (hierna: ‘het Hofvonnis’) heeft dit Hof het in die zaak door de kantonrechter in kort geding gewezen vonnis van 30 september 2016 (A.R.No. 16-3995) bevestigd, bij welk vonnis de vordering van Solution Centre tot deblokkering van een door haar bij DSB aangehouden bankrekening werd afgewezen.
2.2 Solution Centre heeft bij op 23 januari 2019 ingediende verzoekschrift een vordering tot herroeping van het Hofvonnis ingesteld. Zij heeft verzocht het Hofvonnis te herroepen en haar vordering tot deblokkering alsnog toe te wijzen, waarbij het rekeningsaldo vermeerderd wordt met de wettelijke rente.
2.3 DSB heeft verweer gevoerd met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van Solution Centre danwel ongegrondverklaring van haar verzoek.
3. Beoordeling
3.1 Het Hofvonnis is in laatste ressort gewezen. Nu Solution Centre in die zaak partij was, kan zij – mits daarvoor een wettelijke grond bestaat en mits binnen de voorgeschreven termijnen – daarvan herroeping vorderen.
3.2 Ingevolge artikel 292 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een vonnis worden herroepen om de volgende redenen:
1°. indien de beslissing berust op na de uitspraak ontdekt, in de procedure gepleegd bedrog of arglist van de wederpartij;
2°. indien de strafrechter een opgelegde eed heeft verklaard valselijk te zijn afgelegd, tenzij het geldt de beslissende eed, in artikel 1950, sub 1, van het Surinaams Burgerlijk Wetboek bedoeld;
3°. indien beslist is omtrent zaken, waarover een beslissing niet was geëist;
4°. indien meer toegewezen dan geëist werd;
5°. indien verzuimd is over een der onderdelen van de eis te beslissen;
6°. indien tussen dezelfde partijen, op dezelfde gronden en door dezelfde rechter tegenstrijdige vonnissen in het hoogste ressort zijn gewezen;
7°. indien in hetzelfde vonnis tegenstrijdige beschikkingen zijn vervat;
8°. indien gevonnist is op stukken, welke na het vonnis voor vals erkend of vals verklaard zijn;
9°. indien men na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft bekomen, welke door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
3.3 Blijkens artikel 295 Rv moet een request-civiel worden ingediend binnen drie maanden na de dagtekening van het vonnis. Echter bepaalt artikel 297 Rv in afwijking hiervan dat, indien het request-civiel is gegrond op bedrog of arglist of het ontdekken van nieuwe stukken, de termijnen slechts lopen vanaf de dag op welke het bedrog of de arglist bekend of de stukken ontdekt zijn, mits in die laatste gevallen die dag bij geschrifte kan worden bewezen.
3.4 Volgens Solution Centre is hier sprake van de in artikel 292 Rv onder 3°, 1° en 9° bedoelde gevallen. Deze grondslagen zal het Hof hierna in die volgorde bespreken.
3.5 Solution Centre stelt in de eerste plaats dat beslist is omtrent zaken, waarover een beslissing niet was geëist, zoals bedoeld in artikel 292 sub 3° Rv. Solution Centre stelt ter toelichting hierop dat de bedragen in het Hofvonnis ten onrechte de valuta-aanduiding SRD hebben, terwijl dit USD diende te zijn. Dit betreft wellicht een (kennelijke) fout in de motivering, maar geen beslissing op iets dat niet gevorderd was. Op deze grond kan van herroeping geen sprake zijn.
3.6 Bovendien is deze grond voor herroeping niet binnen de termijn van artikel 295 Rv aangevoerd: het Hofvonnis ten aanzien waarvan Solution Centre vertegenwoordigd aanwezig was bij de uitspraak is van 1 juni 2018, het verzoekschrift tot herroeping van 23 januari 2019.
3.7 Solution Centre stelt voorts dat haar na het Hofvonnis is gebleken dat DSB haar ter zake een op 12 januari 2016 gehouden executieveiling een bedrag van enkele honderdduizenden Amerikaanse dollars te veel aan veilingkosten in rekening heeft gebracht, waarmee de restschuld van Solution Centre bij DSB ten onrechte werd vergroot. Volgens Solution Centre heeft DSB daarmee frauduleus gehandeld. Het Hof kan uit de stellingen van Solution Centre echter niet opmaken in hoeverre deze veilingkosten volgens haar relevant waren in de zaak die tot het Hofvonnis heeft geleid en onderdeel hebben uitgemaakt van het in die zaak gevoerde debat. Reeds daarom kan niet worden geoordeeld dat het Hofvonnis berust op in die zaak op dit punt door DSB gepleegde bedrog als bedoeld in artikel 292 sub 1° Rv.
3.8 Bij het voorgaande komt nog dat niet is voldaan aan de door artikel 297 Rv gestelde eis dat de gestelde ontdekking van het bedrog of de arglist schriftelijk wordt bewezen. Solution Centre heeft zelfs niet gesteld op welke dag de ontdekking heeft plaatsgevonden. Er kan dan ook niet worden aangenomen dat het verzoek tijdig is gedaan (vergelijk de uitspraak van dit Hof van 18 mei 2018, GR-15186, SRU-HvJ-2018-6). Ook om die reden kan het verzoek om herroeping wegens bedrog of arglist niet slagen.
3.9 Dit laatste geldt ook voor het beroep van Solution Centre op het achterhouden van beslissende stukken als bedoeld in artikel 292 sub 9° Rv: ook hier ontbreken schriftelijk bewijs en concrete stellingen met betrekking tot de datum van de ontdekking en kan gelet daarop niet geoordeeld worden het verzoek tot herroeping tijdig is gedaan.
3.10 Afgezien hiervan, zou ook deze laatste aangevoerde grond voor het herroepingsverzoek om inhoudelijke redenen niet kunnen slagen. Solution Centre verwijt DSB dat zij haar niet heeft voorzien van een bankafschrift waaruit de veilingkosten en de restschuld blijken. Dat Solution Centre een stuk in handen heeft gekregen als bedoeld in artikel 292 sub 9° Rv is niet gebleken, laat staan een stuk van beslissende aard voor de procedure dat tot het Hofvonnis heeft geleid.
3.11 Op grond van het voorgaande zal het verzoek van Solution Centre tot herroeping worden afgewezen. Hetzelfde lot treft haar overige vorderingen, die immers van het welslagen van de herroeping uitgaan.
3.12 De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking. Dat geldt, mede gelet op het inhoudelijke oordeel dat (ten overvloede) is gegeven over de aangevoerde gronden, ook voor Solution Centre’s opmerkingen over de datum van het opmaken van het Hofvonnis en de late ontvangst daarvan. Ten aanzien van de aanvullende stellingen van Solution Centre bij conclusie van repliek geldt bovendien dat artikel 300 Rv in de weg staat aan het aanvoeren van andere middelen dan vermeld in het verzoekschrift.
3.13 Solution Centre zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
4. Beslissing in request-civiel
Het Hof:
wijst het verzoek tot herroeping af;
veroordeelt Solution Centre in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DSB begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend president, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. S.S. Nanhoe-Gangadin, leden, en door de fungerend president bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 6 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier,
mr. S.C. Berenstein BSc.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, verzoekster vertegenwoordigd door [naam], gemachtigde van verzoekster en verweerster vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Karg namens advocaat mr. G.N. Best, gemachtigde van verweerster, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.