- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 15612
- Uitspraakdatum 03 december 2021
- Publicatiedatum 16 september 2022
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
In casu betreft het de belangenafweging tussen enerzijds het belang van appellant om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten, ook daar de maatregel van buitenfunctiestelling een diffamerend karakter heeft en appellant zijn current status dreigt te verliezen en anderzijds het belang van de SLM waarbij de maatregel zou mogen volgen indien de toelating van appellant op het werk aan de goede gang van zaken bij de SLM grote schade zou toebrengen of indien vanwege andere zwaarwegende redenen, waartegen de belangen van appellant niet opwegen, in redelijkheid van de SLM niet gevergd kan worden dat zij appellant nog langer op het werk duldt.
De SLM heeft aannemelijk gemaakt dat door de verzwijging en gedragingen van appellant een vertrouwenscrisis is ontstaan tussen partijen waardoor in redelijkheid niet van de SLM kan worden gevergd dat zij appellant nog langer op het werk duldt.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 15612
3 december 2021
In de zaak van
[appellant],
wonende aan de [adres] te [plaats 1],
appellant in kort geding,
hierna te noemen: “[appellant]”,
gemachtigde: mr. R.E.W. Truideman, advocaat,
tegen
DE SURINAAMSE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende aan de mr. Jagernath Lachmonstraat no. 136 te Paramaribo,
geïntimeerde in kort geding,
hierna te noemen “de SLM”,
gemachtigde: mr. A.M. Linger, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton in kort geding uitgesproken vonnis van 2 augustus 2018 bekend onder AR no. 182661 tussen [appellant] als eiser en de SLM als gedaagde,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– de verklaring van de griffier der kantongerechten waaruit blijkt dat [appellant] op
17 oktober 2018 hoger beroep heeft ingesteld;
– het doorlopend proces-verbaal van de terechtzitting van 15 november 2019, aangetekend op de kaft van het procesdossier, waaruit blijkt dat er recht op stukken is gevraagd.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
Het beroepen vonnis is gedateerd 2 augustus 2018. Partijen zijn noch in persoon, noch bij gemachtigden bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen. Per griffiersbrief van 8 oktober 2018 is het vonnis aan partijen medegedeeld. [appellant] heeft op 17 oktober 2018 appèl aangetekend en is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep.
3. De vordering in hoger beroep
[appellant] heeft gevraagd dat er recht op stukken wordt gedaan.
4. De beoordeling
4.1 Het Hof overweegt dat tegen het vonnis geen grieven zijn aangevoerd waardoor het Hof ambtshalve de vordering, de grondslag en de weren zal beoordelen en de uitspraak zal toetsen aan de regels van openbare orde, waaronder de regels van bevoegdheid en ontvankelijkheid.
4.2. Tegen de feiten zoals vastgelegd door de kantonrechter in het vonnis waarvan beroep zijn geen grieven aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan.
4.3 Het Hof overweegt dat uit de gedingstukken blijkt dat [appellant] in maart 2009 in dienst is getreden van de SLM in de functie van steward. Op 27 december 2017 heeft [appellant] aangifte gedaan van een beroving in het Crown Plaza Hotel te [plaats 2], [land], alwaar [appellant] als steward verbleef in verband met zijn werk. In de aangifte wordt melding gemaakt van het feit dat [appellant] is beroofd door twee manspersonen met behulp van twee vrouwspersonen.
4.4 Na terugkeer in Suriname heeft [appellant] ten overstaan van het hoofd van de beveiligingsdienst van de SLM een verklaring afgelegd over het gebeuren op
27 december 2017. Aan [appellant] is medegedeeld dat het incident zal worden onderzocht. [appellant] is buiten functie gesteld gedurende de periode dat de SLM het incident onderzocht.
4.5 Op 17 mei 2018 is door de SLM een schrijven gestuurd naar de security medewerkers waarin aan hun wordt medegedeeld dat onder andere [appellant] per genoemde datum buiten functie is gesteld. Aan de security medewerkers wordt medegedeeld dat [appellant] met onmiddellijke ingang en tot nader order, de SLM terreinen niet mag betreden zonder toestemming van daartoe bevoegde functionarissen. Voor de goede orde is een foto van [appellant] en twee andere medewerkers in de brief opgenomen.
4.6 De SLM heeft na afronding van het onderzoek aan [appellant] medegedeeld dat uit het onderzoek zaken zijn gebleken die ertoe hebben geleid dat het vertrouwen in [appellant] ernstig is geschaad. De SLM heeft aan [appellant] medegedeeld dat er een ontslagvergunning aangevraagd zal worden.
4.7 [appellant] heeft gevorderd dat de SLM wordt veroordeeld om de buitenfunctie- stelling binnen 24 uur in te trekken en hem in te roosteren op een vlucht. Voorts heeft hij gevorderd dat de SLM wordt veroordeeld om het bericht van 17 mei 2018 waarin een foto van [appellant] is opgenomen in te trekken en een nieuw schrijven aan het personeel rond te sturen waarin is opgenomen dat [appellant] ten onrechte buiten functie was gesteld, beide zaken op straffe van een dwangsom. [appellant] heeft verder gevorderd dat de SLM wordt veroordeeld tot betaling aan [appellant] van SRD.5.000,= zijnde de kosten voor rechtsbijstand, een schadevergoeding van USD.4.950,= en EUR.4.080,= en een vergoeding voor immateriële schade van USD.3.495,=.
4.8 [appellant] heeft als grondslag voor het gevorderde het volgende aangevoerd:
• de SLM handelt onrechtmatig jegens hem door hem vijf maanden na melding van het incident in [land] buiten functie te stellen; de zogenaamde tegenstrijdigheden die volgens de SLM tot de buitenfunctiestelling hebben geleid hadden sinds januari 2018 moeten opvallen en zij moest reeds toen maatregelen hebben getroffen indien zij daar gronden voor zag; de SLM wachtte echter vijf maanden voordat zij [appellant] buiten functie stelde;
• de buitenfunctiestelling is op onduidelijke gronden gestoeld; aan [appellant] wordt mondeling meegedeeld dat er een antecedentenonderzoek is verricht welke negatief is uitgevallen, doch hij wordt buiten functie gesteld wegens een intern onderzoek;
• de SLM stelt dat zij doende is een intern onderzoek uit te voeren doch geeft aan een ontslagvergunning te zullen aanvragen vanwege het resultaat van het antecedentenonderzoek;
• door [appellant] samen met twee andere medewerkers, die verdacht werden van misdrijven, buiten functie te stellen en in het schrijven van 17 mei 2018 te noemen, heeft de SLM doelbewust [appellant] in een kwaad daglicht gesteld; de SLM probeert [appellant] te criminaliseren zonder dat daar enige grond voor bestaat;
• de door de SLM genoemde gronden bij de ontslagvergunningsaanvraag zijn tegenstrijdig en ongegrond; hij is nimmer veroordeeld voor een misdrijf en de genoemde zaken betreffen incidenten uit zijn jeugd toen hij vijftien en zestien jaar oud was;
• het is niet juist dat de reputatie van de SLM is geschaad doordat [appellant] dames op zijn kamer heeft ontvangen; [appellant] mag zijn vrije tijd naar wens invullen; er is geen enkele regel in de CAO die stelt dat een medewerker geen derden op zijn kamer mag accommoderen; de SLM stelt dat [appellant] in strijd heeft gehandeld met de regels doch stelt niet welke regels [appellant] zou hebben geschonden;
• de SLM stelt zich op het standpunt dat zij er niet van op de hoogte is dat er verdachten zijn aangehouden in [land] in verband met de beroving terwijl het politie onderzoek in [land] heeft geresulteerd in de aanhouding van vier verdachten en er ook een proforma zitting is gepland;
• [appellant], dreigt door dit handelen van de SLM zijn current status te verliezen met als gevolg dat hij niet meer kan vliegen;
• de SLM heeft zonder gronden een ontslagvergunning aangevraagd;
• [appellant] treft geen enkele blaam voor wat er in [land] is gebeurd;
• het handelen van de SLM is onrechtmatig, buitenproportioneel en laakbaar;
• [appellant] lijdt door dit handelen materiële en immateriële schade.
4.9 De SLM heeft als verweer onder andere aangevoerd dat [appellant] inderdaad melding heeft gemaakt van een voorval op 27 december 2017 in het hotel te [plaats], [land]. Vanwege de ongeloofwaardigheid van het verhaal van [appellant] met betrekking tot de vermeende roofoverval en de tegenstrijdige verklaringen in de processen-verbaal van de politie in [land] en de heer Kasijo van de veiligheidsdienst van de SLM, heeft de SLM een nader onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek bleken zaken die de SLM ertoe hebben bewogen om een antecedentenonderzoek te laten uitvoeren door de CIVD. Uit het antecedentenonderzoek bleek dat [appellant] in het verleden twee keer voor de strafrechter heeft moeten verschijnen. Na het uitgebreid onderzoek kon de SLM pas besluiten over de buitenfunctiestelling van [appellant]. Dat was in mei 2018. Het was toevallig dat in die periode ook ten aanzien van twee andere medewerkers het besluit was genomen tot buitenfunctiestelling. De SLM heeft niet moedwillig de naam van [appellant] in verband willen brengen met de twee andere medewerkers die buiten functie zijn gesteld.
4.10 De SLM heeft voorts naar voren gebracht dat [appellant] de bedrijfsregels heeft overtreden. De SLM verwijst naar de werk- en rusttijden regeling van de SLM die op [appellant] van toepassing is. [appellant] was niet in zijn vrije tijd in het hotel doch tijdens zijn rusttijd. De rusttijd is de tijd in klokuren die het bemanningslid verleend wordt teneinde voldoende uitgerust te zijn om een nieuwe vluchtdienst te kunnen aanvangen. Van vrije tijd kan slechts sprake zijn in Paramaribo, dat is de standplaats van de medewerker. Uit de bijzondere regelingen voor cabinepersoneel blijkt dat de hotelaccommodatie slechts beschikbaar is voor de werknemer. [appellant] heeft in strijd met de regels gehandeld. [appellant] heeft met het uitnodigen van de twee dames zichzelf in een situatie gebracht die riskant is. Dat blijkt uit zijn verklaring. Immers, indien hij zich aan de rusttijdenregeling had gehouden, dan hadden derden geen toegang gekregen tot zijn kamer.
4.11 De SLM heeft voorts aangevoerd dat [appellant] als medewerker van de SLM in het hotel was ondergebracht, op kosten van de SLM. Elke handeling van [appellant] werd dan ook in verband gebracht met de SLM. Aangezien het verhaal van [appellant] over de overval twijfelachtig is schaadt hij daarmee ook de goede naam van de SLM. [appellant] heeft om 03.20 uur in de nacht dames ontvangen op zijn kamer terwijl hij de volgende ochtend zou moeten vliegen. Hierdoor heeft hij de regels met betrekking tot de rust en slaap naast zich neergelegd. Hij heeft zichzelf dan ook willens en wetens in de situatie gebracht dat hij de volgende dag niet kon werken. Door het handelen van [appellant] en het feit dat uit het onderzoek blijkt dat hij in het verleden twee keer in aanraking is gekomen met de politie en dat niet heeft vermeld op zijn sollicitatie formulier, is er sprake geweest van gronden voor de buitenfunctiestelling.
4.12 Het Hof overweegt dat de vordering van [appellant] om in de gelegenheid gesteld te worden de bedongen arbeid te verrichten, beoordeeld dient te worden aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 1614ij BW, die inhoudt dat een werkgever zich als een goed werkgever dient te gedragen (het beginsel van goed werkgeverschap). In zijn algemeenheid brengt deze maatstaf voor een dergelijke vordering met zich dat de toewijsbaarheid daarvan afhangt van de aard van de dienstbetrekking, de overeengekomen arbeid en de omstandigheden van het geval (vide ook: HR 27 mei 1983, NJ 1983, 758). Uitgangspunt daarbij is dat van een goed werkgever gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten indien hij daarvoor een redelijke grond heeft en die grond voldoende zwaar weegt.
4.13 In casu betreft het de belangenafweging tussen enerzijds het belang van [appellant] om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten, ook daar de maatregel van buitenfunctiestelling een diffamerend karakter heeft en [appellant] zijn current status dreigt te verliezen en anderzijds het belang van de SLM waarbij de maatregel zou mogen volgen indien de toelating van [appellant] op het werk aan de goede gang van zaken bij de SLM grote schade zou toebrengen of indien vanwege andere zwaarwegende redenen, waartegen de belangen van [appellant] niet opwegen, in redelijkheid van de SLM niet gevergd kan worden dat zij [appellant] nog langer op het werk duldt.
4.14 Het Hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de overgelegde documenten wel aannemelijk is geworden dat [appellant] heeft verzwegen dat hij in het verleden twee keer met de strafrechter in aanraking is gekomen. Het feit dat dat op zijn zestiende of vijftiende was doet daar niets aan af. Het formulier is duidelijk. De vraag is of iemand in aanraking is gekomen met de justitie. Daarbij is ruimte open gelaten om dat nader te beschrijven. Daarbij zou kunnen worden vermeld dat [appellant] vrij is gesproken voor het eerste feit en voor het tweede feit, op zijn zestiende, slechts een berisping heeft ontvangen. Op die wijze had de werkgever de ruimte om zelf te overwegen of de feiten van dien aard zijn dat daar gevolgen aan verbonden had moeten worden of niet. Door de feiten te verzwijgen heeft [appellant], nu de zaken aan het licht zijn gekomen bij de werkgever, een vertrouwensbreuk veroorzaakt.
4.15 Het Hof is voorts van oordeel dat uit de overgelegde producties aannemelijk is geworden dat de bedrijfregels impliceren dat tijdens het verblijf in het hotel sprake is van rusttijd en dat uit de bepaling met betrekking tot de hotelkamer voortvloeit dat er geen handelingen gepleegd mogen worden die vraagtekens zouden kunnen doen ontstaan met betrekking tot de reputatie van de SLM en haar bemanningsleden. Immers, de regels zouden niet zodanig geinterpreteerd kunnen worden dat het toegestaan is dat de bemanningsleden regelmatig tijdens hun rusttijd in het hotel in de nachtelijke uren onbekende personen ontvangen of ten behoeve van onbekende personen andere kamers huren, met het risico, zoals thans uit de verklaringen van [appellant] zelf blijkt, dat deze personen ten behoeve van wie de kamer is gehuurd, misdrijven plegen of anderen in het hotel laten die misdrijven plegen tegen hotelgasten.
4.16 Het Hof is met de kantonrechter op grond van het voorgaande van oordeel dat de SLM aannemelijk heeft gemaakt dat door de hiervoor genoemde verzwijging en gedragingen van [appellant] een vertrouwenscrisis is ontstaan tussen partijen waardoor in redelijkheid niet van de SLM kan worden gevergd dat zij [appellant] nog langer op het werk duldt.
4.17 Het Hof overweegt dat verder uit de gedingstukken blijkt dat de kantonrechter bevoegd was kennis te nemen van de vordering en dat er geen sprake is van verkeerde toepassing van regelen van ontvankelijkheid, dan wel andere regels van openbare orde.
4.18 Op grond van het voorgaande komt het Hof tot het oordeel dat het beroepen vonnis moet worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
5. De beslissing in hoger beroep in kort geding
Het Hof
5.1 Bevestigt het vonnis in kort geding van 2 augustus 2018 bekend onder AR no. 182661, waarvan beroep;
5.2 Veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van de SLM gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en
mr. A.C. Johanns, leden en bij vervroeging uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van
vrijdag, 3 december 2021, in tegenwoordigheid van mr. C.R. Tamsiran-Harris, Fungerend-Griffier.
w.g. C.R. Tamsiran-Harris w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld