- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 15030
- Uitspraakdatum 19 maart 2021
- Publicatiedatum 08 augustus 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof neemt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het civiele recht met zich brengt dat een inhoudelijke herbeoordeling van stellingen en weren van partijen slechts door een bij wet aangewezen beroepsinstantie kan plaatsvinden. De procedure ingevolge artikel 272 Rv leent zich hier evenwel niet voor.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
GR.15030
IL
Beschikking ex artikel 272 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van
[Verzoeker],
wonende in het [district],
verzoeker,
gemachtigde: mr. I.D. Kanhai, advocaat,
tegen
- De Stichting Soul Sisters, rechtspersoon
- [Verweerder sub B],
beiden domicilie kiezende te Paramaribo,
verweerders,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat.
- Het procesverloop
- Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
– het verzoekschrift met producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 28 april 2015;
– het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek in raadkamer van 26 mei 2015.
- Vervolgens is op heden beschikking gegeven.
- De feiten
2.1 Bij vonnis van de kantonrechter in kort geding d.d. 18 december 2015 bekend onder A.R. no. 14-0045 (hierna: het vonnis), met verweerders als eisers en verzoeker als gedaagde heeft de kantonrechter als volgt beslist:
“5.1 Veroordeelt gedaagde om bij wege voorschot en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen het geldbedrag van US$10.000,= (…), vermeerderd met de wettelijke rente van 6% per jaar, te rekenen vanaf 06 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
5.2 Veroordeelt gedaagde om bij wege voorschot en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen het geldbedrag van €3.000,= (…), vermeerderd met de wettelijke rente van 6% per jaar, te rekenen vanaf 06 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
5.3 Veroordeelt gedaagde om bij wege voorschot en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen het geldbedrag van SRD6.000,= (…), vermeerderd met de wettelijke rente van 6% per jaar, te rekenen vanaf 06 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
5.4 Verklaart het vonnis voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad…..”
2.2 Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis van de kantonrechter.
- De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Verzoeker vordert – naar het Hof begrijpt – om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- de verweerder te gelasten om de reeds aangevangen executie van het genoemd vonnis te schorsen althans op te schorten totdat in hoger beroep over het geschil zal zijn beslist;
- opschorting dan wel op te schorten de werking van het genoemd vonnis totdat in beroep over het geschil zal zijn beslist.
3.2 Verzoeker heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het vonnis apert onjuist is, dat de kantonrechter ten onrechte de rechtsgrond van de vordering heeft gewijzigd en voorts is verzoeker is het verder niet eens met de motivering van de kantonrechter dat hij, toen gedaagde, niet genoeg feiten heeft gesteld om de valsheid van een in de zaak overgelegde kwitantie te ontzenuwen.
3.3 Verweerder heeft mondeling verweer gevoerd. Het Hof komt voor zover nodig daarop terug in de beoordeling.
- De beoordeling
4.1 Het Hof stelt voorop dat in de onderhavige procedure, in het kader van de executie van het vonnis d.d. 18 december 2014 bekend onder AR no. 14-0045, er geen ruimte is voor een beoordeling van die feiten die in het beroepen vonnis aan de orde zijn gesteld.
Ingevolge artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is verzoeker bevoegd om bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof van Justitie het verzoek te doen dat de executie wordt gestaakt wanneer buiten de gevallen bij wet voorzien de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis is bevolen.
Het tegen verzoeker gewezen vonnis zoals hiervoor genoemd betreft een kort geding vonnis waarbij verzoeker – zakelijk weergegeven – is veroordeeld om een voorschot van de overweging 2.1 genoemde bedragen met rente te betalen aan verweerder.
4.2 Het Hof is van oordeel dat overeenkomstig artikel 56 lid 1 sub 8 Rv, voornoemd vonnis uitvoerbaar bij voorraad mocht verklaard worden, nu het betreft een provisionele voorziening.
Als gevolg van het voorgaande komt het Hof tot de conclusie dat het onderhavige verzoek van verzoeker dient te worden afgewezen. De door verzoeker aan zijn vordering ten grondslag gelegde stellingen hebben betrekking op het feit dat verzoeker het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter. Deze toets komt niet aan de orde in de onderhavige procedure, doch wel bij de behandeling van de zaak in hoger beroep.
Het Hof neemt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het civiele recht met zich brengt dat een inhoudelijke herbeoordeling van stellingen en weren van partijen slechts door een bij wet aangewezen beroepsinstantie kan plaatsvinden. De procedure ingevolge artikel 272 Rv leent zich hier evenwel niet voor.
4.3 Het Hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
- Beschikkende
Het Hof
5.1 Wijst af het verzoek.
Aldus gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 19 maart 2021 door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. S.S. Nanhoe-Gangadin, leden in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mr. S. Berenstein BSc.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advocaat mr. N.P. Soekra namens advocaat mr. D. Moerahoe, gemachtigde van verweerders terwijl verzoeker noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld