SRU-HvJ-2021-63

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14582
  • Uitspraakdatum 15 oktober 2021
  • Publicatiedatum 08 augustus 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    In het onderhavig geschil is het Hof van mening dat het onduidelijk is tegen welke materiële procespartij de vordering van appellant zich richt, dus dient appellant niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

G.R. 14852
15 oktober 2021

In de zaak van

[Appellant],
hierna te noemen van [appellant],
wonende te Paramaribo,
appellant,
gemachtigde: mr. K. Hok A Hin, advocaat,

tegen

Presun B.V., handelende als gevolmachtigde van de eigenaar,
hierna te noemen Presun BV,
gevestigd in Nederland,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. dr. J.V. van Dijk-Silos, advocaat.

Inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 7 februari 2012 (A.R. no. 06-4794) tussen enerzijds appellant als gedaagde in conventie en eiser in reconventie en anderzijds geïntimeerde als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie

Spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

  1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken/handelingen:

– de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat van [appellant] op 17 oktober 2012 hoger beroep heeft aangetekend tegen het hiervoor genoemde vonnis;

– de pleitnota gedateerd 7 februari 2014;

– de pleitnota van antwoord gedateerd 2 mei 2014.

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

  1. De ontvankelijkheid van het beroep

Het vonnis is bij griffiersbrief d.d. 5 oktober 2012 ter kennis gebracht aan van [appellant]. Nu van [appellant] op 17 oktober 2012 hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis concludeert het Hof dat de aantekening van het hoger beroep binnen de bij wet gestelde termijn is geschied zodat van [appellant] ontvankelijk is daarin.

  1. De feiten

3.1 Op 15 mei 2021 heeft Presun BV, handelende als de gevolmachtigde van de eigenaar, een koopovereenkomst gesloten met van [appellant] met betrekking tot een perceel en het bouwen van een sleutelklare woning (hierna te noemen het onroerend goed), nader bij partijen bekend.

3.2 De koopsom bedroeg Nf113.087,- thans €51.316,64.

3.3 Tot 22 februari 2006 had van [appellant] uit hoofde van de hiervoor vermelde koopovereenkomst nog een saldoschuld van €35.798,68.

3.4 Hangende het geding in eerste aanleg, en wel op 1 februari 2008, heeft van [appellant] een bedrag van €35.000,= aan Presun BV betaald. Laatstgenoemde heeft het bedrag van €798,68 aan van [appellant] kwijtgescholden.

3.5 Op 7 februari 2008 is het onroerend goed aan van [appellant] in eigendom overgedragen.

3.6 Van [appellant] heeft in eerste aanleg – zakelijk weergegeven – in reconventie gevorderd veroordeling van Presun BV tot:

  1. overdracht van het onroerend goed aan hem, van [appellant], onder verbeurte van een dwangsom;
  2. betaling van het bedrag groot €51.316,64 vermeerderd met 40% van de volledige koopsom en rente, begroot op €93.396,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf januari 2002.

III. het verschaffen aan van [appellant], het rustig genot van het onroerend goed.

3.7 Van [appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Presun BV niet heeft voldaan aan zijn leveringsverplichting zoals overeengekomen. Partijen hadden afgesproken dat de te bouwen woning moest zijn van het model “Orinoco De Lux” terwijl aan hem, van [appellant], is geleverd een woning van het model “Orinoco Standaard”.

Door de wanprestatie van Presun BV lijdt hij schade tot een bedrag van €51.316,64, conform de overeenkomst te vermeerderen met 40% van de volledige koopsom en rente en kosten, begroot op €93.396,28.

3.8 De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 7 februari 2012 bekend onder AR no. 06-4794 de vordering van van [appellant] afgewezen.

  1. De beoordeling

4.1 Het Hof merkt op dat de vordering in reconventie zich richt tegen Presun BV, handelende als gevolmachtigde van de eigenaar. Het Hof concludeert hieruit dat Presun BV dus als formele procespartij optreedt in de onderhavige procedure.

Het is het Hof onduidelijk voor wie Presun BV als gevolmachtigde optreedt met als gevolg dat het onduidelijk is wie de materiële procespartij is in reconventie.

Deze onduidelijkheid is – ondanks het verweer daarop gevoerd door van [appellant] – niet weggemaakt in eerste aanleg.

Nu onduidelijk is tegen welke materiële procespartij de vordering van van [appellant] zich richt, dient laatstgenoemde niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

Het vonnis van de kantonrechter zal derhalve worden vernietigd en het Hof zal rechtdoen als na te melden.

4.2 [Appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

  1. De beslissing in hoger beroep

Het Hof:

5.1 Vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton gedateerd 7 februari 2012 bekend onder AR no. 06-4794.

En opnieuw rechtdoende:

5.2 Verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn vordering.

5.3 Veroordeelt van [appellant] in de proceskosten aan de zijde van Presun BV gevallen – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 15 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mr. M. Behari.

w.g. M. Behari w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.