- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer 1-00976
- Uitspraakdatum 04 augustus 2023
- Publicatiedatum 04 augustus 2023
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Wraking
De verdachte die niet is verschenen in het strafproces en die wordt bijgestaan door een advocaat staat, indien hij eventueel van zijn advocaat verneemt over verhandelingen op de terechtzitting, of uit de processen-verbaal van de zitting kennis krijgt van verhandelingen op de terechtzitting, de mogelijkheid open de advocaat te vragen de rechter namens hem te wraken indien het hem van feiten of omstandigheden zou blijken, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade zou kunnen lijden. Er is geen rechtsgrondslag dat het vorenstaande belet.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die verdachte de vrees dienaangaande, objectief gerechtvaardigd is.
Voor de geregelde afdoening van zaken, is het geoorloofd afspraken met partijen te maken over het verloop van het proces en over spreektijd. Op zich hoeven dergelijke afspraken niet te leiden tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Ook kan bij de ondervraging door de rechter bij een verdachte een ongemakkelijk gevoel ontstaan, met name wanneer de verdachte geconfronteerd wordt met verklaringen die voor hem belastend zouden zijn. Ook dat hoeft niet te leiden tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Evenwel moet de ondervraging op zodanige wijze plaatsvinden dat de onschuldpresumptie duidelijk blijkt.
Feiten en omstandigheden kunnen in onderlinge samenhang, objectief bezien, leiden tot de schijn van vooringenomenheid bij de rechter.Artikelen: 8 AVRM, 14 BuPo-Verdrag, 256, 315, 437, 438, 439 Sv
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
Beschikking ex artikel 439 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) op het hoger beroep inzake de wraking
Parketnummer: 1-00976
In de zaak van
[Appellant],
verdachte, appellant in de wraking,
niet verschenen,
raadsvrouwe: mr. N. Van Dijk, advocaat,
betreffende het hoger beroep op de beschikking ex artikel 439 lid 1 Sv van de kantonrechter:
[naam], hierna ook aangeduid als de kantonrechter,
geeft het Hof van Justitie, in Naam van de Republiek, de navolgende beschikking.
- Verloop van de procedure
Ter zitting van 7 juli 2023 heeft de raadsvrouwe namens de verdachte een schriftelijk verzoek tot wraking van [naam], de kantonrechter die de strafzaak tegen hem behandelt, overgelegd. De inhoud van genoemde akte van wraking wordt als hier letterlijk herhaald en ingelast beschouwd. De kantonrechter heeft op dezelfde dag op de wraking beslist. Daarbij heeft zij de raadsvrouwe niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot wraking.
De beschikking van de kantonrechter is op 10 juli 2023 aan de verdachte betekend. Tegen de beschikking heeft hij op 11 juli 2023 hoger beroep aangetekend.
- De ontvankelijkheid van het hoger beroep
De beschikking van de kantonrechter is op 10 juli 2023 betekend. Appellant heeft op 11 juli 2023 hoger beroep aangetekend. Ingevolge artikel 439 lid 2 Sv kan een verdachte die een wraking heeft voorgedragen een dag na de betekening van de afwijzende beschikking van de kantonrechter, daartegen in beroep komen.
Appellant is derhalve ontvankelijk in het door hem aangetekende hoger beroep.
- De grondslag van de wraking
3.1 Appellant heeft in eerste aanleg – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verzoek tot wraking:
De kantonrechter heeft op verscheidene momenten tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting alsook bij raadkamermomenten handelingen gepleegd die blijk geven van vooringenomenheid bij de behandeling van de zaak, namelijk:
- Op 26 april 2023 is de mededeling gedaan door de kantonrechter dat de zaak binnen vijf maanden zal worden afgerond en dat in november 2023 de uitspraak komt. Toen was de inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet aangevangen. Het is vreemd dat de kantonrechter reeds voor de aanvang van de zaak, die omvangrijk is, kan aangeven dat in november 2023 de uitspraak komt.
- Op grond van deze mededeling zijn beslissingen genomen die geen wettelijke basis hebben en de rechten van de verdachte beknotten – ondanks het feit dat er een GVO is geweest moet beoogd worden de zaak op de zitting grondig en deugdelijk te behandelen. Beperkingen mogen, echter mag daarbij het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komen.
- Door de wens de zaak binnen vijf maanden af te wikkelen zijn beperkingen op- gelegd, doch alleen aan de zijde van de verdachte; de vervolging kreeg wel uitstel wanneer dat gevraagd werd; zo kreeg de vervolging onbeperkt ruimte om nog onderzoekshandelingen te plegen en stukken over te leggen. Ook is op 9 juni 2023 zonder enig misnoegen aan de zijde van de kantonrechter de officier uitstel vergund voor het requisitoir op een latere datum;
- Artikel 256 SV schrijft voor: “geen blijk van enige overtuiging van schuld of onschuld van de verdachte”. Echter zijn tijdens de zitting de volgende uitlatingen gedaan: “het verbaast mij dat er sprake was van ongecontroleerde geldstromen” – “het komt overeen met scammen van malafide ondernemers in Afrika” – “het is duidelijk dat [appellant] verdachte transacties heeft gepleegd, ook al gaat het om transacties vanaf de rekeningen van rechtspersonen” – “er moet niet worden gedaan alsof, want het zou niet anders geïnterpreteerd kunnen worden dan dat [appellant] uiteindelijk het geld heeft gekregen.”
Deze uitspraken geven blijk van vooringenomenheid. Na deze uitspraken is het voor de verdachte duidelijk wat de uitspraak zal inhouden in november. De conclusie kan getrokken worden dat het om die reden is dat op de eerste dag al kon worden aangegeven dat er in november 2023 uitspraak komt.
3.2 Appellant concludeerde in eerste aanleg dat alle omstandigheden in samenhang bekeken, erop wijzen dat er sprake is van vooringenomenheid van de kantonrechter.
- De beschikking van kantonrechter
4.1 De kantonrechter heeft conform artikel 439 Sv beslist op de wraking.
4.2 Zij heeft de raadsvrouwe niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft zij onder andere het volgende overwogen:
in een strafzaak kan een wrakingsverzoek op grond van artikel 438 Sv slechts worden ingediend door de verdachte zelf of door een officier van justitie die betrokken is bij de zaak. Onder het begrip ‘verdachte’ valt niet de raadsman van de verdachte. Een namens de verdachte door diens raadsvrouwe gedaan wrakingsverzoek wordt in behandeling genomen, mits de verdachte aanwezig is ter zitting en verklaard heeft achter het verzoek te staan. Het recht tot het voordragen van een wrakingsverzoek komt aan de verdachte in persoon toe. Een bepaling als voorzien in artikel 315 Sv. waarbij aan de advocaat dezelfde rechten toekomen bij toepassing van de rechten genoemd in titel 3 van boek 3 van het Wetboek van Strafvordering, is er voor een wrakingsprocedure niet. Een door de verdachte ondertekende algemene c.q. bijzondere schriftelijke machtiging kan hiervoor ook geen oplossing bieden. Nu de raadsvrouwe niet gerechtigd is tot het indienen van onderhavig wrakingsverzoek, zal deze niet ontvankelijk verklaard moeten worden.
- De grieven tegen de beschikking van de kantonrechter
Appellant heeft de volgende grieven tegen de beschikking van de kantonrechter aangevoerd:
- de niet-verschenen verdachte heeft, evenals de verschenen verdachte, recht op een eerlijk proces. De wet maakt geen uitzondering voor een niet- verschenen verdachte die op deugdelijke wijze wordt bijgestaan in het proces. Zowel een verschenen verdachte die wordt bijgestaan door een raadsman als een niet-verschenen verdachte die wordt bijgestaan door een raadsman mag een wrakingsverzoek indienen. Het verzoek tot wraking en het hoger beroep tegen de afwijzende beslissing van de kantonrechter, staat open voor elke verdachte.
- ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat een wrakingsverzoek slechts door een verschenen verdachte in persoon mag worden ingediend. De kantonrechter heeft daarmee impliciet overwogen dat de raadslieden van de niet-verschenen verdachten, degenen zijn geweest die het wrakingsverzoek op eigen titel hebben ingediend. Dit terwijl de kantonrechter zelf heeft bevestigd dat de raadslieden een deugdelijke last en volmacht hebben ontvangen van de niet verschenen verdachten. Uit het wrakingsverzoekschrift blijkt verder dat de raadsvrouwe nimmer in persoon is opgetreden. Het wrakingsverzoek is namens de verdachte overgelegd en voorgedragen.
- het verzoek tot wraking heeft tot doel de onpartijdigheid van de rechtspraak te waarborgen. De wraking staat in nauwe samenhang met artikel 8 lid 1 van het Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, namelijk het recht op een onpartijdige rechter. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschenen verdachten en niet-verschenen verdachten. Het recht komt iedere verdachte toe. Dit is het enig wettig controlemiddel dat de verdachte zelf toekomt tijdens de behandeling van zijn zaak door een rechter. De niet-verschenen verdachte is het onderwerp van het tegen hem lopend strafrechtelijk onderzoek ter terechtzitting. Om die reden zou het recht om te wraken hem niet ontnomen kunnen worden. Uit het feit dat artikel 437 Sv geen beperking heeft geformuleerd ten aanzien van niet verschenen verdachten, vloeit voort dat het recht van wraking wettelijk elke verdachte, ongeacht verschijningsstatus, toekomt.
- gelet op de hiervoor bedoelde verdragsbepalingen, die een een ieder bindende werking hebben, kon de kantonrechter nimmer beslissen dat aan de niet-verschenen verdachte het recht tot wraking niet toekomt. De kantonrechter heeft door alzo te beslissen in strijd gehandeld met de wet, het verbod op willekeur, het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
- de kantonrechter heeft in de beslissing niet gereageerd op de wrakingsgronden. Appellant blijft bij de wrakingsgronden.
Appellant blijft erbij dat er sprake is van feiten en omstandigheden die objectief de vrees rechtvaardigen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
Appellant vraagt dat de beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd en dat hij alsnog ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot wraking en voorts dat de wraking gegrond wordt verklaard.
- De beoordeling van het hoger beroep van de wraking
6.1 De ontvankelijkheid in het verzoek tot wraking
6.1.1 Thans ligt de vraag ter beantwoording of een niet-verschenen verdachte het recht heeft om een verzoek tot wraking in te dienen, althans in casu, of een advocaat die de niet-verschenen verdachte bijstaat in het strafproces, een verzoek tot wraking mag indienen namens hem.
6.1.2 Het Hof put voor de beantwoording op die vraag uit de hiervoor genoemde verdragsbepalingen en de bepalingen in de wet.
Noch in artikel 8 van het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens, noch in artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, noch in de artikelen betreffende de wraking in het Wetboek van Strafvordering, wordt onderscheid gemaakt tussen verdachten die zijn verschenen en verdachten die niet zijn verschenen, of wordt bepaald dat het recht op een onpartijdige rechter niet geldt voor een verdachte die niet is verschenen.
Om die reden moet worden aangenomen dat de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en de genoemde verdragsbepalingen, die een een ieder verbindende werking hebben, ook gelden voor verdachten die niet zijn verschenen, tegen wie een strafproces loopt.
De verdachte die niet is verschenen in het strafproces dat tegen hem loopt, en die wordt bijgestaan door een advocaat, staat derhalve, indien hij eventueel van zijn advocaat verneemt over verhandelingen op de terechtzitting, of uit de processen-verbaal van de zitting kennis krijgt van verhandelingen op de terechtzitting, de mogelijheid open de advocaat te vragen de rechter namens hem te wraken indien het hem van feiten of omstandigheden zou blijken, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade zou kunnen lijden.
6.1.3 Het Hof is van oordeel dat appellant wel ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking en zal de beschikking van de kantonrechter vernietigen. Het verzoek tot wraking zal inhoudelijk worden beoordeeld.
6.2 De beoordeling van de wrakingsgronden
6.2.1 Thans moet beoordeeld worden in hoeverre de hierboven onder 3.1 genoemde handelingen, namelijk de uitspraken van de kantonrechter tijdens de verhoren en de gestelde tijdslimieten, onder andere in het opgeven van getuigen en de spreektijd, leiden tot feiten en omstandigheden waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, zoals bedoeld in artikel 437 Sv..
6.2.2 Het Hof overweegt dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die verdachte de vrees dienaangaande, objectief gerechtvaardigd is.
6.2.3 Het Hof overweegt voorts dat het, gelijk uit de rechtspraak blijkt, voor de geregelde afdoening van zaken, geoorloofd is met partijen afspraken te maken over het verloop van het proces en over spreektijd. Op zich hoeven dergelijke afspraken niet te leiden tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Ook kan bij de ondervraging, met name bij confrontatie met belastende verklaringen, bij de verdachte het gevoel ontstaan dat de kantonrechter hem zaken voorhoudt die op zijn schuld duiden. Echter zal de ondervraging op zodanige wijze moeten plaatsvinden dat de onschuldpresumptie duidelijk blijkt. Ook de ondervraging hoeft dan niet te leiden tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
6.2.4 Het Hof heeft kennis genomen van de stukken van het dossier en is na kennisneming van de stukken van oordeel dat voornoemde handelingen en uitspraken van dien aard zijn geweest, dat zij, in onderling verband en samenhang beschouwd, objectief bezien zouden kunnen leiden tot de schijn van vooringenomenheid bij de kantonrechter. Om die reden zal het Hof de wraking van appellant gegrond verklaren. De beschikking van de kantonrechter zal worden vernietigd.
6.3 Het Hof zal de overige aangevoerde stellingen niet verder bespreken nu deze niet tot een ander oordeel zullen leiden.
- Beslissing
Het Hof:
7.1 vernietigt de beschikking van de kantonrechter mr. D.G.W. Karamat Ali d.d. 7 juli 2023, waarin de advocaat niet-ontvankelijk is verklaard;
en opnieuw rechtdoende:
7.2 verklaart de onderhavige wraking van mr. D.G.W. Karamat Ali gegrond;
7.3 bepaalt dat de griffier deze beslissing van het Hof dient toe te zenden aan de advocaat van appellant, de kantonrechter en de vervolgingsambtenaar;
7.4 bepaalt dat de behandeling van de strafzaak tegen appellant wordt hervat en voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van onderhavig wrakingsverzoek, door een andere kantonrechter binnen de Unit Straf Eerste aanleg.
Aldus gegeven door mr. A. Charan, fungerend-president, mr. M.C. Mettendaf en mr. A.C. Johanns, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 4 augustus 2023 te Paramaribo, door de fungerend-president voornoemd, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E. Ommen-Dors.