SRU-HvJ-2025-10

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer CIVAR no. 2025H00040
  • Uitspraakdatum 25 maart 2025
  • Publicatiedatum 26 april 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur, danwel met enig bepaling van het Bupo-verdrag is in casu geen sprake. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de politieke groepering ervoor zorg te dragen dat tijdig, in casu uiterlijk op 24 februari 2025 om 15.00 uur een verzoek i n te dienen dat voldoet aan de ingevolge de Kiesregeling geldende vereisten. Deze omstandigheden vallen allemaal binnen de invloedssfeer van NOP. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening.

    Het is het hof niet gebleken van omstandigheden die tot de conclusie zouden moeten leiden dat de Staat zich op enig moment schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen in de procedure die door het NOP is gevolgd bij de voorbereidingen om zich te registreren en dat het op enige wijze aan de Staat zou hebben gelegen dat het NOP niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn over de benodigde documenten beschikte.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Civarno.2025H00040
25 maart 2025
Vonnis
In de zaak van:

DE POLITIEKE ORGANISATIE NATIONALE ONTWIKKELINGS PLATFORM (N.O.P.), rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Borretstraat no. 02 unit 3 te Paramaribo,
appellante in kort geding,
hierna: het NOP,
vertegenwoordigd door: dhr Richard Ajoebkhan Alli (voorzitter)

tegen

DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Binnenlandse Zaken,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
geïntimeerde in kort geding,
hierna: de Staat,
gemachtigde: mr. A.E. Veldman, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen op 13 maart 2025 in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis (civarnummer 202500947) tussen het NOP als eiseres en de Staat als gedaagde spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

1. Het procesverloop in hoger beroep

1.1 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:

  • het proces-verbaal van 24 maart 2025 van de Substituut-Griffier der Kantongerechten, waarin is vermeld dat het NOP tegen genoemd vonnis hoger beroep heeft ingesteld;
  • de pleitnota, gedateerd 24 maart 2025;
  • het antwoordpleidooi, gedateerd 24 maart 2025;
  • de mondelinge conclusies van repliek en dupliek.

1.2 De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan uit gaat.

3. De vordering en de beslissing in eerste aanleg
3.1 Het NOP heeft, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:
de Staat te veroordelen om binnen 1 uur na de uitspraak, eiseres alsnog te registreren althans te doen registreren bij het Centraal Hoofdstembureau, hierna CHS, op straffe van een dwangsom en de Staat te veroordelen in de kosten van het geding en de liquidatiekosten.

3.2 De Staat heeft tegen de vordering verweer gevoerd.

3.3 De kantonrechter heeft bij vonnis van 13 maart 2025 de voorzieningen geweigerd en het NOP veroordeeld in de liquidatiekosten en de proceskosten.

4. De vordering, de grieven en het verweer
4.1 Het NOP is tegen het vonnis opgekomen en heeft gevorderd dat het beroepenvonnis wordt vernietigd, dat de Staat wordt veroordeeld het NOP alsnog te registreren voor deelname aan de verkiezingen en een redelijke termijn vast te stellen waarin het NOP de DNA-kandidaten kan voordragen.

De stellingen en weren van partijen in eerste aanleg
4.2 Het NOP heeft in eerste aanleg – kort samengevat – aangevoerd dat zij op 24 februari 2025 om 14.57 uur het registratieformulier ontving en dat zij daardoor pas om 15.05 uur bij het CHS was voor de indiening van de stukken. Het CHS heeft geweigerd de stukken in ontvangst te nemen. Het CHS heeft aangegeven dat de registratie is geweigerd omdat de wettelijke registratie termijn om 15.00 uur was afgesloten. De geringe overschrijding van slechts vijf minuten waren echter het gevolg van omstandigheden die buiten de macht van het NOP hebben gelegen, namelijk de late vrijgave van de essentiële documenten van de bevoegde overheidsinstanties. De strikte toepassing van de termijn is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, namelijk het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het verbod op detournement de pouvoir, het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het fair-playbeginsel.

4.3 De Staat heeft verweer gevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – erop neerkomende, dat de in de Kiesregeling genoemde termijn voor registratie dwingend is voor geschreven en als een fatale termijn moet worden gezien, voorts dat, de Staat geen beginselen van behoorlijk bestuur danwel bepalingen van het Bupoverdrag heeft geschonden.

De beslissing van de kantonrechter in eerste aanleg in kort geding:
4.4 De kortgeding rechter in eerste aanleg heeft op 13 maart 2025 vonnis (civarnummer 202500947) bij vonnis, op daarin vermelde gronden, de gevraagde voorzieningen geweigerd en het NOP verwezen in de proceskosten.

De grief van het NOP tegen het beroepen vonnis

4.5 Het NOP heeft aangevoerd dat zij na bestudering van het vonnis in eerste aanleg tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een wezenlijke juridische omissie in de overwegingen van de kantonrechter. Naar het Hof begrijpt beroept NOP zich op overmacht. Volgens NOP is het buiten haar schuld om dat zij na 15.00 uur is gearriveerd bij het Centraal Hoofdstembureau voor het indienen van de documenten. Het NOP heeft verder aangevoerd dat het CHS en het OKB in strijd hebben gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat de documenten ongemotiveerd en onrechtmatig zijn geweigerd door het CHS. 

5. De beoordeling
5.1 Het hof overweegt dat de aanbieding tot registratie een onderdeel is van de procedure ten behoeve van de verkiezing van de leden van de volksvertegenwoordigende lichamen welke verkiezing op 25 mei 2025 zal plaatshebben. De procedure is door de wetgever aan strikte regels en termijnen gebonden om de voortgang van de procedure alsmede voor ieder gelijke en eerlijke verkiezingen te waarborgen.

5.2 Artikel 31 lid 3 van de Kiesregeling luidt alsvolgt:
“De gelegenheid tot aanbieding bestaat van de vierendertigste tot en met de negenentwintigste dag vóór de ingevolge artikel 85 lid 1 vastgestelde dag der kandidaatstelling. Registratie is mogelijk van des voormiddags 08.00 uur tot des namiddags 15.00 uur bij het Centraal Hoofdstembureau. “
In artikel 35 lid 1 onder a staat dat het Centraal Hoofdstembureau de registratie weigert indien de aanbieding niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft plaatsgevonden.

5.3 Naar het oordeel van het Hof is de in de Kiesregeling genoemde termijn een fatale termijn en dwingend voorgeschreven. In de rechtspraak is de rechtsopvatting, dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen van die termijn afgeweken zou mogen worden, heersend.
Het hof sluit zich hierbij aan bij de uitspraak van 23 oktober 2006 uit de Nederlandse rechtspraak (met rechtspraaknummer ECLI:NL:RVS:2006:AZ1246) waarin is geoordeeld:

“2.3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 2 februari 2006 in zaak no. 200600750/1 (AB 2006, 73), heeft de keuze van de wetgever voor een strikte regeling in de Kieswet als achtergrond een voor ieder gelijke, eerlijke verkiezing te waarborgen. Daarom is er, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen, geen ruimte voor het hoofdstembureau om in afwijking van de dwingende bepalingen van de Kieswet te beslissen.
Anders dan appellant meent, is in dit geval van een dergelijke zeer uitzonderlijke situatie geen sprake…”

5.4 Ook in het onderhavige geval van NOP is er – naar het oordeel van Hof – geen sprake van een uitzonderlijk geval. Uit het relaas van NOP en de in het dossier aanwezige stukken blijkt dat appellante vanaf december 2024 doende is haar statuten in orde te maken. Gaandeweg bleek dat de naam van de partij moest worden veranderd omdat de gekozen naam veel gelijkenis vertoonde met de naam van een andere politieke partij. Zij is toen de procedure begonnen voor het wijzigen van de naam hetgeen er kennelijk uiteindelijk toe heeft geleid dat zij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beschikte over alle benodigde documenten. Zij meldde zich op 24 februari 2025 om 15.05 uur aan voor de registratie. Daarnaast is gebleken dat NOP toen ook nog niet beschikte over de vereiste bewijs van storting van de borgsom, omdat de borgsom nog niet was gestort. Ook indien NOP de mogelijkheid zou worden geboden om de documenten in te dienen dan nog zou dit niet kunnen omdat de documenten niet compleet waren. De stelling van NOP dat zij ter plekke een girale overmaking zou doen gaat niet op omdat vereist was een stortingsbewijs en niet een girale overmaking ter plekke.
Van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur, danwel met enig bepaling van het Bupo-verdrag is in casu geen sprake. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de politieke groepering ervoor zorg te dragen dat tijdig, in casu uiterlijk op 24 februari 2025 om 15.00 uur een verzoek in te dienen dat voldoet aan de ingevolge de Kiesregeling geldende vereisten. Deze omstandigheden vallen allemaal binnen de invloedsfeer van NOP. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening.

5.5 Het is het hof niet gebleken van omstandigheden die tot de conclusie zouden moeten leiden dat de Staat zich op enig moment schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen in de procedure die door het NOP is gevolgd bij de voorbereidingen om zich te registreren en dat het op enige wijze aan de Staat zou hebben gelegen dat het NOP niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn over de benodigde documenten beschikte.

5.6 Om die reden acht het hof het terecht dat het CHS heeft geweigerd om het NOP te registreren.
Het vonnis in eerste aanleg zal daarom worden bevestigd onder aanvulling van de gronden.

5.7 Het hof zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken, nu dat niet tot een ander oordeel zou leiden en het NOP zal worden veroordeeld in de kosten van het proces.

6. Beslissing
Het hof:
6.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in kort geding van 13 maart 2025 bekend onder civarnummer 202500947, waarvan beroep onder aanvulling van de gronden.
6.2 Veroordeelt het NOP in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van de Staat gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD. nihil (nihil SURINAAMSE DOLLARS) aan verschotten en SRD.15.000,- (VIJFTIENDUIZEND SURINAAMSE DOLLARS) aan gemachtigdensalaris;

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. A.C. Johanns, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op dinsdag 25 maart 2025 in tegenwoordigheid van mevr. S.R. ten Berge, ad-hoc Fungerend-Griffier.

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen dhr. Richard Ajoebkhan Alli, vertegenwoordiger van appellante terwijl geïntimeerde, noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld