SRU-HvJ-2025-6

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Civarno. 2025H00066 en 2025H00067
  • Uitspraakdatum 23 april 2025
  • Publicatiedatum 26 april 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Nu van de 21 kandidaten van A20 voor de ressortraadsverkiezing van de ressorten Groningen en Saramaccapolder wel de onderliggende documenten zijn aangetroffen, er tevens digitale indiening heeft plaatsgevonden en de voorzitters van het Hoofdstembureau Wanica en het Hoofdstembureau Saramacca een ontvangstbevestiging hebben afgegeven met daarin de mededeling dat A20 de kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de Ressortraden heeft ingeleverd, terwijl er geen reservering, kanttekening c.q. voorbehoud is gemaakt dat geen hardkopie kandidatenlijst voor het ressort Groningen of Saramaccapolder is ontvangen mag er van worden uitgegaan dat die lijsten in hardcopy wel waren ingediend. Immers is blijkens de memorie van toelichting op artikel 54 van de Kiesregeling het CHS dan wel het Hoofdstembureau ook verantwoordelijk voor de juistheid van de ingediende kandidatenlijsten in hard kopie.

    Het is het Hof ambtshalve bekend dat uiterlijk op 20 april 2025 er uitsluitsel diende te zijn over het nemen van de beslissing van alle rechtszaken om de voortgang van de verkiezing op 25 mei 2025 te kunnen garanderen. Alhoewel het belang van A20 om het passief kiesrecht op ressortraad niveau in alle ressorten te kunnen beleven wordt erkend, moet het belang van de Staat om conform de wettelijke termijnen de verkiezingsagenda te volgen teneinde de verkiezing te doen plaatsvinden op de geplande datum van 25 mei 2025, ook in aanmerking worden genomen. Daarnaast moet ook in acht worden genomen het belang van de overige 13 partijen die zich hebben ingeschreven om mee te doen aan de verkiezingen van 25 mei 2025 bij de voortgang van de verkiezingen. Uitstellen van de verkiezing kan onder andere leiden tot constitutionele problemen, afname van het vertrouwen in de democratie, politieke spanningen en niet in de laatste plaats tot economische onzekerheid.

    Kiesregeling; artikel 34 e.v.; artikel 54 e.v.; Verkiezingen 2025; Passief kiesrecht

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Civarno. 2025H00066 en 2025H00067

23 april 2025

Vonnis

In de zaak met civarnummer 2025H00066 van:

DE POLITIEKE ORGANISATIE ALTERNATIEF 20

rechtspersoon,

hierna te noemen: “A20”,

gemachtigde: mr. J. Nibte, advocaat,
appellante in kort geding,

tegen

DE STAAT SURINAME,

rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo, vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, met name de instituten:

a. De President van de Republiek Suriname, kantoorhoudende te Paramaribo,

b. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, kantoorhoudende te Paramaribo

c. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling, met name het Hoofdstembureau Saramacca, kantoorhoudende te Paramaribo,

d. Het Centraal Hoofdstembureau, kantoorhoudende te Paramaribo, 

gemachtigden: mr. N.A.S. Ramnarain en I.D. Kanhai BSc., 

hierna te noemen: “de Staat of de President, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Hoofdstembureau Saramacca of het CHS”,

geïntimeerden in kort geding,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen op 19 april 2025 in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis (civarnummer 202501543) tussen A20 als eiseres en de Staat als gedaagde,

 

en in de zaak met Civarnummer 2025H00067 van:

DE POLITIEKE ORGANISATIE ALTERNATIEF 20,

rechtspersoon,

hierna te noemen: “A20”,

gemachtigde: mr. J. Nibte, advocaat,
appellante in kort geding,

tegen

DE STAAT SURINAME

rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo, vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, met name de instituten:

a. De President van de Republiek Suriname, kantoorhoudende te Paramaribo,

b. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, kantoorhoudende te Paramaribo

c. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling, met name het Hoofdstembureau Wanica, kantoorhoudende te Paramaribo,

d. Het Centraal Hoofdstembureau, kantoorhoudende te Paramaribo, 

gemachtigden: mr. N.A.S. Ramnarain en I.D. Kanhai BSc., 

hierna te noemen: “de Staat of de President, het Ministerie van Binnelandse Zaken, het Hoofdstembureau Wanica of het CHS”,

geïntimeerde in kort geding,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen op 19 april 2025 in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis (civarnummer 202501544) tussen A20 als eiseres en de Staat als gedaagde,

spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

 

1.Het procesverloop in hoger beroep in beide zaken

1.1 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:

  • het proces-verbaal van de substituut-griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat door A20 tegen genoemde vonnissen hoger beroep is ingesteld;
  • de pleitnota zijdens appellante gedateerd 22 april 2025;
  • het proces-verbaal van de mondelinge pleidooien van de gemachtigden en van de Staat,
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen.

1.2 De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten in beide zaken

2.1 A20 heeft zich ten behoeve van de verkiezing van de leden van de volksvertegenwoordigende lichamen geregistreerd bij het CHS. Conform de artikelen 38 e.v. en 54 e.v. van de Kiesregeling heeft A20 op 25 maart 2025 kandidatenlijsten ingediend voor respectievelijk de verkiezing van de leden van de Nationale Assemblee en leden van ressortraden.

2.2 Op 2 april 2025 heeft het Hoofdstembureau Saramacca een besluit genomen waarbij de kandidatenlijst op het niveau van de ressortraad, met name ressort Groningen ongeldig is verklaard. De reden die voor de ongeldigverklaring is genoemd is dat de kandidatenlijst niet is ingediend. 

2.3 Op 2 april 2025 heeft het Hoofdstembureau Wanica een besluit genomen waarbij de kandidatenlijst op het niveau van de ressortraad, met name ressort Saramaccapolder ongeldig is verklaard. De reden die voor de ongeldigverklaring is genoemd is dat de kandidatenlijst niet is ingediend. 

2.4  A20 is tegen de twee besluiten van de Hoofdstembureau’s op 4 april 2025 in beroep gegaan bij de President.

2.5  De President heeft op de twee beroepschriften beslist. Bij resolutie van 12 april 2025 met nummer 747/RP heeft de President het beroep van A20 ongegrond verklaard en het besluit van het Hoofdstembureau Saramacca, waarin de RR kandidatenlijst van A20 ongeldig is verklaard, gehandhaafd.  Bij resolutie van 11 april 2025 met nummer 733/RP heeft de President het beroep van A20 ongegrond verklaard en het besluit van het Hoofdstembureau Wanica, waarin de RR kandidatenlijst van A20 ongeldig is verklaard, gehandhaafd.  

3. De vordering en de beslissing in eerste aanleg

In de zaak met Civarnummer 2025H00066:

3.1 A20 heeft in deze zaak bij verzoekschrift, zakelijk weergegeven, gevorderd dat de kantonrechter in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

I. Schorst de resolutie van de President,

II. Schorst het besluit van het Hoofdstembureau Saramacca d.d. 3 april 2025 waarmee de kandidatenlijsten op het niveau van de ressortraad van het ressort Groningen als ongeldig zijn verklaard, totdat op de inhoudelijke gronden van dit besluit is beslist;

III. De Staat veroordeelt de ingediende kandidatenlijsten, alsmede de daarop genoemde kandidaten in aanmerking te nemen en op de verzamellijst op te nemen op basis van artikel 84 van de Kiesregeling;

IV. De Staat veroordeelt in de kosten van het geding. 

In de zaak met Civarnummer 2025H00067:

3.2 A20 heeft in deze zaak bij verzoekschrift, zakelijk weergegeven, gevorderd dat de kantonrechter in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

I. Schorst de resolutie van de President,

II. Schorst het besluit van het Hoofdstembureau Wanica d.d.1 april 2025 waarmee de kandidatenlijsten op het niveau van de ressortraad van het ressort Saramaccapolder als ongeldig zijn verklaard, totdat op de inhoudelijke gronden van dit besluit is beslist;

III. De Staat veroordeelt de ingediende kandidatenlijsten, alsmede de daarop genoemde kandidaten in aanmerking te nemen en op de verzamellijst op te nemen op basis van artikel 84 van de Kiesregeling;

IV. De Staat veroordeelt in de kosten van het geding. 

3.3 In beide zaken heeft A20 als grondslag voor het gevorderde aangevoerd dat de kandidatenlijsten wel zijn ingediend. Dat de lijsten zijn ingediend blijkt uit het bewijs van ontvangst uitgereikt door het Hoofdstembureau van respectievelijk Saramacca en Wanica.

De kandidatenlijsten kunnen slechts ongeldig worden verklaard wanneer zij zijn ingediend en inhoudelijk zijn getoetst. Daarom kunnen die lijsten niet ongeldig worden verklaard. Het Hoofdstembureau heeft in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het legaliteitsbeginsel. Door de onjuiste redenering is de Presidentiële resolutie gebrekkig en hoogst onrechtmatig. De resolutie leidt tot onherstelbare schade aan het passief kiesrecht van A20 en aan haar democratische participatie. 

3.4 In beide zaken heeft de Staat, onder andere, aangevoerd dat het CHS ten onrechte is betrokken in het proces omdat het CHS geen inbreng heeft in het proces met betrekking tot de Ressortraads- en de Districtsraadsleden. Zij stelt voorts dat uit het onderzoek van de twee Hoofdstembureaus is gebleken dat de kandidatenlijsten voor de ressorten Groningen in Saramacca en Saramaccapolder in Wanica niet fysiek zijn ingediend. Het ontvangstbewijs waarop A20 zich beroept betreft een bewijs van ontvangst van stukken in het kader van de kandidaatstelling. Welke stukken zijn ontvangen en of de stukken voldoen aan de wettelijke vereisten wordt pas beoordeeld tijdens de zitting van het Hoofdstembureau na sluiting van de termijn voor indiening.

De Staat heeft voorts de notulen overgelegd van het Hoofdstembureau Wanica en het Hoofdstembureau Saramacca in welke notulen een schema is opgenomen waarin staat vermeld dat er voor het ressort Saramaccapolder en het ressort Groningen geen fysieke lijsten zijn ingediend.  

De Staat heeft voorts aangevoerd dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is omdat van de betreffende ressorten geen kandidatenlijsten van A20 zijn onderzocht, nu deze niet zijn ingediend. De dwingendrechtelijke termijnen zijn al verstreken zodat niet alsnog kandidatenlijsten kunnen worden ingediend. De verzamellijsten zijn reeds vastgesteld. Daarnaast heeft A20 in het geding twee lijsten overgelegd als bewijs van de indiening van de lijsten bij de twee Hoofdstembureaus die recentelijk zijn uitgeprint en zijn geantidateerd. 

3.5 De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 april 2025 in beide zaken  de voorzieningen geweigerd en A20 in de proceskosten veroordeeld.

4.De vordering, de grieven en het verweer in beide zaken

4.1 A20 heeft tegen het vonnis – zakelijk weergegeven – de volgende grieven aangevoerd: 

  1. Ondanks het feit dat de Hoofdstembureaus een ontvangstbewijs hebben verstrekt aan A20 met betrekking tot de indiening van de kandidatenlijsten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is gebleken dat de kandidatenlijsten zijn ingediend.
  1. De kantonrechter baseert haar oordeel op de afwezigheid van andere ondersteunende stukken of verklaringen, zonder aan te geven welke wettelijke vereisten daartoe bestaan. De Kiesregeling stelt niet dat naast het ontvangstbewijs nog andere bewijsmiddelen moeten worden overgelegd voor het bewijs dat de kandidatenlijsten zijn ingediend.
  1. Het besluit dat de lijsten van A20 niet zijn ingediend zijn in strijd met alle fundamentele beginselen van behoorlijk bestuur. Immers, het bestuur negeert daarmee haar eigen ontvangstbewijs en A20 zou erop mogen vertrouwen dat het ontvangstbewijs voldoende was om aan te tonen dat zij de lijsten heeft ingediend.
  1. Het uitgesloten blijven van deelname aan de verkiezingen betekent een onherstelbare inbreuk op het passief kiesrecht van de kandidaten. Desondanks wordt A20 de toegang tot het verkiezingsproces ontzegd.
  1. De uitspraak is inconsistent met een andere uitspraak in een gelijksoortige zaak. In de andere zaak werd het ontvangstbewijs wel voldoende geacht om aan te nemen dat de lijsten waren ingediend.
  1. De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat A20 geen gebruik zou hebben gemaakt van de gelegenheid om zich uit te laten over de constatering van de Hoofdstembureaus dat de lijsten niet waren ingediend. De mogelijkheid om zich uit te laten is niet opgenomen in de wettelijke bepalingen.

De lijsten zijn wel op de juiste wijze ingediend en de ontvangstbewijzen zijn aan A20 afgegeven. 

4.2 Naar aanleiding van de grieven vordert A20 dat het beroepen vonnis wordt vernietigd en dat, opnieuw rechtdoende, het gevorderde wordt toegewezen. 

4.3 De Staat heeft aangevoerd dat het ontvangstbewijs niet het bewijs levert dat de kandidatenlijsten daadwerkelijk zijn ingediend, immers, het ontvangstbewijs is slechts een bevestiging dat er stukken zijn ingediend, welke stukken zijn ingediend is daarbij niet aangegeven. De inventarisatie van de stukken en de controle van de stukken vindt pas plaats tijdens de zitting van het Hoofdstembureau die wordt gehouden na de indiening.

De Staat heeft voorts aangevoerd dat een eventuele toewijzing van de vordering met zich mee zal brengen dat een chaotische situatie zal ontstaan met betrekking tot de algemene vrije en geheime verkiezingen die zijn gepland voor 25 mei 2025. Door de Staat is aangevoerd dat onverwijld begonnen moet worden met het drukken van de stembiljetten en de andere voorbereidingen van de verkiezingen.

5. De beoordeling in beide zaken

5.1 A20 heeft tijdig hoger beroep aangetekend en is dan ook ontvankelijk in haar hoger beroep.

5.2 Het Hof overweegt met betrekking tot de grieven tegen het vonnis dat, gelijk A20 stelt, de vraag gesteld zou kunnen worden of het ontvangstbewijs dat wordt afgegeven aan een politieke organisatie na indiening van de lijsten niet kan worden aangemerkt als een bewijs dat de lijsten zijn ingediend zoals bedoeld in artikel 54 van de Kiesregeling, immers, op de verklaring staat “Bewijs van ontvangst ingeleverde kandidatenlijst”.

Het Hof overweegt verder dat bij de uitvoering van artikel 54 van de Kiesregeling, het de taak van het hoofdstembureau is om lijsten voor de ressortraden in ontvangst te nemen zowel schriftelijk als digitaal. Het verweer van de Staat dat zij stukken in ontvangst heeft genomen maar dat de lijsten er niet bij waren is onbegrijpelijk. 

Immers, het Hof acht aannemelijk dat A20 wel de kandidatenlijsten in hardcopy, zoals volgens de Kiesregeling vereist, heeft ingediend en komt tot die conclusie, aangezien de Staat heeft bevestigd dat de onderliggende documenten van die kandidaten volledig zijn aangetroffen, de Staat heeft bevestigd dat ook de digitale indiening van de kandidatenlijsten heeft plaatsgevonden en dat daarnaast ook een formulier van ontvangstbevestiging afgegeven waaruit blijkt dat A20 de kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de Ressortraden voor de districten Wanica en Saramacca heeft ingeleverd. Bij deze ontvangstbevestiging heeft de voorzitter geen reservering, kanttekening c.q. voorbehoud gemaakt dat geen hardcopy kandidatenlijst voor de ressorten van de genoemde districten zijn ontvangen. Daarnevens is in de MvT op artikel 54 van de Kiesregeling aangegeven:

“…….Het CHS dan wel het Hoofdstembureau is ook verantwoordelijk voor de juistheid van de ingediende kandidatenlijsten in hard kopie, die worden gebruikt in de verdere processen van de verkiezingen……..”

Naar het oordeel van het Hof mag daarom ervan worden uitgegaan dat die lijsten wel in hardcopy waren ingediend. 

5.3 Het Hof overweegt met betrekking tot het verweer van de Staat dat een eventuele toewijzing van de vordering met zich mee zal brengen dat een chaotische situatie zal ontstaan met betrekking tot de verkiezingen als volgt.

5.4 Het Hof is het met de Staat eens dat toewijzen van de vorderingen voor wat betreft de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau, ertoe zou leiden dat de uit de wet voortgekomen verkiezingsagenda in gevaar wordt gebracht met als gevolg dat niet is uitgesloten dat de verkiezingen geen voortgang zullen kunnen vinden op 25 mei 2025. 

Het is het Hof ambtshalve bekend dat uiterlijk op 20 april 2025 er uitsluitsel diende te zijn over het nemen van de beslissing in alle rechtszaken om de voortgang van de verkiezing te garanderen.

Toewijzen van de vordering zal tot gevolg hebben dat de Staat, met name de verkiezingsautoriteiten, gehouden zijn opnieuw de procedure te volgen voor de vaststelling van de kandidaten, waaronder de controle van de lijsten, het onderzoek van de stukken, de terinzagelegging, de bekendmaking in het ARS van de kandidaten, alles met inachtneming van de wettelijke termijnen en verder alle overige in de wet genoemde vereisten. 

Het hof overweegt dat alhoewel het belang van A20 om het passief kiesrecht op ressortraad niveau in alle ressorten te kunnen beleven wordt erkend, het belang van de Staat om conform de wettelijke termijnen de verkiezingsagenda te volgen teneinde de verkiezing te doen plaatsvinden op de geplande datum van 25 mei 2025 ook in aanmerking moet worden genomen. 

Daarnaast moet ook in acht worden genomen het belang van de overige 13 partijen die zich hebben ingeschreven om mee te doen aan de verkiezingen van 25 mei 2025 bij de voortgang van de verkiezingen. 

Uitstellen van de verkiezing kan onder andere leiden tot constitutionele problemen, afname van het vertrouwen in de democratie, politieke spanningen en niet in de laatste plaats tot economische onzekerheid.

Het verweer van de Staat ten aanzien van het in gevaar brengen van de verkiezingen gaat dan ook op.

Het Hof zal om redenen als hiervoor vermeld komen tot een bevestiging van het vonnis van de kantonrechter in prima onder aanvulling van de gronden. 

5.4 Het Hof oordeelt met betrekking tot de kosten van het geding dat de staat deze zal moeten dragen aangezien aannemelijk is geworden dat A20 wel de fysieke hardcopy kandidatenlijsten heeft ingediend. Dat de door A20 ingediende vordering desondanks niet kan worden toegewezen heeft verband met de afgewogen belangen die in casu in het nadeel van A20 is komen te vallen.

5.5 Aan bespreking van de overige stellingen en weren van partijen komt het Hof niet toe nu die niet tot een ander oordeel zal leiden.

6. Beslissing in beide zaken

Het Hof:

  1. Bevestigt het gevoegd vonnis van de kantonrechter van 21 april 2025 in de zaken bekend onder civarnummers 202501543 en 202501544 onder aanvulling van gronden;
  2. Veroordeelt de staat in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van A20 gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD.57.560,- (zevenenvijftigduidend vijfhonderdenzestig Surinaamse dollar) aan verschotten en SRD.15.000,- (vijftienduizend Surinaamse dollar) aan gemachtigdensalaris.

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. A.C. Johanns, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op woensdag 23 april 2025 in tegenwoordigheid van dhr. R.S. Dewkalie LL.B., Fungerend-Griffier.

w.g. R.S. Dewkalie                                                      w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn verschenen advocaat mr. J. Nibte, gemachtigde van appellante en advocaat mr. N. Ramnarain en mr. M.A. Guman namens advocaat I.D. Kanhai BSc., gemachtigde van geïntimeerden. 

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

M.E. van Genderen-Relyveld