- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Civarno. 2025H00065
- Uitspraakdatum 23 april 2025
- Publicatiedatum 26 april 2025
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Door CHS e.a. is onder meer aangevoerd, dat het verzuim m.b.t. het niet ondertekend zijn van de kandidatenlijsten door de meerderheid van het bestuur ingevolge art. 71 lid 1 jo. art. 81 lid 2 van de Kiesregeling – artikelen die betrekking hebben op de kandidatenlijsten voor de districtsraden – tot gevolg heeft dat deze lijsten ongeldig zijn. In zoverre is, naar het oordeel van het Hof, het besluit van de Hoofdstembureaus tot ongeldig verklaren van de kandidatenlijsten juist.
De stelling van VLS 2023, dat zij in de gelegenheid zijn gesteld door enkele van de Hoofdstembureaus om de geconstateerde verzuimen te corrigeren en dat zij daarom
gerechtvaardigd ervan uit mochten gaan dat de kandidatenlijsten niet ongeldig zouden worden verklaard, gaat niet op nu de wetgever duidelijk bepaalt wat de consequentie is van een dergelijk verzuim. Het Hof is het eens met CHS e.a. dat om deze reden niet meer de gelegenheid mocht worden geboden aan VLS 2023 om de geconstateerde verzuimen te herstellen.Op de vraag of art. 82 lid 2 van de Kiesregeling ook van toepassing is op de geconstateerde verzuimen ten aanzien van de kandidatenlijst op Ressortraad niveau is het Hof vaan oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord. Het Hof overweegt daartoe dat artikel 66 lid 2 van de Kiesregeling bepaalt wanneer de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau ongeldig zijn. In dit artikel is bepaald dat de lijsten op Resortraadsniveau die niet in overeenstemming zijn met de artikelen 54 leden 1 en 3 en 60 ongeldig zijn. Het Hof constateert dat artikel 55 lid 1 van de Kiesregeling, dat betrekking heeft op het ondertekenen van de lijsten – en waar het in het onderhavige geval om gaat – niet is opgenomen in hiervoren weergeven opsomming van artikel 66 lid 2. Hierom hadden de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau niet ongeldig moeten worden verklaard.
Evenwel is het Hof van oordeel dat toewijzen van de vorderingen voor wat betreft de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau, ertoe zou lijden dat de uit de wet voortgekomen verkiezingsagenda in gevaar kan worden gebracht met als gevolg dat niet is uitgesloten dat de verkiezingen geen voortgang zullen vinden op 25 mei 2025. Het is het Hof ambtshalve bekend dat uiterlijk op 20 april 2025 er uitsluitsel diende te zijn over het nemen van een beslissing in alle rechtszaken teneinde de voortgang van de verkiezing te garanderen op 25 mei 2025. Toewijzing van de vordering zal tot gevolg hebben dat CHS e.a. de wettelijke procedure bij herhaling zal dienen te volgen, hetgeen tot gevolg zal hebben dat de geplande datum van de verkiezing in gedrang komt. Een belangenafweging is hier uitermate geboden. Het Hof overweegt dat het individuele belang van VLS 2023 om te worden gekozen
tot Ressortraadslid minder zwaar weegt dan het belang van CHS e.a. om de verkiezingsagenda te volgen teneinde de verkiezing te doen plaatsvinden op de geplande datum van 25 mei 2025. Immers, hebben 14 partijen zich ingeschreven om mee te doen aan de verkiezingen van 25 mei 2025 en het belang van al deze partijen zal in gedrang komen. Uitstellen van de verkiezing kan onder andere leiden tot constitutionele problemen, afname van het vertrouwen in de democratie, politieke spanningen en niet in de laatste plaats tot economische onzekerheid.Kiesregeling; artikelen 71 lid 1, 82 lid 2, 54 lid 1 en 3, 55 lid 1, 60, 66 lid 2; Verkiezingen 2025;
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
Civarno. 2025H00065
23 april 2025
Vonnis
In de zaak van:
VOLKSPARTIJ LEEFBAAR SURINAME 2023,
rechtspersoon,
gevestigd te Paramaribo,
hierna te noemen VLS 2023,
gemachtigde: mr. E.S. Fernand, advocaat,
appellante in kort geding,
tegen
A. HET CENTRAAL HOOFDSTEMBUREAU,
gemachtigde: I.D. Kanhai BSc., advocaat,
B. HET ADMINISTRATIEF BEROEPSINSTITUUT VAN HET STAATSHOOFD
C. DE STAAT SURINAME,
in het bijzonder het ministerie van Binnenlandse Zaken, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
gemachtigde voor B en C: mr. N. Ramnarain, advocaat
geïntimeerden,
allen gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gezamenlijk te noemen CHS e.a.,
afzonderlijk te noemen: CHS, ABIS en de Staat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen op 19 april 2025 in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis (civarnummer 202501522) tussen de VLS 2023 als eiseres en CHS e.a. als gedaagde spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1. Het procesverloop in hoger beroep
1.1 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
- het proces-verbaal van de substituut-griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat door VLS 2023 tegen genoemd vonnis hoger beroep is ingesteld;
- de memorie van grieven zijdens VLS 2023, gedateerd 22 april 2025;
- het proces-verbaal van de mondelinge antwoord pleidooi van de gemachtigden en de vertegenwoordiger van CHS, ABIS en de Staat.
1.2 De uitspraak is bepaald op heden.
2.De feiten
Tegen de feiten zijn er geen grieven aangevoerd, zodat die geen bespreking behoeven.
3.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
3.1 VLS 2023 vordert – zakelijk weergegeven – in kort geding:
I. schorsing dan wel opschorting van de besluiten van de Hoofdstembureaus Paramaribo, Marowijne, Saramacca, Wanica, Nickerie en Sipaliwini waarbij de kandidatenlijsten van VLS 2023 op Districts – en/of Ressortraad niveau ongeldig zijn verklaard;
II. schorsing danwel opschorting van de werking van de resoluties no.’s 751/RP, 752/RP, 753/RP, 754/RP, 755/RP en 756/RP allen gedateerd 12 april 2025, inhoudende handhaving van de besluiten van voornoemde Hoofdstembureaus waarbij de kandidatenlijsten van VLS2023 op Districts en/of Ressortraad niveau ongeldig zijn verklaard, totdat in bodemprocedure onherroepelijk daarop zal zijn beslist.
III. veroordeling van CHS e.a. tot betaling van een dwangsom, de liquiditeitskosten en de proceskosten.
IV. schorsing danwel opschorting van de werking van het besluit van CHS met kenmerk CHS/KSDNA/013-S/25 d.d. 01 april 2025 totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist.
4. De beoordeling
4.1 De kantonrechter heeft VLS 2023 niet ontvankelijk verklaard in haar vordering ten aanzien van het onder 3.1 onder IV gevorderde, nl. de schorsing danwel opschorting van de werking van het besluit van CHS met kenmerk CHS/KSDNA/013-S/25 d.d. 01 april 2023 totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist. De overige vorderingen van VLS 2023 zijn verder afgewezen.
4.2 VLS 2023 heeft aangevoerd dat zij het eens is met de beslissing van de kantonrechter voor wat betreft het besluit van CHS met kenmerk CHS/KSDNA/013-S/25 d.d. 01 april 2023 doch dat dit besluit nimmer van 1 april 2023 kan zijn.
Aangezien VLS 2023 geen grief heeft aangevoerd tegen dit deel van het vonnis, zal het Hof de verdere bespreking hiervan achterwege laten. Het Hof overweegt evenwel dat de datum 01 april 2023 genoemd in het dictum van het gewraakte vonnis aangemerkt kan worden als een kennelijke schrijffout nu evident is dat het gaat om het besluit gedateerd 01 april 2025. Het Hof zal dit als zodanig corrigeren.
4.3 VLS 2023 heeft verder grieven tegen het vonnis aangevoerd. Deze grieven houden verband met elkaar en zullen daarom – voor zover van belang – gezamenlijk worden besproken.
Volgens VLS 2023 hebben de Hoofdstembureaus van Paramaribo, Marowijne, Saramacca, Wanica, Nickerie en Sipaliwini haar kandidatenlijsten voor verkiezing van een Districtsraad en Ressortraad ten onrechte ongeldig verklaard.
VLS 2023 heeft aangevoerd dat zij door de genoemde Hoofdstembureaus in de gelegenheid is gesteld om de door deze Hoofdstembureaus geconstateerde verzuimen te corrigeren, hetgeen zij terstond hebben gedaan. De verzuimen hadden betrekking op het feit dat de hardcopy van de kandidatenlijsten niet ondertekend waren door de meerderheid van het bestuur inclusief de voorzitter.
Ondanks herstel van dit verzuim door VLS 2023, zijn de kandidatenlijsten ongeldig verklaard, aldus VLS 2023.
4.3.1 CHS e.a. hebben aangevoerd dat het verzuim m.b.t. het niet ondertekend zijn van de kandidatenlijsten door de meerderheid van het bestuur ingevolge art. 71 lid 1 jo. art. 81 lid 2 van de Kiesregeling, tot gevolg heeft dat deze lijsten ongeldig zijn.
4.3.2 Gelet op het verweer van CHS e.a. is het van belang om de genoemde artikelen van de Kiesregeling te citeren.
- Artikel 71 lid 1 luidt als volgt:
Elke lijst wordt ondertekend door tenminste de meerderheid van het dagelijks bestuur inclusief de voorzitter en bij ontstentenis van deze, diens statutaire vervanger of een ander statutair bevoegd orgaan dat de politieke organisatie in en buiten rechte vertegenwoordigt. - Artikel 81 lid 2 luidt als volgt:
De lijsten die niet in overeenstemming zijn met de artikelen 71 en 76 zijn ongeldig.
Het Hof merkt op dat uit de Kiesregeling blijkt dat deze artikelen betrekking hebben op de kandidatenlijsten van de Districtsraden.
Het verweer van CHS e.a. slaagt daarom ten aanzien van de kandidatenlijsten die betrekking hebben op de Districtsraden. Naar het oordeel van het Hof is het besluit van de Hoofdstembureaus tot ongeldig verklaren van de kandidatenlijsten juist, en wel slechts voor wat betreft de kandidatenlijsten van de Districtsraden.
De stelling van VLS 2023, dat zij in de gelegenheid zijn gesteld door enkele van de Hoofdstembureaus om de geconstateerde verzuimen te corrigeren en dat zij daarom gerechtvaardigd ervan uit mochten gaan dat de kandidatenlijsten niet ongeldig zouden worden verklaard, gaat niet op nu de wetgever duidelijk bepaalt wat de consequentie is van een dergelijk verzuim. Het Hof is het eens met CHS e.a. dat om deze reden niet meer de gelegenheid mocht worden geboden aan VLS 2023 om de geconstateerde verzuimen te herstellen.
4.3.3 De vraag is of art. 82 lid 2 van de Kiesregeling ook van toepassing is op de geconstateerde verzuimen ten aanzien van de kandidatenlijst op Ressortraad niveau.
Naar het oordeel van het Hof, dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord.
Het Hof overweegt dat artikel 66 lid 2 van de Kiesregeling bepaalt wanneer de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau ongeldig zijn.
Dit artikel bepaalt:
De lijsten die niet in overeenstemming zijn met de artikelen 54 leden 1 en 3 en 60 zijn ongeldig. Artikel 55 lid 1, dat betrekking heeft op het ondertekenen van de lijsten – en waar het in het onderhavige geval om gaat – valt niet onder deze opsomming.
Om deze reden mochten de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau niet ongeldig worden verklaard.
4.4 Het Hof constateert dat het ongeldig verklaren van de lijst van Marowijne één is die betrekking heeft op Districtsraad niveau en is van oordeel dat het gesteld verzuim volgens artikel 81 lid 2 van de Kiesregeling wel ongeldigheid tot gevolg heeft.
4.5 Op grond van het voorgaande acht het Hof aannemelijk dat de door VLS 2023 ingediende kandidatenlijsten op Ressortraad niveau, ten onrechte ongeldig zijn verklaard door de Hoofdstembureaus van Paramaribo, Saramacca, Wanica, Nickerie en Sipaliwini.
Evenwel is het Hof van oordeel dat toewijzen van de vorderingen voor wat betreft de kandidatenlijsten op Ressortraad niveau, ertoe zou lijden dat de uit de wet voortgekomen verkiezingsagenda in gevaar kan worden gebracht met als gevolg dat niet is uitgesloten dat de verkiezingen geen voortgang zullen vinden op 25 mei 2025.
Het is het Hof ambtshalve bekend dat uiterlijk op 20 april 2025 er uitsluitsel diende te zijn over het nemen van een beslissing in alle rechtszaken teneinde de voortgang van de verkiezing te garanderen op 25 mei 2025.
Toewijzing van de vordering zal tot gevolg hebben dat CHS e.a. de wettelijke procedure bij herhaling zal dienen te volgen, hetgeen tot gevolg zal hebben dat de geplande datum van de verkiezing in gedrang komt. Een belangenafweging is hier uitermate geboden.
Het Hof overweegt dat het individuele belang van VLS 2023 om te worden gekozen tot Ressortraadslid minder zwaar weegt dan het belang van CHS e.a. om de verkiezingsagenda te volgen teneinde de verkiezing te doen plaatsvinden op de geplande datum van 25 mei 2025. Immers, hebben 14 partijen zich ingeschreven om mee te doen aan de verkiezingen van 25 mei 2025 en het belang van al deze partijen zal in gedrang komen.
Uitstellen van de verkiezing kan onder andere leiden tot constitutionele problemen, afname van het vertrouwen in de democratie, politieke spanningen en niet in de laatste plaats tot economische onzekerheid.
Het Hof zal om redenen als hiervoor vermeld komen tot een bevestiging van het vonnis van de kantonrechter in prima onder aanvulling van de gronden.
4.6 Nu VLS 2023 voor het grootste deel in het gelijk is gesteld zullen CHS e.a. worden veroordeeld in de proceskosten.
4.7 Het Hof zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu dat niet tot een ander oordeel zal leiden.
5. De beslissing
5.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in kort geding d.d. 19 april 2025 tussen partijen in kort geding gewezen en uitgesproken, bekend onder civarnummer 202501522, onder aanvulling van de gronden en met dien verstande dat de datum genoemd onder 5.1 van het vonnis moet zijn 01 april 2025 instede van 01 april 2023;
5.2 Veroordeelt CHS e.a. in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van de VLS 2023 gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD. 30.680,- (dertigduizend zeshonderd en tachtig Surinaamse dollar) aan verschotten en SRD.15.000,- (vijftienduizend Surinaamse dollar) aan gemachtigdensalaris.
Aldus gewezen door: mr. I.S Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. A.C. Johanns, Leden en uitgesproken door de Fungerend-President ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op woensdag 23 april 2025, in tegenwoordigheid van dhr. R.S. Dewkalie LL.B., Fungerend-Griffier.
w.g. R.S. Dewkalie w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn verschenen advocaat mr. E.S. Fernand, gemachtigde van appellante en advocaat mr. N. Ramnarain en mr. M.A. Guman namens advocaat I.D. Kanhai BSc., gemachtigde van geïntimeerden.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld