SRU-K1-1995-1

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-956489
  • Uitspraakdatum 27 november 1995
  • Publicatiedatum 10 januari 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Arbeidsrecht. Kontraktsvrijheid werkgever en werknemer.
    Art. 1615e lid 1 SBW: arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd expieren na overeengekomen termijn van rechtswege, zonder dat opzegging of ontslag vereist is. Art. 3 sub b van het ontslagdecreet, SB 1983 NO.10: voor beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geen ontslagvergunning vereist.

Uitspraak

A.R.NO. 956489
27 NOVEMBER 1995
C.G.

IN NAAM VAN DE REPUBLIEK

Vonnis in kort geding van de Kantonrechter in het Eerste Kanton in de zaak aanhangig tussen:

  1. [eiser 1], wonende aan de [straat 1] te [district],
  2. [eiser 2], wonende aan [adres 1] te [district], en
  3. [eiser 3], wonende aan [adres 2] te [district],
    gemachtigde: mr. I.D. Kanhai, advokaat,
    eisers in kort geding,

tegen

CANTECH LABORATORIES INC., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Canada, mede kantoorhoudende te Paramaribo aan de Kleine Waterstraat no. 2-6 te Paramaribo,
gemachtigde: Mr. F.KRUISLAND, advokaat,
gedaagde in kort geding,

PROCESGANG
Bij verzoekschrift, ingekomen ter Griffie d.d. 14 november 1995, hebben eisers gevorderd dat de Kantonrechter,

a. eisers zal vergunnen kosteloos te proceduren
b. gedaagde zal veroordelen aan eiser bij wijze van voorschot te voldoen 80% van hun salaris zoals genoten in de laatste maand voor de ontslagaanzegging totdat de dienstbetrekking met eisers op regelmatige wijze is beëindigd.
c. aan eisers uit te keren bij wijze van voorschot 80% van het vakantiegeld, waarop eisers recht hebben;
d. eisers toegang te verlenen tot het gebruik maken van de in gedaagdes bedrijf voorkomende voorzieningen zoals medische behandeling;

Alsmede gedaagde te veroordelen tot het betalen van een dwang-som van sf.100.000 voor iedere keer, dat zij gedaagde zich niet mocht houden aan de in deze te geven beslissing, met uitvoerbaarverklaring van de gevraagde voorzieningen op de minuut en op alle dagen en uren.
Gedaagde heeft op 21 november 1995 mondeling geantwoord onder overlegging van een produktie waarna partijen mondeling hebben gerepliceerd en gedupliceerd op dezelfde datum.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd waarvan de uitspraak bepaald is op heden.

2. MOTIVERING

2.1. Vaststaande feiten.
Tussen partijen is in rechte als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende komen vast te staan:

  1. Eisers sub 1 en 2 hebben met gedaagde sedert hun indiensttreding in april 1993 opéénvolgende arbeidskontrakten voor enkele maanden gesloten, laatstelijk voor de duur van 5.5. maanden, ingaande 1 mei 1995 en eindigend op 15 oktober 1995. Eiser sub 3 heeft, sedert zijn indiensttreding in oktober 1992 opéénvolgende arbeidskontrakten met gedaagde gesloten voor de duur van enkele maanden, blijkens door gedaagde overgelegde produkties laatstelijk voor 1.5. maand, ingaande 1 juli 1995 en eindigend op 15 augustus 1995;
  2. Gedaagde heeft per deurwaardersexploit d.d. 11 oktober 1995 eisers sub 1 en 2 bericht dat hun arbeidsovereenkomst, die op 15 oktober zou expireren, niet zou worden verlengd.Gedaagde heeft per deurwaardersexploit van dezelfde datum eiser sub 3 bericht dat een bedrag van sf.13.709,41, zijnde de restitutie loonbelasting, op zijn rekening was gestort en dat gedaagde ” hiermede de zaken met eiser sub 3 definitief afsloot” .

2.2 Standpunten van partijen

Standpunt eisers sub 1 t/m 3;
Eisers stellen dat het door gedaagde aan hen verleend ontslag onrechtmatig is. Hierbij beroepen zij zich erop dat:

  1. artikel 1615 f. lid 3 S.BW aldus wordt ontdoken;
  2. de wijze van opzegging, niet in overeenstemming is met dwingendrechtelijke bepalingen terzake, ondermeer aangaande de wettelijk voorgeschreven opzeggingstermijn, zoals bepaald in artikel 1615 i lid 7 S.BW
  3. ingevolge het Decreet ontslagvergunning (SB 1983 NO.10), met name artikel 2, voor het ontslag een vergunning van de betrokken Minister is vereist.
  4. het vermoeden bestaat dat vanwege de vorming van een vakbond door eisers gedaagde ertoe overgegaan, is de dienstbetrekking niet hen te beëindigen .

STANDPUNT GEDAAGDE:
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat:

  1. Sprake is van dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd, die van rechtswege expireren krachtens het bepaalde in artikel 1615 e lid 1 BW;
  2. het in deze derhalve niet gaat om ontslag of opzegging, doch gedaagde eisers sub 1 en 2 per deurwaardersexploit d.d. 11-10-1995 heeft bevestigd dat het dienstverband met hen per genoemde datum van rechtswege zou eindigen en ten aanzien van eiser sub 3 een finale afrekening inhield;
  3. krachtens het Decreet ontslagvergunning (SB 1983 NO.10) is voor beëindiging van overeenkomsten voor bepaalde tijd geen ontslagvergunning vereist;
  4. de opéénvolgende kontrakten met eisers voor de duur van enige maanden sedert hun indiensttreding hun oorzaak vinden in beleidsredenen met betrekking tot de bedrijfsvoering en konti- nuiteit van gedaagdes onderneming.

BEOORDELING VAN HET GESCHIL:
De Kantonrechter is van mening dat de spoedeisendheid uit de aard van eisers hun stellingen genoegzaam blijkt;
De Kantonrechter is wijders van oordeel dat in rechte is komen vast te staan op grond van de door gedaagde in het geding gebrachte produkties, die als hier letterlijk herhaald en geinsereerd worden beschouwd, dat tussen gedaagde en de eisers arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn gesloten, die inmiddels zijn geëxpireerd.
Immers ingevolge het bepaalde in artikel 1615 e lid 1 S B W expireren arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, na/van de overeengekomen termijn van rechtswege, zonder dat opzegging of ontslag vereist is.
Voorts is ingevolge het ontslagdecreet (SB 1983 NO.10) met name het bepaalde in artikel 3 sub b voor beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen ontslagvergunning vereist.
In beginsel staat het in het algemeen een werkgever en zijn werknemer vrij, in het licht van de kontraktsvrijheid, vrijwillig opéénvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten.
Door eisers is voorts geen beroep gedaan op vernietiging van de arbeidsovereenkomsten wegens gebreken bij de totstandkoming of anderzins, zodat de Kantonrechter aanneemt dat sprake is van geldige kontrakten, die vrijwillig tot stand zijn gekomen.
Het beroep van eisers op ontduiking door gedaagde van het bepaalde in de artikelen 1615 f lid 3 en 1615 i lid 7 SBW, faalt eveneens.
Het bepaalde in artikel 1615 f lid 3 B.W (welk lid overigens is komen te vervallen bij een nadere wijziging van het SBW, zie G.B. 1975 no.23, artikel I.B.)- regardeert het geval dat een dienstbetrekking na ommekomst van de overeengekomen termijn zonder tegenspraak wordt voortgezet.
Het bepaalde in artikel 1615 i lid 7 SBW, betreft een optelling van perioden van dienstbetrekkingen in het licht van de termijn van opzegging, derhalve indien sprake is van opzegging, welke in casu niet het geval is;
Op grond van het vorenoverwogene is de Kantonrechter van oordeel dat eisers geen juridische grondslag voor toewijzing van hun vorderingen hebben aangedragen, weshalve de Kantonrechter de gevraagde voorzieningen zal weigeren en de eisers als de in het ongelijk gestelde partij zal veroordelen in de kosten van dit proces;

DE KANTONRECHTER, RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
Weigert de gevraagde voorziening.
Veroordeelt de eisers sub 1 t/m 3 in de kosten van dit proces tot op heden begroot op sf.nihil

Aldus gewezen en uitgesproken ter Openbare Terechtzitting van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, Mr.J.R.VON NIESEWAND d.d. 27 november 1995 in aanwezigheid van de Fungeren- Griffier Mr.M.PITTI.