- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-130690
- Uitspraakdatum 15 augustus 2013
- Publicatiedatum 07 augustus 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Leer van de opgewekte schijn
In casu is er sprake van een bemiddelingsovereenkomst tussen N.V. Graniet en Surgoed Makelaardij N.V, aangezien N.V. Graniet de gehele correspondentie voerde met Surgoed Makelaardij N.V. en aldus de indruk heeft gewekt partij te zijn. Zij heeft niet te kennen gegeven namens de Stichting Alfat te handelen (art. 1334 e.v. BW).Onredelijke garantverklaring
Het beroep van N.V. Graniet op de garantverklaring ter opheffing van het gelegde conservatoir derdenbeslag wordt niet ingewilligd door de Kantonrechter, aangezien pas tot betaling zal worden overgegaan nadat het vonnis in de zaak, bekend onder AR nummer 124455, onherroepelijk is geworden en dit een onzeker gegeven is en dus onredelijk voor gedaagde (art. 599 BRV.).SJB 2013/3
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 130690
15 augustus 2013
Vonnis in kort geding in de zaak van
A. N.V. Graniet,
B. [eiser sub B],
gevestigd c.q. wonende te [district],
eisers in kort geding
gemachtigde: mr. P.R. Sohansingh, advocaat,
tegen
Surgoed Makelaardij n.v.
gevestigd te Paramaribo,
gedaagde in kort geding,
[gevolmachtigde]
1. De procesgang
1.1 deze blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het verzoekschrift dat op 11 februari 203 ter griffie van het kantongerecht is ingediend;
– de conclusie van antwoord met producties;
– de conclusie van repliek met producties;
– de conclusie van dupliek met producties;
– de conclusie tot uitlating met producties zijdens eisers;
– de conclusie tot uitlating met producties zijdens gedaagde;
– de conclusie tot uitlating zijdens eisers.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eiser sub B is directeur van eiseres sub A en voorzitteer van de Stichting Alfat. De Stichting Alfat en eiseres sub A hebben dezelfde vestigingsplaats.
2.2 Gedaagde heeft als bemiddelaar opgetreden bij de verhuur van een onroerend goed staande en gelegen aan [adres]. Gedaagde meent uit hoofde van deze bemiddelingsovereenkomst een vordering te hebben op eiseres en/of Stichting Alfat.
2.3 Gedaagde heeft na daartoe verkregen toestemming van de kantonrechter, bij exploten no. 662 t/m 666 dd. 10 december 2012 conservatoir derden beslag doen leggen ten laste van eisers en/of Stichting Alfat.
3. De vordering, de grondslag daavan en het verweer
3.1 Eisers vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, opheffing van de door gedaagde ten laste van hen, bij exploten no. 662 t/m 666 dd. 10 december 2012 gelegde conservatoir derden beslag onder de in die exploiten genoemde instellingen.
3.2 Eisers stellen nimmer een bemiddelingsovereenkomst met gedaagde te zijn aangegaan. Volgens hen is de Stichting Alfat de bemiddelingsovereenkomst met gedaagde aangegaan. Zij zijn derhalve niets verschuldigd aan gedaagde. Ter onderbouwing van hun stellingen hebben eisers overgelegd een bemiddelingsovereenkomst waaruit zou moeten blijken dat die is gesloten tussen Stichting Alfat en gedaagde. Eisers menen derhalve dat de ten laste van hen gelegde beslagen onrechtmatig zijn. Bovendien zijn eisers van mening dat de beslagen bovenmatig zijn gezien de hoogte van de vermeende vordering van gedaagde.
3.3 De kantonrechter komt indien nodig terug op het verweer van gedaagde in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.2 Gedaagde heeft het volgende aangevoerd:
Uit alle gevoerde correspondentie tussen eisers en gedaagde blijkt duidelijk dat vanaf de ingang van de bemiddelingsovereenkomst het emailadres van eiseres sub A is gebruikt. Eisers hebben de schijn opgewekt hij zaken deed met eisers. Hij, gedaagde, is te goeder trouw ervan uitgegaan dat hij zaken deed met eisers. De naam van Stichting Alfat is pas gevallen bij de ondertekening van de overeenkomst op 28 maart 2011. Daarvoor hebben eisers haar nimmer voorgehouden en evenmin heeft hij het idee gehad dat hij de overeenkomst aanging met de Stichting Alfat. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter slaagt het verweer van gedaagde. Van eiser sub B, die directeur en voorzitter is van eiseres sub A respectievelijk Stichting Alfat, mocht worden verwacht dat hij vanaf de aanvang van de overeenkomst met gedaagde duidelijk kenbaar had gemaakt aan gedaagde wie zijn contractpartner was bij de bemiddelingsovereenkomst, zodat daarover geen verwarring ontstond. Door dat na te laten is hij zelf verantwoordelijk voor de ontstane verwarring, en zijn zowel hij als eiseres sub A verantwoordelijk voor de schade die door gedaagde wordt geleden als gevolg van de niet nakoming van de bemiddelingsovereenkomst. Ten onrechte gaan eisers ervan uit dat gedaagde een onderzoeksplicht heeft om na te gaan met wie zij de overeenkomst sluit. Immers, mocht gedaagde er gerechtvaardigd van zijn dat hij de overeenkomst aanging met degene waarmee hij correspondeerde; in deze dus eisers nu de correspondentie plaatsvond via het emailadres van gedaagde sub A in de persoon van gedaagde sub B, terwijl volgens gedaagde ook een werknemer van eiseres sub A in de persoon van ene mevrouw [naam] de communicatie met hem voerde. Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter de door gedaagde ten laste van eisers gelegde conservatoire derdenbeslagen niet onrechtmatig.
4.3 Bij nadere conclusie hebben eisers een kopie van borgstelling welke verstrekt is door de Coöperatieve Spaar- en Kredietbank Godo G.A. overgelegd tot de hoogte waarvan het beslag is gelegd.
In de verklaring is zover van belang het volgende opgenomen:
“Op verzoek van onze cliënt, de heer [eiser sub B] handelende in privé en als directeur/enige aandeelhouder van de N.V. Graniet en als enig bestuurslid van de Stichting Alfat, stellen wij ons tegenover U garant voor de richtige betaling tot een bedrag van maximaal € 2.512,50, indien genoemde cliënt in het momenteel met U gevoerd proces, bekend onder no. A.R. no.124455 bij onherroepelijk in kracht van gewijsde gegaan vonnis wordt veroordeeld tot betaling van het hierboven genoemd maximum van € 2.512,50…
Deze garantie vervalt 30 (dertig) dagen nadat het hiervoor bedoeld rechterlijk vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan….
Volgens eisers dienen de gelegde beslagen thans te worden opgeheven nu er een garantieverklaring is gegeven.
4.3.1 Ingevolge artikel 599 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WvBrv.) zal de rechter de conservatoire beslagen moeten opheffen indien behoorlijke borgstelling heeft plaatsgehad voor het beloop van de som.
Anders dan eisers is de kantonrechter van oordeel dat de door hen verstrekte borgstelling, zoals weergegeven onder 4.3 hiervoor, onredelijk is nu daaruit valt af te leiden dat de betaling pas zal plaatsvinden nadat het vonnis in de zaak bekend onder AR no. 124455 onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat indien eisers worden veroordeeld in de bodemgeschil procedure, niet direct tot betaling zal worden overgegaan indien eisers in beroep gaan tegen het genoemd vonnis. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is er dus geen sprake van een behoorlijke borgstelling in de zin van artikel 599 W.v.Brv. als gevolg waarvan de beslagen zouden moeten worden opgeheven.
4.4 Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen dienen de door eisers gevraagde voorzieningen te worden geweigerd.
4.5 De kantonrechter acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
4.6 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
5. De beslissing
5.1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in kortgeding mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kanton van donderdag 15 augustus 2013 te Paramaribo, door de kantonrechter in kort geding, mr. A. Charan, in tegenwoordigheid van de griffier.
w.g. D. Ramdin w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
w.g. A. Charan