- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-124377
- Uitspraakdatum 09 januari 2014
- Publicatiedatum 31 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Personen en familierecht. Een instituut dan wel instantie kan pas als persona standi in judicio worden gekwalificeerd indien dit uitdrukkelijk bij wet is vastgesteld. Gedaagden hebben aangevoerd dat gedaagde sub B niet in rechte kan worden betrokken omdat die niet als persona standi in judicio kan worden gekwalificeerd. De kantonrechter is het eens met deze visie van gedaagden. Gesteld en evenmin is gebleken dat dit het geval is ten aanzien van gedaagde sub B, zodat eiser niet ontvankelijk zal worden verklaard in de door hem gevraagde voorziening ten aanzien van deze gedaagde.
Uitspraak
HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 124377
9 januari 2014
Vonnis in kort geding in de zaak van
[eiser],
wonende in het [district 1],
eiser in kort geding,
gemachtigde: mr. T.S. Sewdien, advocaat,
tegen
A. De Staat Suriname met name het Ministerie van Binnenlandse Zaken, vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
B. Het Centraal Bureau voor Burgerzaken,
beiden gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagden in kort geding,
gemachtigde: mr. A.W. van der San, advocaat.
1. De procesgang
1.1 Deze blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het verzoekschrift met bij behorende producties dat op 6 november 2012 ter griffie van het kantongerecht is ingediend;
– de conclusie van antwoord;
– de conclusie van repliek;
– de mondelinge conclusie van dupliek;
– de op 25 april 2013 gegeven rolbeschikking;
– het proces-verbaal van de op 14 mei 2013 gehouden comparitie van partijen.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Bij beschikking dd. 25 april 2012 bekend onder AR no. 112554, heeft de kantonrechter in het eerste kanton de openbare verkoop gelast van het onverdeeld aandeel van het hierna te noemen onroerend goed:
“de Westelijke helft in het perceelland, in zijn geheel groot vijf hectaren gelegen in het [district 1] aan de linkeroever van de [rivier] en bekend onder [nummer], welke verkocht gedeelte bekend staat onder [nummer-variant] (hierna het onroerend goed).
2.2 Uit een door eiser overgelegd borderel van het hypotheekkantoor blijkt dat het onroerend goed staat geregistreerd ten name van [naam 1] gehuwd in algemene gemeenschap van goederen met [naam 2].
2.3 Eiser heeft van gedaagde sub B verkregen een stamboom c.q. inlichtingenstaat, waarin vermeld staat dat [naam 1] gehuwd is geweest met [naam 2 – variant], die is geboren op [datum 1] in het [district 1 en overleden op [datum 2] te [district 2].
2.4 In verband met de uitvoering van de beschikking van de kantonrechter d.d. 25 april 2012 bekend onder AR no. 112554, is bij de notaris onduidelijkheid ontstaan over de naam van de echtgenote van [naam 1].
Vanwege voornoemde onduidelijkheid is van belang dat eiser van gedaagden verkrijgt een afschrift van geboorte – en een overlijdensakte van die [naam 2] (de echtgenote van [naam 1]).
2.5 Eiser heeft aan gedaagden het verzoek gedaan tot afgifte van een afschrift van geboorte – en een overlijdensakte van die die [naam 2], doch weigeren gedaagden het verzochte aan eiser af te geven.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagden, tot afgifte van een stamboom c.q. inlichtingenstaat, een geboorte- en een overlijdensakte van [naam 2 – variant] danwel [naam 2] geboren op [datum 1] in het [district 1] en overleden op [datum 2te [district 2], onder verbeurte van een dwangsom, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd.
3.2 Eiser stelt dat gedaagden ten onrechte weigeren om de voornoemde documenten aan hem af te geven. Zij, gedaagden, handelen derhalve onrechtmatig jegens hem.
3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen van eiser en het door hem gevorderde.
4.2 Gedaagden hebben aangevoerd dat gedaagde sub B niet in rechte kan worden betrokken omdat die niet als persona standi in judicio kan worden gekwalificeerd.
De kantonrechter is het eens met deze visie van gedaagden. Een instituut danwel instantie kan pas als persona standi in judicio worden gekwalificeerd indien dit uitdrukkelijk bij wet is vastgesteld. Gesteld en evenmin is gebleken dat dit het geval is ten aanzien van gedaagde sub B, zodat eiser niet ontvankelijk zal worden verklaard in de door hem gevraagde voorziening ten aanzien van deze gedaagde.
4.3 Bij gehouden comparitie van partijen heeft gedaagde, in de persoon van [naam 3] verklaard dat gedaagde een beleid hanteert waarbij er geen informatie over personen aan derden worden verstrekt.
De kantonrechter gaat voorbij aan dit verweer van gedaagde, nu gesteld noch gebleken is op grond van welke wettelijke bepaling dit “beleid” van gedaagde steunt. De door eiser gevraagde voorziening ten aanzien van gedaagde sub A is derhalve toewijsbaar als na te melden.
4.5 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten betalen.
5. De beslissing
5.1 Verklaart eiser niet ontvankelijk in haar vordering tegen gedaagde sub B.
5.2 Veroordeelt gedaagde sub A om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan eiser af te geven een stamboom c.q. inlichtingenstaat, een geboorte- en een overlijdensakte van [naam 2 – variant] danwel [naam 2] geboren op [datum 1] in het [district 1] en overleden op [datum 2] te [district 2].
5.3 Veroordeelt gedaagde sub A tot betaling van een dwangsom ad SRD1.000,= (duizend Surinaamse Dollar) per dag voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen tot een maximum van SRD100.000,= (honderdduizend Surinaamse Dollar).
5.4 Verklaart het vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.
5.5 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD170,= (honderd en zeventig Surinaamse Dollar).
5.6 Weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in kortgeding, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kanton van donderdag 9 januari 2014 te Paramaribo, door de kantonrechter-plaatsvervanger,
mr. A.C. Johanns, in tegenwoordigheid van de griffier.