SRU-K1-2014-8

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-142157
  • Uitspraakdatum 12 juni 2014
  • Publicatiedatum 05 juli 2019
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen de dato 31 oktober 1994 is aan eiser een perceelland, groot 28,97 ha in grondhuur verstrekt, ter uitoefening van de landbouw.
    Bij beschikking de dato 25 juni 1996 wordt op verzoek van eiser bestemmingswijziging verleend, in dier voege dat hij een deel van het perceel mag gebruiken voor bebouwing en bewoning. In 2009 wordt aan eiser opnieuw bestemmingswijziging verleend, zodat hij het gehele perceel mag gebruiken voor bebouwing en bewoning.
    Bij de desbetreffende beschikkingen was bepaald dat de bestemmingswijziging binnen vier maanden na dagtekening moest worden ingeschreven ten hypotheekkantore op straffe van verval van de beschikkingen. Eiser heeft verzuimd deze beschikkingen in te schrijven.
    Reden voor de Minister van ROGB om eiser aan te schrijven om binnen vier weken te voldoen aan de cultuurplicht.
    Inmiddels had eiser het perceel bouwrijp gemaakt en allerlei infrastructurele investeringen gepleegd. De Staat Suriname zou ontsluitingskosten ontvangen hebben, terwijl geen enkel werkzaamheid in die richting zou zijn verricht.
    Vraag: brengt het verzuim tot inschrijving van de bestemmingswijziging binnen de gestelde tijd met zich mee dat de oude bestemming is gaan herleven?
    De kantonrechter is van oordeel dat de oorspronkelijke bestemming van landbouwdoeleinden wederom van toepassing is, maar dat vervallenverklaring van het recht van grondhuur in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en gelast daarom de Staat (Min van ROGB) aan eiser nieuwe beschikkingen te verstrekken houdende bestemmingswijzing voor bebouwing en bewoning (artt 14 jo 19 DUD).

    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. no. 142157
12 juni 2014

Vonnis in kort geding in de zaak van

[eiser],
wonende in [district],
eiser in kort geding,
gemachtigde: mr. J.C.P. Nannan Panday, advocaat,

tegen

De Staat Suriname (het Ministerie van R.O.G.B.), in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Ch.N. Mijnals, advocaat,

1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het verzoekschrift dat op 15 mei 2014 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord met producties;
– de mondelinge conclusie van repliek met producties;
– de conclusie van dupliek;
– de op 10 juni 2014 gegeven rolbeschikking tot het houden van een descente;
– overlegging van een productie aan de zijde van gedaagde;
– de mondelinge conclusie tot uitlating zijdens eiser.

1.2 De uitspraak van het vonnis was aanvankelijk bepaald op 13 juni 2014 doch bij vervroeging op heden.

2. De beoordeling

2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans niet gemotiveerd weersproken staat in rechte tussen partijen het volgende vast:

2.2 Bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen dd. 31 oktober 1994 no. D. [nummer 1] (de oorspronkelijke beschikking), is aan eiser in grondhuur verstrekt, ter uitoefening van de landbouw, voor de duur van 40 jaren op het perceelland groot 28,97 ha, gelegen in [district], ten oosten van [weg], nader aangeduid op de in 4-voud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter in Suriname G.R. Liesdek dd. 14 mei 1992, met de letters ABCD en blijkens de indorso gestelde aantekening van landmeter Ing. H. Kalloe dd. 14 mei 1992 thans bekend als de percelen ten oosten van de [adres 1] (hierna het perceel).

2.3 Voornoemd recht van grondhuur is aan eiser verleend onder, onder meer de voorwaarde dat het perceel binnen 3 jaar na te zijn verstrekt in grondhuur, in cultuur moet worden gebracht en wel als volgt:

a. in het eerste jaar : ongeveer ¼ deel van het perceel;
b. in het tweede jaar : ongeveer ½ deel van het perceel;
c. in het derde jaar : ongeveer ¾ deel van het perceel.

2.4 Bij beschikking van 25 juni 1998 no. D [nummer 2] (hierna beschikking I) is aan eiser toestemming verleend om het deel groot 9, 2704 ha deel uitmakend van het perceel mede te bestemmen ter bebouwing en bewoning.

2.5 Bij beschikking van 29 januari 2009 no. D [nummer 3] (hierna beschikking II) is aan eiser toestemming verleend om de bestemming op het perceelland groot 7, 7350 ha deel uitmakend van het perceel te wijzigen in bebouwing en bewoning.

2.6 Bij beschikking dd. 29 januari 2009 no. D[ nummer 4] (hierna beschikking III) is aan eiser toestemming verleend om de bestemming van het perceelland groot 11,9646 ha deel uitmakend van het perceel te wijzigen in bebouwing en bewoning.

2.7 De beschikkingen I, II en III moesten binnen 4 maanden na dagtekening worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore op straffe van verval.

2.8 Eiser is in gebreke gebleven om de beschikkingen I, II en III te doen inschrijven in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore.

2.9 Eiser heeft bij brieven gedateerd 15 april 2013 , 7 oktober 2013 en 11 april 2014 aan gedaagde het verzoek gedaan om de termijn van registratie van de beschikkingen I, II en III ten hypotheekkantore te verlengen dan wel een nieuwe bestemmingswijzigingsbeschikking te verstrekken.

2.10 Bij exploot van deurwaarder L. Gangaram Panday, dd. 7 mei 2014 no. 168 is aan eiser betekend een ingebrekestelling (de ingebrekestelling) afkomstig van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Grond en Bosbeheer (ROGB) dd. 8 april 2014 G.I. [nummer 5] en G.I. [nummer 6]. Daarbij is besloten dat het aan eiser in grondhuur gegeven perceel, vervallen zal worden verklaard indien hij niet binnen 4 weken heeft voldaan aan zijn cultuurplicht.

3.1 Eiser vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. gedaagde te verbieden om over te gaan tot het treffen van maatregelen die zouden moeten leiden tot vervallenverklaring van het recht van grondhuur op het perceel, met bevel tot verstrekking van (een) nieuwe beschikking(en) houdende bestemmingswijziging voor bebouwing en bewoning t.a.v. de delen groot 9,2704 ha, 7,7350 ha en 11,89646 ha deel uitmakende van het perceel.

II. Primiar: gedaagde te verbieden om over te gaan tot het treffen van verdere maatregelen die zouden moeten of kunnen leiden tot het vervallen verklaren van het recht van grondhuur op het perceel.

Subsidiair: gedaagde te verbieden om over te gaan tot het treffen van verdere maatregelen die zouden moeten of kunnen leiden tot vervallenverklaring van het recht van grondhuur op het perceel, totdat de bodemrechter definitief daarover zal hebben beslist.

III. gedaagde te verbieden om zich te onthouden van elk handelen of nalaten, dat inbreuk zou kunnen maken op de reeds door eiser op het perceel gepleegde investeringen en aangebrachte beterschap.

IV. gedaagde te verbieden om het recht van grondhuur op het perceel dan wel delen daarvan uit te geven aan derden onder welke titel dan ook of deze aan te wenden voor zichzelf of anderszins totdat tussen partijen definitief de hoogte van de waarde van de aangebrachte beterschap op het perceel zal zijn overeengekomen en zal zijn uitgekeerd aan eiser.

V. veroordeling van gedaagde tot betaling van een dwangsom.

4.1 Eiser heeft ondermeer het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Alhoewel gedaagde ontsluitingskosten in rekening heeft gebracht bij de uitgifte van het perceel aan eiser, heeft gedaagde nimmer zorg gedragen voor de infrastructuur. Eiser heeft geïnvesteerd op het perceel, door het te ontsluiten en dammen en kanalen aan te leggen. Hij heeft miljoenen kubieke meters zand aangevoerd om het totale perceel op te hogen en volgens de gewijzigde bestemming aan te wenden. Daarnaast heeft hij een riante woning op het perceel gezet tot een waarde van € 175.000,=, alwaar bedrijfsarchieven worden opgeslagen. Hij, eiser, heeft ruim 12 km aan wegen aangelegd, op basis van het vertrouwen uit hoofde van de bestemmingswijziging. Vanwege omstandigheden is de bestemmingswijziging niet in de hypotheekregisters aangetekend. Toen eiser dit constateerde heeft hij diverse brieven gericht aan gedaagde met het verzoek om de registratie van de beschikkingen I, II en III ter zake bestemmingswijziging te verlengen dan wel (een) nieuwe beschikking(en) aan hem te verstrekken. Gedaagde heeft nimmer gereageerd op deze brieven. Gedaagde heeft toestemming verleend tot bestemmingswijziging van het perceel, en eiser heeft diverse investeringen daarop gepleegd uit dien hoofde. Door zich thans erop te beroepen dat eiser niet heeft voldaan aan de cultuurplicht met name land- en tuinbouw handelt gedaagde niet te goeder trouw jegens eiser. Op enig moment heeft gedaagde de toegangsweg welke leidde naar het perceel, zonder mededeling daarvan aan eiser, open gegraven als gevolg waarvan eiser het perceel niet meer kon bereiken om verdere activiteiten te ontplooien. Als gevolg van de ontstane situatie hebben eiser en/of zijn raadsman diverse brieven gericht aan gedaagde (het Ministerie van Openbare Werken) om hem te ontvangen voor een onderhoud danwel om het daarheen te leiden dat eiser het perceel kan bereiken. Ten einde raad hebben eisers een kortgeding procedure aanhangig gemaakt tegen gedaagde welke procedure bekend is onder AR no. 134557 en thans nog in behandeling is.

Eiser heeft vanwege zijn activiteiten op het perceel schulden gemaakt in de vorm van leningen. Hij, eiser, heeft het idee dat hij tegengewerkt wordt door de huidige regering vanwege zijn politieke kleur. Volgens eiser is hij het slachtoffer geworden van politieke rancune. Hij beroept zich erop dat de handelingen van gedaagde jegens hem in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Gedaagde gedraagt zich aldus onrechtmatig jegens eiser.

4.2 In het onderhavig geval dient te worden beantwoord de vraag of het al dan niet gerechtvaardigd is dat gedaagde het aan eiser in grondhuur gegeven perceel vervallen wenst te verklaren zoals vastgelegd in de ingebrekestelling van de minister van ROGB. Om deze vraag te beantwoorden is het van belang om na te gaan, wat de reden is geweest die ertoe heeft geleid dat gedaagde een dergelijke maatregel wenst te treffen tegen eiser. Deze reden kan worden afgeleid uit de ingebrekestelling.

In de ingebrekestelling is zover van belang het volgende verwoord:

“……De Minister van Ruimtelijke Ordening, Grond en Bosbeheer.

– Gelezen het veldrapport van de dienst Grondinspectie dd. 3 april 2014.
– Herlezen de beschikking van 31 oktober 1994 no. D [nummer 1].
– Gehoord de directeur van Ruimtelijke Ordening, Grond en Bosbeheer.
Gelet op:
Het Decreet Uitgifte Domeingrond (S.B. 1982 no. 11), zoals zij luidt na wijziging en aanvulling laatstelijk bij wet van 28 januari 2003 (S.B. 2003 no. 7).

Overwegende:
Dat aan [eiser] bij beschikking van 31 oktober 1994 no. D [nummer 1] in grondhuur ter uitoefening van de landbouw- voor de duur van 40 jaren – is afgestaan het perceelland groot 28,97 ha gelegen in het [district], ten oosten van de [weg] bekend als percelen ten oosten van de [adres 1], welke beschikking ten kantore van de bewaarder van het Management Instituut GLIS is overgeschreven op 11 november 1994 in register C [nummer 7].Dat uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat het voormeld perceel land niet is bewerkt en beplant, zodat [eiser] is gebreke is gebleven om te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in paragraaf II.5 van de uitgiftebeschikking, althans niet heeft voldaan aan de cultuurplicht.

Heeft besloten:
I. Aan [eiser] – wonende aan de [adres 2] in [district] – wegens het niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in paragraaf II.5 van meergenoemde beschikking, althans wegens het niet voldoen van de cultuurplicht, bij deurwaardersexploit mededeling te doen van het voornemen tot vervallen verklaring van voren vermeld recht van grondhuur, indien binnen 4 weken na dagtekening van bedoeld exploit niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan …”.

4.3 Vast staat dat het perceel oorspronkelijk in grondhuur is uitgegeven aan eiser ter uitoefening van de landbouw. Hierna is de bestemming van het perceel door middel van drie beschikkingen (I, II en III) gewijzigd in bebouwing en bewoning. Eiser heeft verzuimd om deze wijziging, binnen de gestelde termijn van 4 maanden, te doen inschrijven in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore.

Anders dan gedaagde meent kan, niet simpelweg ervan worden uitgegaan dat de niet-inschrijving van de beschikkingen I, II en III in de daartoe bestemde registers als gevolg heeft dat het recht van grondhuur op het perceel ook vervallen is. Immers, blijkt uit de genoemde beschikkingen zelf, dat indien de overschrijving van de beschikking niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden, die beschikking van rechtswege vervalt.

Het van rechtswege vervallen van die beschikking tot bestemmingswijziging, heeft tot gevolg dat geen beroep meer kan worden gedaan op die beschikking en zal dus in beginsel de bestemming van de oorspronkelijke beschikking, te weten uitoefening van landbouw, weer herleven. Dat is kennelijk ook de reden geweest dat gedaagde in de ingebrekestelling heeft doen opnemen dat “uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat het perceelland niet is bewerkt en beplant, zodat [eiser] in gebreke is gebleven om te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in paragraaf II.5 van de uitgiftebeschikking”.

Het verweer van gedaagde dat de ingebrekestelling overbodig is, omdat het recht van grondhuur door de niet inschrijving van de bestemmingswijzigingsbeschikking automatisch vervallen is, is dus niet juist en dient te worden verworpen.Het verweer van gedaagde dat eiser de juridische grondslag mist om als titelgerechtigde de onderhavige vordering in te stellen, zal om dezelfde reden ook worden verworpen.

4.4 Dan is van belang de vraag of de omstandigheid dat eiser niet althans niet volledig heeft voldaan aan zijn cultuurplicht uit hoofde van de oorspronkelijke beschikking te weten uitoefening van landbouw, tot consequentie moet hebben dat het aan hem gegeven recht van grondhuur op het perceel dient te worden vervallen verklaard. Niet is betwist, dat nadat eiser toestemming had van gedaagde tot bestemmingswijziging van het perceel, eiser ertoe is overgegaan het perceel na die bestemmingswijziging tot bebouwing en bewoning in te richten. Volgens eiser heeft hij diverse investeringen gepleegd om het perceel daartoe in te richten. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser overgelegd een rapport van Makelaardij & Taxatiebureau D. Lachmon, gedateerd 10 december 2013.
In dit rapport is zover van belang het volgende verwoord:
“Taxatieobject: een onbebouwd perceelland groot 29,97 ha en gelegen ten oosten van de [weg] te [district] ….
Bezichtigingsdatum: 8 december 2013 ……
Omschrijving : het onderwerpelijk perceelland is gelegen ten oosten van de [weg]. Circa 24 ha ervan is reeds opgehoogd met opvul-zand, het resterend deel moet nog worden opgehoogd. Aan alle vier zijden van het perceelland zijn er afwateringsdammen opgeworpen. Zo te zien is het perceelland goed geïrrigeerd. De grond wordt klaargemaakt om te verkavelen. Bereids zijn er bomen en hoge struik- gewassen verwijderd van de grond….

Opstallen : op het onderwerpelijke perceelland staan er twee opstallen. Bekeken vanuit de westelijke dam van het perceelland. Aan de rechterkant een nieuw hoogbouw woonhuis, in steen opgetrokken en beslaande een totale bouwoppervlakte van 200 m² …. Het aanhorige erf heeft een oppervlakte van 1.208 m², is helemaal betegeld met straatklinkers en heeft aan alle vier zijden stenen muren.

Aan de linkerkant van het terrein is er een loods, (15x20m), de constructie is van beton, terwijl de muren met zinkplaten zijnafgewerkt. De vloer is belegd met straatklinkers.

Stand/ligging : het aanhorige erf van beide opstallen is samen circa 2500 m² groot, is netjes opgehoogd met klinkzand en is nagenoeg even hoog als de kruin van de voorlangs lopende weg……

Omrastering : Omrastering is niet aanwezig, doch het terrein wordt begrensd door dammen en lozingen. En uit eigen waarneming kan gesteld worden dat de directe omgeving goed voorzien is van ontwateringssystemen

Waardering : gelet op de hiervoren aangehaalde bevindingen, als courantheid, alsook andere relevante, waardebeinvloedingsfactoren, wordt aan het hierboven in beschouwing zijnde perceelland een onderhandse verkoopwaarde ad € 17,= per vierkante meter toegekend, hetgeen neerkomt voor het totale perceelland op ….€ 4.924.900,=… Het stenen hoogbouwwoonhuis, inclusief de omrastering en aanwezige voorzieningen wordt gewaardeerd op € 80.000,=….

De loods € 22.500,=….

De totale waarde van het perceelland en de opstallen bedraagt €5.027.400,=.

Executiewaarde : de executiewaarde bedraagt € 4.021.920,=…”.

4.5 Gedaagde heeft de inhoud van het hiervoor genoemde taxatierapport niet althans niet gemotiveerd weersproken zodat de inhoud daarvan aannemelijk wordt geacht. Uit het taxatierapport kan worden geconcludeerd dat eiser reeds enorme investeringen heeft gepleegd op het perceel uit hoofde van de aan hem gegeven toestemming tot bestemmingswijziging van het perceel. Op grond van het voorgaande is het, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, dan ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat gedaagde maatregelen wenst te treffen tegen eiser met als argument dat eiser niet heeft voldaan aan de cultuurplicht uit hoofde van de oorspronkelijke beschikking, en evenmin uit hoofde van de beschikkingen I, II en III met betrekking tot de bestemmingswijziging, ook nu het perceel niet is bebouwd en bewoond, zoals in de wijzigingsbeschikking is vereist.

Daarbij wordt ook in acht genomen dat toen eiser het perceel in grondhuur verkreeg dit perceel geheel door eiser is ontbost, hetgeen gedaagde niet heeft weersproken.Daarnaast heeft gedaagde evenmin weersproken dat alhoewel gedaagde ontsluitingskosten in rekening heeft gebracht bij de uitgifte van het perceel aan eiser, hij nimmer zorg heeft gedragen voor de infrastructuur. Door zelf niet te voldoen aan zijn verplichtingen jegens eiser is het dus onredelijk van en in strijd met alle redelijkheid dat gedaagde maatregelen tegen eiser treft vanwege diens tekortkomingen.

De kantonrechter overweegt voorts dat het eveneens onredelijk is dat gedaagde een termijn van 4 weken aan eiser gunt om alsnog te voldoen aan zijn cultuurplicht, wetende dat een perceel met een grootte van 28,97 ha onmogelijk binnen 4 weken in cultuur kan worden gebracht.

4.7 Gedurende het proces heeft de gemachtigde van gedaagde het verzoek gedaan hem de ruimte te bieden om, de bij wege van de (mondelinge) conclusie van repliek geplaatste kanttekeningen zijdens eiser, te bespreken met de gedaagde. Gezien de omstandigheid dat aan eiser slechts 4 weken de ruimte is geboden om alsnog te voldoen aan zijn cultuurplicht, bij gebreke waarvan het recht van grondhuur vervallen zou worden verklaard, heeft de onderhavige zaak een bijzonder spoedeisend karakter, met dien verstande dat voordat er een maatregel op grond van de ingebrekestelling zou worden genomen, een vonnis werd verwacht. Dat betekent dat er een uitspraak diende te worden gedaan in de voorliggende zaak vóór 4 juni 2014, de laatste dag waarop eiser volgens de ingebrekestelling nog de ruimte had om te voldoen aan zijn cultuurplicht.

Naar aanleiding van het verzoek van de gemachtigde van gedaagde, zoals hiervoor reeds verwoord, is aan de gemachtigde van gedaagde voorgehouden dat de door hem gevraagde ruimte kan worden geboden onder de voorwaarde dat ook gedaagde een pas op de plaats zou maken voor het treffen van maatregelen uit hoofde van de ingebrekestelling. Aan de kantonrechter is nimmer voorgehouden dat gedaagde zich, om welke reden dan ook, niet wenste te confirmeren aan de gestelde voorwaarde. Het is dan ook zeer onethisch dat de kantonrechter, gedurende de behandeling van de zaak, te horen krijgt dat door gedaagde een vervallenverklaringsbeschikking met betrekking tot het perceel, is opgemaakt door gedaagde, te meer daar aan de gemachtigde wel de door hem gevraagde ruimte is geboden. Dit kan niet anders worden aangemerkt dan een schoffering van de rechterlijke macht door gedaagde.Bij het nemen van een beslissing in de onderhavige zaak, zal dan ook rekening worden gehouden met deze nieuwe ontwikkeling gedurende de behandeling van de onderhavige zaak.

4.8 Door gedaagde is een kopie van de vervallenverklaringsbeschikking overgelegd. Deze beschikking is gedateerd 10 juni 2014. Uit deze beschikking blijkt dat het recht van grondhuur van genoemd perceel vervallen is verklaard. Volgens eiser is deze beschikking niet aan hem betekend. Het is ook niet duidelijk geworden of deze beschikking reeds is verwerkt in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore.

4.9 Nu reeds is overwogen dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat gedaagde maatregelen treft tegen eiser met als argument dat laatstgenoemde niet heeft voldaan aan zijn cultuurplicht uit hoofde van de oorspronkelijke beschikking, zal gedaagde dan ook worden verboden om maatregelen tegen eiser te treffen uit hoofde van de ingebrekestelling welke ter kennis van eiser is gebracht bij exploot van deurwaarder L. Gangaram Panday, dd. 7 mei 2014 no. 166.

De kantonrechter zal ook rekening houden met de omstandigheid dat inmiddels reeds een vervallenverklaringsbeschikking is opgemaakt. In dit kader zal gedaagde worden verboden om deze laatste beschikking te doen inschrijven in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore, en voor zover deze beschikking is ingeschreven zal de doorhaling daarvan worden gelast. Gezien de nieuwe ontwikkelingen in de onderhavige zaak acht de kantonrechter in kort geding zich bevoegd, en wel uit hoofde van haar ruime bevoegdheid in kort geding, om rekening te houden met mogelijke onrechtmatige handelingen van gedaagde tegen eiser, en als zodanig ook een voorziening te treffen.

4.10 De kantonrechter acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

4.11 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

5. De beslissing

5.1 Verbiedt gedaagde – zover er nog geen (verdere) maatregelen zijn getroffen – om over te gaan tot het treffen van verdere maatregelen, die zouden moeten of kunnen leiden tot vervallenverklaring van het recht van grondhuur op het perceelland, groot 28,97 ha, gelegen in [district], ten oosten van [weg], bekend als de percelen ten oosten van de [adres 1], welke bij beschikking ten kantore van de bewaarder van het Management Instituut GLIS is overgeschreven op 11 november 1994 in register C [nummer 7], op basis van de ingebrekestellingsbeschikking dd. 8 april 2014 G.I. [nummer 5] en G.I. [nummer 6] , welke aan eiser betekend is bij exploot van deurwaarder L. Gangaram Panday, dd. 7 mei 2014, no. 168, totdat de bodemrechter definitief over de rechtmatigheid daarvan zal hebben beslist.

5.2 Verbiedt gedaagde om de vervallenverklaringsbeschikking gedateerd 10 juni 2014, met betrekking tot het onder 5.1 omschreven perceelland, tegen eiser te gebruiken en/of te doen inschrijven in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore, totdat de bodemrechter definitief over de rechtmatigheid daarvan zal hebben beslist.

5.3 Gelast de doorhaling van de inschrijving van de vervallenverklaringsbeschikking gedateerd 10 juni 2014 in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore voor zover deze reeds is ingeschreven, totdat de bodemrechter definitief over de rechtmatigheid daarvan zal hebben beslist.

5.4 Veroordeelt gedaagde om, binnen een maand na betekening van dit vonnis, aan eiser te verstrekken nieuwe beschikkingen houdende bestemmingswijziging voor bebouwing en bewoning ten aanzien van de delen groot 9,2704 ha, 7,7350 ha een 11,9646 ha deel uitmakende van het onder 5.1 omschreven perceelland zoals door eiser is verzocht.

5.5 Veroordeelt gedaagde om zich te onthouden van elk handelen of nalaten, dat inbreuk zou kunnen maken op het onder 5.1 omschreven perceelland en de daarop aangebrachte beterschap.

5.6 Verbiedt gedaagde om delen van het onder 5.1 omschreven perceelland aan derden te doen verstrekken, onder welke titel dan ook.

5.7 Veroordeelt gedaagde om hetgeen onder 5.3 is beslist te gehengen en te gedogen.

5.8 Veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een eenmalige dwangsom van SRD 50.000.000,= (vijftig miljoen Surinaamse Dollar), indien zij in strijd handelt met dit vonnis.

5.9 Verklaart dit vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.

5.10 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 275,= (tweehonderd en vijfenzeventig Surinaamse Dollar).

5.11 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen en uitgesproken te Paramaribo ter openbare terechtzitting van donderdaag 12 juni 2014 door de kantonrechter in kort geding in het Eerste Kanton, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. G.R. Mangal w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran