SRU-K1-2016-22

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-163752
  • Uitspraakdatum 08 december 2016
  • Publicatiedatum 11 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kort geding. Familierecht. Omgangsregeling minderjarig kind.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 16-3752
08 december 2016

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiseres],
wonende aan [adres 1] te [district 1],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. Guman, advocaat,

tegen

[gedaagde],
wonende in [district 2] te [adres 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.M.S. Ishaak, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 28 juli 2016 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 04 augustus 2016;
– de conclusie van antwoord d.d. 11 augustus 2016, met de producties;
– de conclusie van repliek d.d. 18 augustus 2016, met producties;
– de conclusie van dupliek d.d. 25 augustus 2016, met producties;
– de conclusie tot uitlating over de producties d.d. 01 september 2016;
– de rolbeschikking d.d. 06 oktober 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
– het proces-verbaal d.d. 19 oktober 2016 betreffende de gehouden comparitie van partijen;
– het proces-verbaal d.d. 01 december 2016 betreffende de voortzetting van de comparitie van partijen.

1.2 Nadat partijen tijdens de comparitie van partijen overeenstemming hebben bereikt over een voorlopige omgangsregeling, is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Partijen zijn met elkaar gehuwd. Tijdens dit huwelijk tussen partijen is op [datum] geboren de thans nog minderjarige [naam].

2.2 Partijen zijn thans verwikkeld in een echtscheidingsproces, welke zaak bekend staat onder A.R. No. 16-0352. De echtscheiding tussen partijen is inmiddels al uitgesproken bij vonnis van de kantonrechter en zal de raadkamerbehandeling ter voorziening in de voogdij op 10 januari 2017 plaatsvinden.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:

a) gedaagde te gelasten de minderjarige onmiddellijk aan haar af te staan, onder bepaling, dat indien gedaagde weigeren mocht aan het voorgaande te voldoen eiseres gemachtigd is, om desnoods de hulp van de sterke arm in te roepen;
b) te bepalen, dat de minderjarige aan de zorg van eiseres wordt toevertrouwd, totdat er dienaangaande een definitieve voorziening is gegeven door de voorzieningrechter;
c) indien en voor zover nodig een voorlopige omgangsregeling vast te stellen t.a.v. de minderjarige en gedaagde;
d) een passende beslissing te nemen, zoals het de kantonrechter geraden voorkomt.

3.1.1 Eiseres legt, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, onder meer het volgende aan haar vordering ten grondslag:
– vanwege de ontwrichting van het huwelijk heeft zij de echtelijke woning verlaten met medeneming van de minderjarige. Sedert zij de echtelijke woning heeft verlaten, heeft zij haar intrek genomen bij haar moeder;
– op 26 oktober 2016 heeft gedaagde in beschonken toestand de minderjarige meegenomen, terwijl zij aan het werk was. Sedertdien wordt eiseres door gedaagde belemmerd om enig contact met de minderjarige te hebben;
– zij is de meest aangewezen persoon, die belast dient te worden met de zorg van de minderjarige, omdat de minderjarige haar liefde en geborgenheid nodig heeft, gedaagde niet in staat en bij machte is de zorg over de minderjarige op zich te nemen, de minderjarige vaak hier en daar bij derden wordt achtergelaten, gedaagde frequent alcoholgebruiker is.

3.2 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 In het belang van de minderjarige heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, teneinde een omgangsregeling als voorlopige voorziening tussen partijen te kunnen bewerkstelligen.
Vaststaat dat de minderjarige sedert oktober 2015 bij gedaagde verblijft. Op de compartiezitting van 19 oktober 2016 zijn partijen ten aanzien van de minderjarige ten overstaan van de kantonrechter de volgende omgangsregeling met elkaar overeengekomen. Met ingang van de hiervoor vermelde datum zou de minderjarige elk weekend bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige des vrijdags om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige des zondags om 13.00 uur weer terugbrengt op datzelfde adres bij gedaagde. Tijdens de evaluatie op de vervolgcomparitiezitting d.d. 01 december 2016 hebben partijen kenbaar gemaakt dat de omgangsregeling vlot is verlopen. Bij die evaluatie heeft gedaagde het verzoek gedaan of de minderjarige elk derde weekend met hem zou mogen doorbrengen. In dat licht en met het oog op de kerstvakantie zijn partijen op voorstel van de kantonrechter het volgende overeengekomen:

  • de minderjarige zal in het weekend van 02 december 2016 tot en met 04 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 02 december 2016 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 04 december 2016 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • de minderjarige zal in het weekend van 16 december 2016 tot en met 18 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 16 december 2016 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 18 december 2016 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • de minderjarige zal in het weekend van 23 december 2016 tot en met 25 december 2016 bij gedaagde vertoeven;
  • de minderjarige zal in de periode van 26 december 2016 tot en met 28 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 26 december 2016 om 08.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 28 december 2016 om 17.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • in het weekend van 29 december 2016 tot en met 01 januari 2017 zal de minderjarige bij gedaagde blijven;
  • in het weekend van 06 januari 2017 tot en met 08 januari 2017 zal de minderjarige bij eiseres verblijven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 06 januari 2017 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 08 januari 2017 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt.

De hiervoor gemaakte afspraken gelden tot 10 januari 2017, zijnde de datum waarop het verhoor in raadkamer ter voorziening in de voogdij en toeziende voogdij van de minderjarige zal plaatsvinden.

4.2 Gelet op de hiervoor tussen partijen gemaakte afspraken c.q. bereikte schikking, zoals hiervoor onder 4.1 is omschreven, zal de gevraagde voorziening conform deze afspraken worden toegewezen. In dit kader wordt partijen in herinnering gebracht om op vermelde datum het verzoek aan de voogdijrechter te doen een nadere omgangsregeling vast te stellen voor de periode na de datum van 10 januari 2017.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort, dat de gevraagde voorziening onder c zal worden toegewezen.
Nu in het belang van de minderjarige een schikking tussen partijen is bereikt, zullen de overige gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.3 Daar partijen beiden de ouders zijn van de minderjarige en het belang van de minderjarige voorop staat, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De compensatie bestaat daarin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5. De beslissing
5.1 Stelt als voorlopige voorziening de volgende omgangsregeling vast:

  • de minderjarige zal in het weekend van 02 december 2016 tot en met 04 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 02 december 2016 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij het kind op 04 december 2016 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • de minderjarige zal in het weekend van 16 december 2016 tot en met 18 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 16 december 2016 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 18 december 2016 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • de minderjarige zal in het weekend van 23 december 2016 tot en met 25 december 2016 bij gedaagde vertoeven;
  • de minderjarige zal in de periode van 26 december 2016 tot en met 28 december 2016 bij eiseres vertoeven, met dien verstande dat eiseres het kind op 26 december 2016 om 08.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 28 december 2016 om 17.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt;
  • in het weekend van 29 december 2016 tot en met 01 januari 2017 zal de minderjarige bij gedaagde verblijven;
  • in het weekend van 06 januari 2017 tot en met 08 januari 2017 zal de minderjarige bij eiseres verblijven, met dien verstande dat eiseres de minderjarige op 06 januari 2017 om 17.00 uur op het adres alwaar gedaagde verblijft ophaalt en zij de minderjarige op 08 januari 2017 om 13.00 uur op hetzelfde adres terugbrengt.

5.2 Bepaalt dat de voorlopige voorziening zoals onder 5.1 van de beslissing is gegeven, geldt tot 10 januari 2017, zijnde de datum van het verhoor in raadkamer ter zake de voorziening in voogdij en toeziende voogdij van de minderjarige.

5.3 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.4 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de plaatsvervangend-kantonrechter in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, op donderdag 08 december 2016 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier.