- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-163681
- Uitspraakdatum 04 augustus 2016
- Publicatiedatum 14 juni 2019
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Kort geding. Bevoegdheid kantonrechter als restrechter. Eiser is niet-ontvankelijk, nu er nog een rechtsingang met voldoende waarborgen voor eiser openstaat.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 16-3681
04 augustus 2016
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
thans ingesloten in het politiecellenhuis te Keizerstraat in het district Paramaribo, ten deze domicilie kiezende aan de Kromme Elleboogstraat no. 1, ten kantore van het Juridisch Adviesbureau Kanhai N.V.,
eiser,
gemachtigde: mr. A.I.K. Ramlakhan, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN POLITIE, rechtspersoon,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur – generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te Paramaribo aan de Limesgracht no. 92,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I. Krenten, Substituutofficier van justitie.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het verzoekschrift dat met de producties op 25 juli 2016 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 27 juli 2016;
– de conclusie van antwoord die mondeling is genomen op 27 juli 2016, met producties;
– de conclusie van repliek d.d. 28 juli 2016;
– de conclusie van dupliek d.d. 29 juli 2016, met productie;
– de conclusie tot uitlating d.d. 02 augustus 2016.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eiser is van Guyanese afkomst en is de Nederlandse taal niet machtig. Op 18 juli 2016 is eiser omstreeks 09.15 uur in verzekering gesteld.
2.2 Op 22 juli 2016 is eiser voorgeleid bij de Officier van Justitie, bij welke voorgeleiding er geen beëdigde tolk aanwezig was.
2.3 Eiser is nadien nog niet gehoord door de Rechter-commissaris, welk verhoor op 22 juli 2016 en vervolgens op 25 juli 2016 zou plaatsvinden.
2.4 Bij beschikking d.d. 22 juli 2016 heeft de vervolgingsambtenaar met ingang van 25 juli 2016 de inverzekeringstelling van eiser verlengd.
2.5 Bij beschikking d.d. 26 juli 2016 heeft de Rechter-commissaris de inverzekeringstelling van eiser onrechtmatig verklaard en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser bevolen.
2.6 Op 26 juli 2016 heeft gedaagde het rechtsmiddel van hoger beroep aangewend tegen de beschikking van de Rechter-commissaris.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
a) om binnen 1 uur na de uitspraak eiser lijfelijk in vrijheid te stellen;
b) gedaagde te veroordelen tot het voldoen van een dwangsom van SRD 1.000.000,- voor ieder uur, dat zij in gebreke mocht blijven hieraan te voldoen.
3.1.1 Eiser legt, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens hem handelt. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd:
– het verhoor van eiser bij de officier van justitie, zonder dat daarbij een beëdigde tolk aanwezig was, is nietig;
– eiser is in strijd met artikel 54a van het Wetboek van Strafvordering niet binnen zeven dagen na de dag van zijn aanhouding gehoord en is daarom onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd;
– gedaagde maakt misbruik van haar bevoegdheden.
Als spoedeisend belang stelt eiser dat hij op een onrechtmatige wijze van zijn vrijheid wordt beroofd, omdat de rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser heeft bevolen.
3.2 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van eiser blijkt voldoende uit de aard van het door hem gestelde. Daarom zal hij worden ontvangen in het kortgeding.
4.2 Gedaagde heeft opgeworpen dat eiser de onderhavige vordering bij een verkeerde rechtinstantie heeft ingesteld en daarom niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat eiser op grond van artikel 54a van het Wetboek van Strafvordering een vordering ter zake bij de Rechter-commissaris had moeten instellen.
Bij conclusie van repliek heeft eiser in reactie op dit verweer gesteld dat de Rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser heeft bevolen en eiser daardoor thans op een onrechtmatige wijze van zijn vrijheid wordt beroofd.
Zoals de kantonrechter eiser begrijpt, heeft hij vanwege het feit dat gedaagde geen uitvoering heeft geven aan de beschikking van de Rechter-commissaris, inhoudende het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling, de kantonrechter benaderd als restrechter. In dat kader stelt de kantonrechter voorop dat toegang naar de kantonrechter in kort geding is verzekerd, indien geen andere bevoegde rechter, waaronder de strafrechter of Rechter-commissaris, of speciale rechtsgang is gewezen. Indien dat wel het geval is, moet een eisende partij niet-ontvankelijk worden verklaard, wanneer die aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt.
Gedaagde heeft opgeworpen dat hij tegen de beschikking van de Rechter-commissaris hoger beroep heeft aangetekend en de behandeling in hoger beroep op 29 juli 2016 heeft plaatsgevonden. Nu eiser zulks niet heeft betwist, is het voor de kantonrechter voldoende aannemelijk dat hij tegen de bedoelde beschikking van de Rechter-commissaris hoger beroep heeft aangewend. Dit brengt de kantonrechter tot de voorlopige conclusie dat er nog een rechtsingang met voldoende waarborgen voor eiser openstaat, zijnde de behandeling van het hoger beroep in raadkamer. Voor zover eiser beoogt te stellen dat ondanks het hoger beroep gedaagde hem lijfelijk in vrijheid had horen te stellen, gaat zulks niet op. Dit, omdat blijkens het bepaalde in artikel 54c lid 4 van het Wetboek van Strafvordering de invrijheidstelling van verdachte voor ten hoogste drie dagen wordt gestuit en de beslissing in hoger beroep kan inhouden óf bevestiging van de beschikking van de Rechter-commissaris, óf vernietiging van de beschikking van de Rechter-commissaris waarbij de inverzekeringstelling in hoger beroep rechtmatig kan worden geacht.
Nu eiser geen inzicht aan de kantonrechter heeft verschaft of de beschikking van de Rechter-commissaris in hoger beroep is bevestigd en rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat het ook kan worden vernietigd en opnieuw rechtdoende de inverzekerinstelling rechtmatig kan worden geacht, zal eiser niet ontvankelijk worden verklaard in de door hem gevraagde voorziening.
Ten overvloede oordeelt de kantonrechter dat de gevraagde voorziening betreffende de lijfelijke invrijheidstelling voor toewijzing vatbaar zou zijn, indien in hoger beroep zou zijn beslist dat de inverzekeringstelling onrechtmatig wordt geacht, de onmiddellijke invrijheidstelling zou zijn bevolen en desondanks eiser niet in vrijheid zou worden gesteld door gedaagde.
4.3 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
5.1 Verklaart eiser niet ontvankelijk in de door hem gevraagde voorziening.
5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. A. Charan, op donderdag 04 augustus 2016 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier.