- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-174478
- Uitspraakdatum 24 november 2017
- Publicatiedatum 18 oktober 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Gedaagde handelt in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel en dus met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, door op grond van een mededeling aan hem gedaagde alleen gedaan, zonder eiseres ter zake te horen, de aanvraag voor de verlengingsbeschikking te weigeren.
Aanvullend kan gesteld worden dat uit artikel IIIG van de oorspronkelijke beschikking en de 1e verlengingsbeschikking geenszins kan worden afgeleid dat een verklaring van geen bezwaar van het Traditioneel Gezag (i.c. het Groot Opperhoofd der Matuariers) een (primaire) voorwaarde is voor het toewijzen van de verlengingsbeschikking, immers bij de voorgaande beschikkingen is die verklaring blijkbaar niet nodig geacht door gedaagde.
SJB dec. 2018 no. 3
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 17- 4478
24 november 2017
Vonnis in de zaak van:
N.V. NATURE BEAUTY, rechtspersoon
wonende aan de Tweekinderenweg no. 46 te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Sohansingh, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen,
ten deze vertegenwoordigd door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
zetelende te diens Parkette aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Veira, jurist.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat met producties op 24 oktober 2017 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis, die mondeling is genomen op 27 oktober 2017;
- de conclusie van antwoord d.d. 02 november 2017, met producties;
- de conclusie van repliek d.d. 09 november 2017, met producties;
- de conclusie van dupliek d.d. 16 november 2017.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 10 augustus 2010 heeft gedaagde bij beschikking G.M.D. [nummer 1] aan eiseres het recht van exploratie naar goud en andere mineralen voor de tijd van drie jaren verleend in of op “het perceelland, vermoedelijk groot 35.290 ha gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de Kleine [rivier 2], nader aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter Lcs. J.O.A. Mans d.d. 21 april 2008”.
2.2 De hiervoor vermelde beschikking is in het Hypotheekregister op 23 november 2010 ingeschreven.
2.3 Op 10 januari 2014 heeft gedaagde bij beschikking GMD [nummer 2] een eerste verlenging van het recht van exploratie op hetzelfde perceelland voor een oppervlakte van 26.467 ha aan eiseres verleend, voor de tijd van twee jaren.
2.4 Eiseres heeft de exploratiewerkzaamheden nog niet afgerond en heeft om die reden gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar in artikel 27 van de Mijnbouwwet geboden om bij gedaagde een verzoek in te dienen voor een tweede verlenging, bij welk verzoek eiseres alle documenten heeft ingediend en de daaraan verbonden kosten ad SRD 2.646,70 heeft voldaan.
2.5 De afdeling Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (GMD), zijnde een afdeling van gedaagde, heeft het verzoek van eiseres in behandeling genomen en heeft in oktober 2016 aan eiseres kenbaar gemaakt dat haar tweede aanvraag voor de tweede verlenging is goedgekeurd, maar dat eiseres vanwege de gewijzigde tarieven nog het aangepast bedrag van SRD 31.760,40 diende te betalen. Op grond van deze mededeling heeft eiseres het hiervoor vermelde bedrag op 25 oktober 2016 aan gedaagde voldaan.
2.6 Eiseres heeft na de betaling van het bedrag van GMD vernomen dat de beschikking voor de tweede verlenging met het GMD [nummer 3] ter ondertekening bij de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen ligt.
2.7 Na het voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarden heeft bedaagde de verlenging van het exploitatierecht niet aan eiseres verleend. Na herhaalde verzoeken van eiseres daartoe heeft gedaagde in mei 2017 aan eiseres kenbaar gemaakt dat eiseres een verklaring van geen bezwaar c.q. toestemming van het Groot Opperhoofd van de stam der Matuariërs ([granman]) moest hebben voor het kunnen verkrijgen van de tweede verlengingsbeschikking.
2.8 Ter voldoening aan de hiervoor gestelde voorwaarde heeft eiseres op 04 juni 2017 een overeenkomst van het Grootopperhoofd (overgelegd als productie 7 bij inleidend verzoekschrift) ter zake gesloten, in welke overeenkomst met als kopstuk “Overeenkomst met de stam der Matuariërs m.b.t. concessierechten Nature Beauty N.V.” het volgende is overeengekomen:
“Naar aanleiding van de diverse gesprekken gevoerd te Paramaribo op 30 mei, 1 en 2 juni 2017 tussen de directie van Nature Beauty NV met zijn directeur de heer [naam 1] en de vertegenwoordiging van de stam der Matuariërs in aanwezigheid van de [granman], [grootkapitein] bijzijn van hun adviseur, hebben de onderstaande partijen de volgende overeenkomst bereikt:
De stam der MATUARIERS (matawai) waarvan als zijn Grootopperhoofd, Zijne Hoogheid, [granman] optreedt en [grootkapitein] van de stam der Matuariërs ter ener zijde,
EN
Nature Beauty NV, gevestigd aan het Van ’t Hogerhuysstraat 13 te Paramaribo, ingeschreven in het handelsregister met het [nummer 4], en waarvan als zijn directeur optreedt de heer [naam 1], en algehele zaakwaarnemer de heer [naam 2], partijen ter andere zijde,
Partijen ter ener zijde verklaren hierbij geen bezwaar te hebben, toestemming en medewerking te verlenen ten bate van de concessierechten van partijen ter andere zijde voor de concessie bekend als:
Het perceelland groot vermoedelijk 17.645 ha, aangeduid met de letters HJKONEPQ deel uitmakende van het perceelland groot 27.467 ha, aangeduid met de letters AHJKLMEFG, gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de Kleine [rivier 2], waarop bij beschikking d.d. 10 januari 2014 G.M.D. [nummer 5] “het recht tot exploratie naar goud en andere mineralen”voor de tijd van twee jaren werd verleend. Ten verzoeke van N.V. Nature Beauty, die het recht tot exploratie naar goud en andere mineralen voor de tijd van twee jaren wenst te verlengen is deze kaart vervaardigd d.d. 01 juli 2013, en dient deze kaart ter vervanging van de kaart van 07 december 2015 ingediend bij het Glis onder GT.M.D. [nummer 3] – zie bijgevoegde kaart-.
Partijen ter ener zijde en partijen ter andere zijde verklaren dit akkoord te hebben bekrachtigd en bevestigd tijdens de krutu gehouden te [plaats].”
2.9 Daar de tweede verlenging van het bedoelde recht tot exploratie uitbleef, heeft eiseres tot tweemaal toe bij schrijven respectievelijk d.d. 15 september 2017 (overgelegd als productie 8 bij inleidend verzoekschrift) en 27 september 2017 (overgelegd als productie 9 bij inleidend verzoekschrift) aan gedaagde het verzoek gedaan om de door haar gevraagde tweede verlenging bij beschikking te verlenen.
Ter zake heeft eiseres het volgde in het schrijven van 15 september 2017 vermeld:
“(….)
Aan mijn client is op 5 augustus 2010 bij beschikking G.M.D. [nummer 1] het recht van exploratie naar goud en andere mineralen voor de tijd van drie jaren verleend in of op een perceelland vermoedelijk groot 35.290 ha gelegen in het gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de Kleine [rivier 2], nader aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter Lcs J.O.A. Mans d.d. 21 april 2008, zonder nadere omschrijving genoegzaam bekend.
Zoals U bekend, is cliënte in het gebied sindsdien bezig met exploratie activiteiten.
Op 10 januari 2014 heeft er een eerste verlenging van het recht van exploratie plaatsgevonden (GMD [nummer 2]) en wel voor de tijd van twee jaren voor het perceelland, alhoewel voor een kleiner oppervlak, namelijk 26.467 ha, alles overeenkomstig de wet.
Mijn cliënte heeft op 13 januari 2016 het verzoek gedaan voor een tweede verlenging (zie bijlage 1) en heeft daartoe reeds documenten aangeleverd.
Ook het Grootopperhoofd van de stam der Matuariërs ([granman]) heeft geen bezwaar tegen c.q. heeft toestemming gegeven voor verlenging, hetgeen ook blijkt uit de door onder andere hem ondertekende overeenkomst gedateerd 4 juni 2017.
Ondanks herhaalde verzoeken zijdens mijn cliënte, heeft zij tot op heden betreffende (tweede) verlenging niet mogen verkrijgen.
Ik breng gaarne onder Uw aandacht dat cliënte grote investeringen heeft gepleegd inzake de exploratieactiviteiten en door het uitblijven van de verlengingsbeschikking, zij enorm oponthoud ervaart in de voortgang van haar activiteiten, hetgeen uiteraard tot schade lijdt.
Een tweede verlenging is geheel in lijn met hetgeen de wetgever heeft voorzien, namelijk dat exploratie een langere tijd in beslag kan nemen.
Vandaar de mogelijkheid tot een tweede verlenging.
Naar bescheiden mening van mijn cliënte zou het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als zij de tweede verlenging niet zou verkrijgen, mede gezien tegen het feit dat zij reeds grote investeringen in het gebied heeft gedaan. De schade zal dan enorm zijn voor mijn cliente.
Het dringend verzoek is dan ook om de door mijn cliënte gevraagde (tweede) verlenging bij beschikking aan haar te verlenen”.
En in het schrijven van 27 september 2017 het volgende:
“Met referte aan mijn eerder schrijven de dato 15 september 2017, en per deurwaarder betekend op 18 september 2017 (bijlage 1) vraag ik namens mijn cliente, de naamloze vennootschap “N.V. Nature Beauty”, dringend uw aandacht voor het volgende.
Helaas heeft mijn cliente geen reactie van u ontvangen, nog minder heeft zij de verzochte tweede verlenging verkregen.
Hierbij wordt wederom uitdrukkelijk onder uw aandacht gebracht dat cliente grote investeringen heeft gepleegd terzake de exploratieactiviteiten en zij door het uitblijven van de verlengingsbeschikking enorm oponthoud ervaart in de voortgang van haar activiteiten, hetgeen uiteraard tot schade lijdt.
De schade zal in dat geval enorm zijn voor mijn cliente en zal de Staat Suriname als gevolg van dit handelen c.q. nalaten dan ook aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de totale schade aan cliente.
Ik doe hierbij dan ook een dringend beroep op u om de door mijn cliente gevraagde (tweede) verlenging uiterlijk woensdag 4 oktober 2019 (lees 2017) bij beschikking aan haar te verlenen, zodat verdere schade kan worden beperkt. Indien blijkt dat u weigerachtig blijft om de verzochte verlenging te verlenen, zal mijn cliente helaas genoodzaakt zijn om rechtsmaatregelen terzake te treffen”.
2.10 Op 13 oktober 2017 heeft gedaagde middels een schrijven aan eiseres kenbaar gemaakt dat het Grootopperhoofd de toestemming aan eiseres per 12 juli 2017 heeft ingetrokken en de intrekking per 20 juli 2017 heeft bevestigd. Ter zake heeft gedaagde, zijnde de directeur van het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen, het volgende in het schrijven verwoord:
“Hierbij bevestig ik ontvangst van uw brief d.d. 15 september 2017 met als onderwerp verzoek tweede verlenging recht van exploratie.
Uw cliente heeft inderdaad verlenging van het recht tot exploratie, genoegzaam bekend bij beschikking G.M.D. [nummer 8] om exploratie naar goud en andere mineralen voor de tijd van drie jaren verleend in of op een perceelland vermoedelijk groot 35.290 ha gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de kleine [rivier 2], nader aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter Lcs. J.O.A. Mans d.d. 21 april 2008, aangevraagd. Vanwege het feit dat het recht tot exploratie in het woon- en leefgebied van de stam der Matuariërs valt, heeft het onderzoek dat vooraf gaat aan het al dan niet toewijzen van de verlengingsaanvraag langer dan gebruikelijk geduurd.
Naar aanleiding van het ingestelde onderzoek voortvloeiende uit de verlengingsaanvraag van 13 januari 2016 en de ondertekende overeenkomst d.d. 4 juni 2017 bericht ik u het volgende.
Op 12 juli 2017 heeft het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen een intrekkingsbrief ontvangen, waaruit blijkt dat de schriftelijke toestemming die verleend was aan uw cliente door het [grootopperhoofd] der Matuariërs, met onmiddellijke ingang is ingetrokken.
Ook is erop 20 juli 2017 een bekrachtiging van de intrekking per brief ontvangen waarin het [grootopperhoofd]der Matuariërs, de intrekking van de verleende toestemming bevestigd.
Alhoewel het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen de ontwikkeling en benutting van de Natuurlijke Hulpbronnen voorstaat, is ook zij gebonden aan wet en recht en is haar beleid erop gestoeld de rechten van de inheemsen en tribale volkeren te beschermen. Ter naleving van de internationale uitspraken vervat in het Moiwana en Samaaka vonnis, waarin de naleving en waarborging van de woon- en leefgemeenschap van de inheemsen en tribale volkeren is vastgesteld en eveneens demarquering van zulks dient te geschieden, kan het Ministerie uw verlengingsaanvraag niet in positieve overweging nemen.
Dientengevolge kan de verlengingsaanvraag van het recht van exploratie welke u hebt ingediend, niet worden gehonoreerd.
2.11 In de verklaring d.d. 20 juli 2017 die het Grootopperhoofd aan de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen, zijnde gedaagde, heeft gestuurd met betrekking tot de intrekking van de reeds gegeven toestemming staat het volgende vermeld:
“Geachte Minister,
Hierbij deel ik u mede dat ik, [granman], als Grootopperhoofd van de stam der Matuariërs de gegeven schriftelijke toestemming aan Nature Resources intrek. Deze intrekking is gelegen in het feit dat de heer [naam 1], die als directeur van deze rechtspersoon optreedt, mij en de andere dorpsbewoners, met listige kunstgrepen heeft verleid om de toestemming te verlenen. Ons is voorgehouden dat hij enkel onderzoek zou doen naar het voorkomen van diamanten en niet dat hij aan onderzoek en ontginning van goud zou beginnen.
De verleende toestemming om in ons woon- en leefgebied te mogen mijnen is dus ingaande heden ingetrokken en verder van onwaarde. Hierbij wordt u uitdrukkelijk gevraagd onze rechten te waarborgen”.
2.12 Op 03 augustus 2017 heeft het Grootopperhoofd van de Matuariërs ter zake de intrekking van de toestemming het volgende schrijven aan de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen gericht:
“Hierbij bevestig ik, [granman], als Grootopperhoofd van de stam der Matuariërs, u de intrekking van 12 juli j.l. die per abuis op naam van Nature Resources NV naar U toe verzonden is. De juiste naam van de maatschappij is Nature Beauty NV. Desgewenst heb ik er geen bezwaar tegen om zelfs ook bij een eventuele rechtszaak de afwijzing van hun verdere aanwezigheid op ons gemeenschapsbos toe te lichten. Deze intrekking is gelegen aan het feit dat de heer [naam 1], die als directeur van deze rechtspersoon optreedt, mij en de andere dorpsbewoners, met listige kunstgrepen heeft verleid om toestemming te verlenen. Ons is voorgehouden dat hij enkel onderzoek zou doen naar het voorkomen van diamanten en niet dat hij aan onderzoek en ontginning van goud zou beginnen.
De verleende toestemming om in ons woon- en leefgebied te mogen mijnen is dus ingaande heden ingetrokken en verder van onwaarde. Hierbij wordt u uitdrukkelijk gevraagd onze rechten te waarborgen.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a) gedaagde te veroordelen om binnen 1×24 uur na uitspraak aan eiseres bij beschikking de tweede verlenging van het recht tot exploratie naar goud en andere mineralen te verstrekken en thans bekend is als GMD [naam 3] op het perceelland vermoedelijk groot 26.467 hectaren gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de kleine [rivier 2], op straffe van een dwangsom van SRD 500.000,– per dag die gedaagde aan eiseres zal verbeuren, voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
b) te schorsen c.q. op te schorten alle door gedaagde aan derden uitgegeven beschikkingen ter uitoefening van mijnbouwrechten op het perceelland vermoedelijk groot 17.465 hectaren, deel uitmakende van het perceelland groot 26.467 hectaren gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de kleine [rivier 2], althans gedaagde te veroordelen aan derden uitgegeven beschikkingen terzake mijnbouwrechten in het betreffende gebied in te trekken, op straffe van een dwangsom van SRD 500.000,- per dag die gedaagde aan eiseres zal verbeuren voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen.
3.2 Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde wanprestatie jegens haar pleegt c.q. onrechtmatig jegens haar handelt. Daartoe stelt zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:
- brieven van het Grootopperhoofd gericht aan gedaagde missen elke rechtskracht. De tussen eiseres en het Grootopperhoofd gesloten overeenkomst kan nimmer zijn ontbonden, omdat eiseres nimmer een schrijven van het Grootopperhoofd heeft ontvangen dat de toestemming zou zijn ingetrokken;
- de voorwaarde ter verkrijging van toestemming van het Grootopperhoofd is niet op de wet gestoeld, zodat zowel de toestemming als de zogenaamde intrekking niet van enige relevantie is;
- uit de producties die gedaagde aan eiseres heeft doen toekomen ter zake intrekking blijkt dat het Grootopperhoofd het heeft over Nature Resources NV, terwijl eiseres haar naam N.V. Nature Beauty is;
- gedaagde is verplicht de vergunningsbeschikking aan eiseres te verstrekken omdat zij volledig heeft voldaan aan de wettelijke vereisten;
- als gevolg van dit handelen van gedaagde lijdt eiseres schade, zijnde de reeds door haar gepleegde investeringen van meer dan US$ 1.500.000,- ter zake de exploratieactiviteiten en zal zij nog schade lijden in de voortgang van haar activiteiten.
Als spoedeisend belang stelt eiseres dat de verlengingsbeschikking van groot belang is voor haar en haar investeerder, omdat de investeerder reeds aan haar heeft kenbaar gemaakt tot uiterlijk 15 december 2015 te willen wachten op de verlengingsbeschikking. Indien de verlengingsbeschikking uitblijft, dan zal de investeerder afzien van verdere deelname c.q. investering. Tevens stelt eiseres als spoedeisend belang dat het haar ter ore is gekomen dat gedaagde met spoed doende is mijnbouwrechten op betreffende perceelland aan derden te verstrekken en vreest eiseres dat haar investeringen door het onrechtmatig handelen van gedaagde verloren zullen gaan.
3.3 Gedaagde heeft het hierna volgende verweer opgeworpen:
- gevoeglijk mag worden aangenomen dat eiseres bekend is met de hierna vermelde voorwaarde die onder IIIG van de ministeriële beschikking G.M.D. [nummer 2] is vastgelegd.“Dit mijnbouwrecht niet kan worden uitgeoefend in de nog door de regering aan te wijzen economische zone, alwaar de leefgemeenschappen van in stamverband wonende burgers economische activiteiten, met name bosbouw, klein mijnbouw,visserij en jacht bedrijven c.q. kunnen bedrijven, tenzij dit door ons uitdrukkelijk is toegestaan”, en eiseres hiermee impliciet heeft onderkend dat er afgestemd dient te worden met de leefgemeenschappen in stamverband wonende en tribale en inheemse volkeren;
- het voldoen aan de betaling is ingevolge artikel 27 lid 1 van de Mijnbouwwet verplicht, doch impliceert niet een verkrijgingsrecht van een tweede verlenging van het recht van exploratie. De wet voorziet inderdaad in de mogelijkheid tot het aanvragen van een tweede verlenging, echter betekent dit niet dat het een automatisme is dat dit recht wordt toegewezen;
- Suriname is partij bij het verdrag van San Jose oftewel The American Convention on Human Rights en is dit verdrag bindend voor Suriname. Dat dit verdrag bindend is blijkt uit het Samaaka vonnis van 28 november 2007 en het Kalina en Lokono vonnis van 25 november 2015 dat het Inter-Amerikaanse Hof voor de rechten van de Mens heeft gewezen, in welk vonnis het Inter-Amerikaanse Hof heeft beslist dat de rechten van de inheemsen en tribale volkeren beschermd dienen te worden. Een ieder en ook eiseres dient deze uitspraak c.q. recht van de inheemsen en tribale volkeren te respecteren;
- nadat het Grootopperhoofd der Matuariërs de aan eiseres verleende toestemming vanwege vermoedelijke misleiding heeft ingetrokken, heeft gedaagde vanuit de vereisten van behoorlijk bestuur en ook vanwege het zorgvuldigheidsprincipe per brief verduidelijking aan het Grootopperhoofd gevraagd, en heeft het Grootopperhoofd die duidelijkheid aan gedaagde verschaft, waarbij het Grootopperhoofd de intrekking van de toestemming heeft bekrachtigd met de juiste weergave van de naam van eiseres. Op grond hiervan kan en mag gedaagde niet overgaan tot het verlenen van een tweede verlenging van het recht van exploratie aan eiseres.
- dat eiseres geen schrijven van het Grootopperhoofd heeft ontvangen, kan niet aan gedaagde worden opgeworpen, omdat op gedaagde geen onderzoeksplicht rust om na te gaan of het Grootopperhoofd een schrijven ter zake van het Grootopperhoofd heeft ontvangen.
De kantonrechter komt op het hiervoor door gedaagde opgeworpen verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van eiseres blijkt voldoende uit het door haar gestelde en zal zij om die reden worden ontvangen in het kort geding.
4.2 De kern van het geschil betreft de beantwoording van de vraag of gedaagde onbehoorlijk bestuur kan worden verweten, dan wel of gedaagde in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld jegens eiseres bij het nemen van haar besluit tot weigering van het verlenen van de tweede verlenging tot het recht van exploratie.
Uit de inhoud van de ten processe overgelegde producties en gestelde feiten blijkt het volgende. De voorwaarde onder III G in de beschikking van de eerste verlenging van de exploratierechten d.d. 10 januari 2014, GMD [nummer 2] waarop gedaagde zich beroept, was reeds opgenomen in de beschikking van 10 augustus 2010, GMD [nummer 8], doch heeft gedaagde nimmer aan eiseres als voorwaarde gesteld dat zij bij het indienen van de aanvraag een verklaring van het Grootopperhoofd diende over te leggen waaruit blijkt dat deze geen bezwaar heeft dat eiseres in het gebied exploratiewerkzaamheden verricht, zijnde het verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van goud en andere mineralen in dat gebied. Dat het overleggen van een dergelijke verklaring een voorwaarde was en is, kan de kantonrechter geenszins uit de bedoelde tekst afleiden. Voor zover gedaagde beoogt op te werpen dat de toestemming van het Grootopperhoofd een nieuwe bijkomende voorwaarde is die voortvloeit uit de vonnissen van het Inter-Amerikaanse Hof betreffende de rechten van de Inheemse en Tribale volkeren voor het aanvragen van een tweede verlenging dan lag het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van gedaagde om eiseres reeds bij vlak vóór het indienen van de aanvraag die informatie te verschaffen. Dit, omdat op gedaagde als overheidsorgaan, die over alle informatie beschikt en alleen toegang heeft tot die informatie, de plicht rust om eiseres die relevante informatie tijdig te verschaffen. Door dit na te laten en die informatie over de nieuwe bijkomende voorwaarde pas na 14 tot 15 maanden na het indienen van de aanvraag aan eiseres kenbaar te maken, heeft gedaagde vanaf de datum van indiening van de aanvraag met de ingediende documenten, die toen werden vereist, bij eiseres het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de tweede verlenging van het recht van exploratie aan haar zou worden verleend. Hierdoor handelt gedaagde in strijd met het vertrouwensbeginsel.
4.3 Thans ligt ter beantwoording de vraag of gedaagde op grond van de mededeling van het Grootopperhoofd aan gedaagde de aanvraag tot tweede verlenging mag weigeren.
Vooropgesteld wordt dat het Grootopperhoofd met eiseres de overeenkomst op 04 juni 2017 tijdens een gehouden krutu heeft gesloten. Uit de inhoud van deze overeenkomst valt af te leiden dat voorafgaande aan het sluiten van deze overeenkomst het Grootopperhoofd en de vertegenwoordigers van eiseres op 30 mei, 01 en 02 juni 2017 diverse gesprekken met elkaar hebben gevoerd, waarbij de adviseur van het Grootopperhoofd en de Grootkapitein aanwezig waren. Zoals de kantonrechter het verweer van gedaagde begrijpt, stelt gedaagde zich op het standpunt dat hij blindelings dient aan te nemen dat het Grootopperhoofd de aan eiseres verleende toestemming heeft ingetrokken op grond van het feit dat eiseres hem wegens kunstige listgrepen ertoe heeft bewogen de overeenkomst te sluiten en gedaagde bij eiseres niet behoeft na te gaan of het Grootopperhoofd de bedoelde overeenkomst heeft opgezegd. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter gaat gedaagde uit van een onjuist standpunt. Gedaagde is een overheidsorgaan, op wie ook de plicht rust erop toe te zien dat burgers de wetten naleven. Immers blijkt dit zelf uit het verweer van gedaagde, waarbij hij zelf opwerpt dat een ieder en dus ook eiseres zich aan de wet dient te houden, doelende op het respecteren van de gewezen vonnissen van het Inter-Amerikaanse Hof waarin is bepaald dat de rechten van inheemse en tribale volkeren beschermd moeten worden. Het is gedaagde bekend dat de wetten, waaronder het Surinaams Burgerlijk Wetboek van toepassing is op elke Surinamer en dus ook op het Grootopperhoofd die een overeenkomst met eiseres heeft gesloten. Ingevolge de spelregels van het overeenkomstenrecht die zijn neergelegd in dit wetboek strekken overeenkomsten partijen tot wet en dienen partijen overeenkomsten te goeder trouw na te komen. Hiervan uitgaande lag het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van gedaagde om te onderzoeken of het Grootopperhoofd de bedoelde overeenkomst met eiseres heeft opgezegd dan wel of het Grootopperhoofd de intrekking van de toestemming aan eiseres heeft medegedeeld. Het simpelweg opwerpen dat gedaagde niet de plicht heeft dit te onderzoeken, acht de kantonrechter in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Gedaagde is enkel en alleen afgegaan op de mededeling van het Grootopperhoofd, zonder te onderzoeken of het Grootopperhoofd de overeenkomst met eiseres heeft opgezegd. Het lag op de weg van gedaagde om zulks te onderzoeken. Dit temeer daar in de overeenkomst staat vermeld dat het Grootopperhoofd en de vertegenwoordigers van eiseres drie dagen bij elkaar zijn gekomen en het sluiten van de overeenkomst op een krutu heeft plaatsgevonden.
4.4 Voorts neemt de kantonrechter ook het volgende mee. In de verklaring tot intrekking die het Grootopperhoofd naar de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen heeft verzonden heeft het Grootopperhoofd vermeld dat eiseres hem en de dorpbewoners slechts heeft voorgehouden dat zij enkel onderzoek zou doen naar het voorkomen van diamanten. Eiseres heeft hem, aldus de verklaring van het Grootopperhoofd, niet voorgehouden dat zij aan onderzoek en ontginning van goud zou beginnen en voelt zich daardoor misleid,
In dat licht brengt de kantonrechter gedaagde in herinnering dat blijkens het bepaalde in artikel 1 sub c van de Mijnbouwwet ontginning valt onder het begrip exploitatie en blijkens het bepaalde in artikel 1 sub e van de Mijnbouwwet wordt onder exploratie verstaan “het uitvoeren van werkzaamheden met het directe doel de aard, omvang, wijze van voorkomen en de economische waarde van de delfstofafzetting zo nauwkeurig als mogelijk vast te stellen, alsmede alle andere werkzaamheden verbandhoudende met de vaststelling van de economische- en technische haalbaarheid van exploitatie van delfstofvoorkomens”.
Daar ontginning niets van doen heeft met exploratiewerkzaamheden, diende gedaagde zich eerst ervan te vergewissen of het Grootopperhoofd heeft begrepen wat onder exploratiewerkzaamheden wordt verstaan en behoorde eiseres ter zake ook te horen. Dit ook, temeer daar eiseres op grond van eerder aan haar verleende beschikkingen reeds grote investeringen heeft gepleegd in het kader van de exploratiewerkzaamheden en nooit eerder de bedoelde toestemming als voorwaarde heeft gegolden.
4.5 Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten omvatten tot de dag van de uitspraak: het vastrecht ad SRD 50,- en de kosten voor oproep per exploit van een deurwaarder ad SRD 250,-.
5. De beslissing
5.1 Veroordeelt gedaagde om binnen 1(een) week na uitspraak van dit vonnis aan eiseres bij beschikking de tweede verlenging van het recht tot exploratie naar goud en andere mineralen te verstrekken en thans bekend is als GMD [nummer 3] op het perceelland vermoedelijk groot 17.465 hectaren, deel uitmakende van het perceelland groot 26.467 hectaren gelegen in [district] ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de kleine [rivier 2], onder verbeurte van een dwangsom van SRD 500.000,- (vijfhonderdduizend Surinaamse Dollar) per dag voor elke dag dat gedaagde in gebreken blijft aan de veroordeling te voldoen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen het bedrag van SRD 10.000.000,- (tien miljoen Surinaamse Dollar) niet te boven gaan.
5.2 Veroordeelt gedaagde om de aan derden uitgegeven beschikkingen ter uitoefening van mijnbouwrechten op het perceelland vermoedelijk groot 17.645 hectaren deel uitmakende van het perceelland groot 26.467 hectaren gelegen in het district Sipaliwini ten oosten van de [rivier 1] en aan weerszijden van de kleine [rivier 2], in te trekken, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 500.000,- (vijfhonderdduizend Surinaamse Dollar) per dag voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen het bedrag van SRD 10.000.000,- (tien miljoen Surinaamse Dollar) niet te boven gaan.
5.3 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 en 5.2 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.4 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 300,- (driehonderd Surinaamse dollar).
5.5 Weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op vrijdag 24 november 2017 te Paramaribo in aanwezigheid van de fungerend griffier.
w.g. G.R. Mangal w.g. S.M.M. Chu