SRU-K1-2018-2

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-183742
  • Uitspraakdatum 12 september 2018
  • Publicatiedatum 07 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Gedaagde beroept zich erop dat eisers misbruik maken van procesrecht, nu eisers reeds meerdere vorderingen in kort geding tegen gedaagde hebben ingesteld tot stopzetting van de openbare verkoop, waarbij deze vorderingen eisers reeds zijn ontzegd.
    Naar de kantonrechter begrijpt hebben eisers tegen een eerdere aangezegde openbare verkoop een vordering ingesteld. Nu de eerdere openbare verkoop geen voortgang heeft gehad om voor gedaagde moverende redenen terwijl thans een nieuwe openbare verkoop is aangezegd staat het eisers vrij om vordering ter zake de rechtmatigheid daarvan in te stellen. Over de rechtmatigheid van deze nieuwe aanzegging is nog niet beslist en is er geen sprake van misbruik van procesrecht.
    Eisers beroepen zich op rechtsongelijkheid nu in de zaak, bekend onder A.R. no. 155312, de kantonrechter de gevraagde openbare verkoop heeft geweigerd omdat de eiser in die zaak op het in die beschikking genoemde perceel had geïnvesteerd terwijl hij nog niet de juridische eigenaar was van het perceel. Naar het oordeel van de kantonrechter is het beroep van eisers op rechtsongelijkheid gegrond. Ten tijde van de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR No. 155306 waarbij de kantonrechter toestemming heeft gegeven voor de openbare verkoop van het litigieuze perceel waren eisers niet verschenen ter terechtzitting. Indien zij wel waren verschenen was de kantonrechter naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot een andere beslissing gekomen na afweging van wederzijdse belangen van eisers en gedaagde. De kantonrechter gelast de stopzetting van de openbare verkoop en verbiedt de gedaagde om nogmaals over te gaan tot de openbare verkoop van het perceel totdat de bodemrechter over de rechtmatigheid daarvan zal hebben beslist.

    SJB dec. 2018, nr. 3

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. no. 183742
12 september 2018

Vonnis in kort geding in de zaak van

A. [eiser sub A],
B. [eiseres sub B],
beiden wonende te [district]
eisers in kort geding,
gemachtigde: mr. M.D. Lau-Kerssenberg, advocaat,

tegen

[gedaagde],
domicilie gekozen hebbende te [district],
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. A. Adelaar, advocaat.

De kantonrechter spreekt in naam van de Republiek het hierna volgend vonnis uit.

1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

– het verzoekschrift met bijbehorende producties dat op 6 september 2018 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord met producties en mondelinge toelichting daarop;
– de mondelinge conclusie van repliek;
– de mondelinge conclusie van dupliek.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Op 4 december 2006 hebben eisers een onderhandse koopovereenkomst gesloten met Stichting Danny. Daarbij hebben eisers van Stichting Danny gekocht gelijk deze aan eisers heeft verkocht het recht van grondhuur op het perceelland met [kavelnummer], en nader bij partijen bekend (hierna het perceel [nummer 1]).

2.2 Eisers zijn eigenaar geworden van het recht van grondhuur op het perceel [nummer 1] middels inschrijving van de koopovereenkomst d.d. 26 mei 2011 verleden ten overstaan van mr. R.A. Soerdjbalie in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore. De inschrijving is geschied op 15 september 2011.

2.3 Op 3 augustus 2011 heeft gedaagde executoriaal beslag doen leggen op het aan Stichting Danny in eigendom toebehorend recht van grondhuur op het stuk grond groot 25 ha, gelegen in het [district] ten oosten van de [weg], ten westen van de voormalige [plantage 1], op de kaart van P.W. Lcs d.d. 15 augustus 1994 met de letters ABCDEFGHIK, deel uitmakende van het recht van grondhuur groot 325.6569 ha, bekend als ten oosten van de [adres] (met uitzondering van de per de datum van beslaglegging reeds verkochte en overgedragen delen), waarvan de bestemming met toestemming per 16 april 1999 is gewijzigd in bebouwing en bewoning in stede van uitoefening van landbouw (hierna het moederperceel).

2.4 Perceel [nummer 1] maakt deel uit van het moederperceel.

2.5 Bij (verstek)beschikking van de kantonrechter d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155306 tussen eisers enerzijds (toen gedaagden) en gedaagde anderzijds (toen eiser) heeft de kantonrechter de openbare verkoop bevolen van perceel met [nummer 1].

2.6 Gedaagde heeft de openbare verkoop van perceel [nummer 1] aangezegd, bij exploot van deurwaarder S.W. Niekoop LL.B. d.d. 19 juli 2018 [nummer 2]. Deze zal plaatsvinden op 13 september 2018 ten kantore van mr. T.A. Badal-Jaipersaud of diens waarnemer of opvolger.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eisers vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven:

Stopzetting van de aangezegde openbare verkoop, welke zal plaatsvinden op 13 september 2013, totdat in bodemgeschil over de rechtmatigheid daarvan zal zijn beslist.

3.2 Eisers hebben – zo ver van belang – het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
Gedaagde maakt misbruik van zijn executierecht. Hij heeft gedurende de bouw van de woning van eisers executoriaal beslag doen leggen op het moederperceel, wetende dat op eisers de bouwplicht rustte. Zij, eisers, waren verplicht te bouwen op grond van de tussen hen en de Stichting Danny gesloten koopovereenkomst alvorens de juridische overdracht kon plaatsvinden. Gedaagde, die tevens een der kopers was, was op de hoogte van het voorgaande en is daarom te kwader trouw. Stichting Danny heeft bij de verkaveling van het moederperceel gebruik gemaakt van een valse verkavelingskaart, als gevolg waarvan de percelen niet bestaan. Het door gedaagde gelegde beslag heeft als grondslag de valse perceelkaart en niet de originele. Het beslag rust dus op een niet bestaande perceel. Tenslotte beroepen eisers zich op rechtsongelijkheid.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen en het gevorderde.

4.2 Gedaagde beroept zich erop dat eisers misbruik maken van procesrecht, nu eisers reeds meerdere vorderingen in kort geding tegen gedaagde hebben ingesteld tot stopzetting van de openbare verkoop, waarbij deze vorderingen eisers reeds zijn ontzegd.

De kantonrechter gaat voorbij aan dit verweer.

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gesteld en evenmin gebleken dat eisers na de aanzegging van de onderhavige openbare verkoop reeds een vordering daartegen hebben ingesteld en thans voor de zoveelste keer tegen dezelfde openbare verkoop opkomen. Naar de kantonrechter begrijpt hebben eisers tegen een eerdere aangezegde openbare verkoop een vordering ingesteld. Nu de eerdere openbare verkoop geen voortgang heeft gehad om voor gedaagde moverende redenen terwijl thans een nieuwe openbare verkoop is aangezegd staat het eisers vrij om een vordering ter zake de rechtmatigheid daarvan in te stellen. Immers, is over de rechtmatigheid van deze nieuwe aanzegging nog niet beslist. Van misbruik van procesrecht is er daarom geen sprake.

4.3 Eisers beroepen zich op de rechtsongelijkheid nu in de zaak van [naam 1] tegen [naam 2], de kantonrechter bij beschikking d.d. 10 mei 2017 bekend onder AR no. 155312, de gevraagde openbare verkoop heeft geweigerd omdat – zo begrijpt de kantonrechter dat – [naam 2] op het in die beschikking genoemde perceel had geinvesteerd terwijl hij nog niet de juridische eigenaar was van het perceel. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat het belang van [naam 2], die geinvesteerd had op het perceel zwaarder woog dan het belang van [naam 1] om het perceel te veilen. [naam 1] had immers de mogelijkheid om de percelen te veilen waarop er geen bouwwerkzaamheden waren uitgevoerd.

Naar de kantonrechter begrijpt beroepen eisers zich erop dat de kantonrechter in hun geval wel de toestemming heeft gegeven tot openbare verkoop terwijl eisers in dezelfde positie verkeerden als die van [naam 2] in de zaak tegen [naam 1].

Naar het oordeel van de kantonrechter is het beroep van eisers op rechtsongelijkheid gegrond. Ten tijde van de beschikking van de kantonrechter d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155306, waarbij de kantonrechter toestemming heeft gegeven voor de openbare verkoop van het perceel [nummer 1], waren eisers niet verschenen ter terechtzitting. Indien zij wel ter terechtzitting waren verschenen was de kantonrechter naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot een andere beslissing gekomen, en dus de gevraagde openbare verkoop geweigerd na afweging van de wederzijdse belangen van eisers en gedaagde. Immers waren de feiten in het onderhavige geval gelijk aan de feiten in de zaak van [naam 1] ca [naam 2].

Het verweer van gedaagde dat [naam 2] nog steeds te vrezen heeft voor andere schuldeisers wiens beslag nog steeds op het perceel rust, gaat niet op nu dat thans niet aan de orde is.

Om de hiervoor vermelde redenen is de door eiseres gevraagde voorziening toewijsbaar, en wel als in het dictum te melden.

4.4 De kantonrechter acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

4.5 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

5. De beslissing

5.1 Gelast de stopzetting van de bij exploit van deurwaarder S.W. Niekoop LL.B. d.d. 19 juli 2018 [no.] aangekondigde openbare verkoop van het recht van grondhuur ter bebouwing en bewoning vervallende op 16 april 2031 op het stuk grond groot 470,44 m², gelegen te Paramaribo ten westen van de [straat], aangeduid op kaart van de landmeter in Suriname Caryl A. Cairo Lcs d.d. 23 mei 2011 met de lettersd ABCD en met het [no.], welk perceelland d.u.v. het recht van grondhuur ter bebouwing en bewoning vervallende 16 april 2031 op het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 26.2688 ha, instede van 25 ha, gelegen te [district] ten oosten van de [weg], ten westen van de voormalige [plantage 2] en ten noorden van de voormalige [plantage 1], op de kaart van de landmeter P.W. Kalk Lcs d.d. 15 augustus 1994 aangeduid met de letters ABCDEFGHIK, welk perceel d.u.v. het recht van grondhuur vervallende op 16 augustus 2031 op het perceelland groot 25.6569 ha, gelegen te [district] ten oosten van de [weg], aangeduid met de letters ABCDEFGHIKLMNOPQ, op de kaart van de landmeter H. Carbierre d.d. 28 februari 1991, thans bekend als [adres], m.u.v. de reeds verkochte en overgedragen delen, welke openbare verkoop zal plaatsvinden op 13 september 2018 ten kantore van mr. T.A .Badal-Jaipersaud of diens waarnemer of opvolger.

5.2 Verbiedt gedaagde om nogmaals over te gaan tot de openbare verkoop van het hiervoor genoemde perceel totdat de bodemrechter over de rechtmatigheid daarvan zal hebben beslist.

5.3 Verklaart het vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.

5.4 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 345,= (driehonderd en vijf en veertig Surinaamse Dollar).

5.5. Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in kort geding mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kanton van woensdag 12 september 2018 te Paramaribo door de kantonrechter-plaatsvervanger mr. J.M. Jensen, in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. ……

w.g. J.M.Jensen

w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran