- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-181761
- Uitspraakdatum 04 mei 2018
- Publicatiedatum 10 januari 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kortgeding
Eisers vorderen gedaagde te verbieden, om de door haar bijeengeroepen AVA voortgang te doen hebben.
Dit stellen zij op grond van het feit dat gedaagde reeds lange tijd geen jaarrekeningen heeft opgemaakt en ook geen jaarlijkse AVA heeft gehouden, waarbij onder andere jaarrekeningen worden besproken. De stellingen van eisers worden gemotiveerd door gedaagde weersproken. De gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 18-1761
04 mei 2018
Vonnis in kort geding in de zaak van:
A. N.V. RIJST EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ,
gevestigd en kantoorhoudende in het district Nickerie,
B. CONTINENTAL TRANSPORT N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
C. [eiser sub C],
wonende te [district],
eisers,
gemachtigde: mr. A.M. Guman, advocaat,
tegen
N.V. MEELMAATSCHAPPIJ DE MOLEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat op 26 april 2018 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend, met producties;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 27 april 2018;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met productie;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de conclusie tot uitlating over de producties.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eisers zijn samen houders van 88 aandelen (40%) in gedaagde.
2.2 Sedert augustus 2013 is de statutaire zittingstermijn van de Raad van Commissarissen (RvC) verlopen. Tot op heden is er geen nieuwe RvC benoemd.
2.3 Eisers hebben zich op grond van artikel 17 lid 2 van de Statuten en artikel 82 van het Wetboek van Koophandel (WvK) tot gedaagde gewend om een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) bijeen te roepen. Daar volgens de mening van eisers gedaagde weigert de AVA met de agendapunten die zij behandeld wensen te zien bijeen te roepen, hebben eisers zich ter zake tot de kantonrechter in kort geding gewend in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1151. De hiervoor vermelde zaak is op 05 april 2018 in behandeling genomen.
2.4 Op 27 maart 2018 heeft gedaagde middels publicatie de jaarlijkse AVA’s over de jaren 2014, 2015 en 2016 bijeengeroepen voor 04 mei 2018. De bijeengeroepen AVA over het jaar 2014 betreft een voortzetting.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad,:
a) gedaagde te verbieden, om de door haar voor 04 mei 2018 uitgeschreven en bijeengeroepen AVA voortgang te doen hebben, totdat de kantonrechter in de zaak onder A.R. No. 181151 een beslissing heeft gegeven;
b) aan het gevorderde onder a te verbinden een dwangsom ad SRD 100.000,- per dag voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft met het voldoen aan het gevorderde onder A;
c) één of meer beslissingen te geven, zoals het de kantonrechter geraden voorkomt.
3.2 Eisers leggen, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan hun vordering ten grondslag:
- gedaagde heeft reeds lange tijd geen jaarrekeningen opgemaakt en ook geen jaarlijkse AVA gehouden, waarbij onder andere jaarrekeningen worden besproken. Tevens maakt gedaagde geen aanstalten om een nieuwe RvC te benoemen;
- de agendapunten van de bijeengeroepen AVA voor 04 mei 2018 zijn niet synchroon aan de agendapunten welke eisers behandeld wensen te zien;
- gedaagde diende de AVA met de door eisers ingediende agendapunten te houden binnen 6 weken na het door hun gedane verzoek;
- met de uitgeschreven AVA voor 04 mei 2018 wil gedaagde doen voorkomen dat zij de door eisers gevraagde AVA heeft gehouden en daarmee tracht de door eisers ingestelde vordering die bij de kantonrechter loopt illusoir te maken.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de aard van het gevorderde. Daarom zullen eisers in het kort geding worden ontvangen.
4.2 Gedaagde weerspreekt dat zij reeds lange tijd geen jaarrekeningen heeft opgemaakt en de jaarlijkse AVA’s houdt. Ter staving dat zij wel AVA’s houdt en de jaarrekeningen opmaakt beroept gedaagde zich op een aantal ten processe door haar overgelegde producties, te weten notulen van gehouden AVA’s en BVA’s over de periode 2008 tot en met 2012 en presentielijsten van de AVA’s over de periode 2008 tot en met 2012 waaruit blijkt dat eisers steeds waren vertegenwoordigd. Deze overgelegde producties hebben eisers niet van valsheid beticht.
Voorts voert gedaagde aan dat zij op respectievelijk 08 april 2016 en 06 juni 2016 op verzoek van eisers buitengewone AVA’s heeft gehouden, welke zij ook heeft onderbouwd middels overlegging van producties die eisers evenmin van valsheid hebben beticht.
Voor wat betreft het jaar 2017 werpt gedaagde op dat zij de AVA in het jaar 2017 niet heeft kunnen houden, omdat een accountwisseling in die periode moest plaatsvinden en droegen eisers hiervan kennis. Vanwege allerlei vragen die eisers aan de voormalige accountant in 2014 stelden, liep het samenstellen van de jaarrekening enige vertraging op, met als gevolg dat pas in 2016 over het jaar 2014 kon worden vergaderd in plaats van 2015.
Tegen dit hiervoor door gedaagde gevoerd gemotiveerd verweer hebben eisers niet veel ingebracht, dan te blijven volharden in hun stellingen en gaat de kantonrechter om die reden voorbij aan die stellingen.
4.3 Gedaagde weerspreekt dat zij geen aanstalten maakt om een nieuwe RvC te benoemen en voert daartoe aan dat blijkens agenda punt 3 van de bijeengeroepen AVA over het jaar 2014 voor 04 mei 2018 de benoeming van een nieuwe RvC wel haar prioriteit geniet.
In reactie op dit verweer stellen eisers dat gedaagde niet serieus genomen kan worden dat het benoemen van een nieuwe RvC prioriteit bij haar geniet, omdat de zittingstermijn van de RvC sedert augustus 2013 is verlopen. De kantonrechter gaat voorbij aan deze stelling. Zoals blijkt uit de stellingen van eisers zelf betreft de bijeengeroepen AVA over het jaar 2014 een voortzetting, hetgeen tot de voorlopige slotsom leidt dat de benoeming van een nieuwe RvC reeds als prioriteit bij gedaagde stond.
4.4 Gedaagde werpt voorts op dat de door eisers opgegeven onderwerpen bij schrijven van 23 februari 2018 wel voor behandeling in aanmerking komen en beroept zij zich ter staving hiervan op de door haar ten processe overgelegde agenda’s voor de bijeengeroepen AVA voor 04 mei 2018. Verder betoogt zij dat, voor zover een door eisers opgegeven onderwerp om welke reden dan ook niet gedekt zou zijn door één van de agendapunten in de bijeenroepingen, daarin op grond van artikel 23 van de Statuten van de Molen altijd nog kan worden voorzien.
In reactie op dit verweer blijven eisers volharden in hun stelling dat de agendapunten van de bijeengeroepen AVA voor 04 mei 2018 niet synchroon zijn aan de agendapunten welke zij behandeld wensen te zien, doch constateert de kantonrechter dat eisers hebben nagelaten te stellen wat die agendapunten zijn die zij behandeld wensen te zien. Eisers verwijzen evenwel naar de inhoud van overgelegde producties, doch zijn producties om stellingen te staven en ligt het niet op de weg van de kantonrechter om uit de overgelegde producties de feiten voor eisers aan te vullen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kantonrechter het ervoor moeten aannemen dat gedaagde de onderwerpen wel als agendapunten heeft opgenomen en voor zover dat niet het geval mocht blijken te zijn, dat er alsnog kan worden voorzien in het opnemen van die onderwerpen als agendapunten.
4.5 Gedaagde weerspreekt dat zij met het bijeenroepen van de AVA’s voor 04 mei 2018 de door eisers gevraagde vergadering in de kortgeding zaak bekend onder A.R. No. 18-1151 wil omzeilen. Daartoe voert zij gemotiveerd het hierna volgende aan. Ingevolge artikel 17 lid 1 van de Statuten van de Molen en artikel 80 WvK is zij verplicht om een jaarlijkse AVA te houden. Het verbieden om de bijeengeroepen AVA te houden zal strijdigheid van de wettelijke en statutaire verplichting jegens haar opleveren en zal het een stagnatie in de bedrijfsvoering vormen. Eisers hebben geen enkel belang bij het doen verbieden van de te houden AVA’s en heeft gedaagde voor de voortgang van de bedrijfsvoering groot belang bij dat de uitgeschreven AVA’s voor 04 mei 2018 worden gehouden.
In reactie op dit verweer stellen eisers dat onderscheid dient te worden gemaakt in de AVA en de door hen verzochte BVA. Zij hebben, aldus hun betoog, er alle belang bij dat de door hen gevraagde BVA eerst wordt gehouden, alvorens de door gedaagde bijeengeroepen AVA kan worden gehouden, omdat gedaagde thans niet beschikt over een legitieme RvC.
De kantonrechter vermag niet in te zien welke invloed het houden van de bijeengeroepen AVA voor 04 mei 2018 zal hebben op de kortgeding zaak bekend onder A.R. No. 181151. Eisers hebben nagelaten te stellen welke belangen van hen geschaad zullen worden indien de door gedaagde bijeengeroepen AVA’s voor 04 mei 2018 zullen worden gehouden. Dit, in tegenstelling tot gedaagde die gemotiveerd aanvoert welke nadelige gevolgen het niet houden van de bijeengeroepen AVA voor het bedrijf van gedaagde zal hebben. Met name heeft de financierder van het bedrijf, zijnde een bankinstelling, aan gedaagde kenbaar gemaakt dat de goedgekeurde jaarrekeningen vanaf het jaar 2014 beschikbaar moeten zijn voor de voortgang van de aanvullende financiering. Ter staving hiervan beroept gedaagde zich op het schrijven van de financierder die zij als productie heeft overgelegd, welke productie eisers niet van valsheid hebben beticht.
4.6 Nu de stellingen van eisers gemotiveerd door gedaagde zijn weersproken, zal de gevraagde voorziening worden geweigerd. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.2 Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr.S.M.M. Chu, op vrijdag 04 mei 2018 te Paramaribo, in aanwezigheid van de fungerend-griffier.