- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-204000
- Uitspraakdatum 22 december 2020
- Publicatiedatum 21 april 2021
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
KORTGEDING-Eisers vorderen stopzetting van de openbare verkoop en geven aan dat gedaagde misbruik maakt van het recht van parate executie.
De kantonrechter is van mening dat tegen deze veiling eiseres sub D als derde bezitter zich ingevolge artikel 1228 BW kan verzetten, indien zij één of meer onroerende goederen kan aanwijzen die eigendom zijn van de schuldenaar, die mede ten behoeve van de schuldeiser hypothecair zijn verbonden en die voldoende verhaal bieden. Het bovenstaande heeft eiseres sub D niet gesteld en evenmin is dat uit de feiten gebleken, zodat het beroep op misbruik van het recht van parate executie niet opgaat en er dus geen grond is tot stopzetting van de veiling.
Om die reden zal het gevorderde worden geweigerd.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 20-4000
22 december 2020
Vonnis in kort geding in de zaak van:
A.[eiser sub A],
B.[eiser sub B],
wonende aan de [adres 1 ]te [district 1],
C.[eiseres sub C] ,
wonende aan de [adres 2] in het [district 2],
D. STICHTING UBA REAL ESTATE,
gevestigd aan de Dr. Sophie Redmondstraat no. 24 te Paramaribo,
eisers,
gemachtigde: mr. M.D.Lau-Kerssenberg, advocaat,
tegen
AMAZONE GOLD N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Jodenbreestraat no. 38-40 boven te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.S. Kraag, advocaat.
1.Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het verzoekschrift dat met de producties op 14 december 2020op de griffie der kantongerechten is ingediend;
- de akte van rectificatie van het verzoekschrift d.d. 16 december 2020;
- de conclusie van eis die is genomen op 16 december 2020;
- de conclusie van antwoord, met een productie;
- de conclusie tot uitlating over de productie.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten
2.1 Blijkens een schuldbekentenis d.d. 15 december 2014 die eiseres sub C namens Qurominas NV, hierna te noemen Qurominas, heeft getekend, was Qurominas op 04/12/ 2014 een bedrag ad USS 1.540.568,- aan gedaagde verschuldigd, welke schuld Qurominas tezamen met een rente ad US$ 10.000,- per jaar op uiterlijk 03 december 2015 volledig diende af te lossen.
2.2 Op 15 december 2015 hebben eisers sub A en B, als zekerheid tot betaling van al hetgeen Qurominas krachtens de schuldbekentenis van 15 december 2014 aan gedaagde verschuldigd mocht zijn, een hypotheek gevestigd op het perceelland aan de [adres 3] te [district 1] met alle opstallen en inboedel, hierna aangeduid als het onroerend goed. Ten tijde van het vestigen van de hypotheek, behoorde het perceelland in eigendom toe aan eisers sub A en B.
2.3 Op 11 mei 2015 is het onroerend goed door eisers sub A en B verkocht en in eigendom overgedragen aan eiseres sub D.
2.4 Op 20 december 2017 heeft eiseres sub C namens Qurominas een schuldbekentenis getekend waarin is vastgesteld het bedrag dat Qurominas aan gedaagde verschuldigd is, zijnde een bedrag van US$ 4.132.126,55 over de periode 01/01/2018 tot en met 31/12/2018 en een rente ad 8% per jaar.
2.5 Bij exploot van deurwaarder S.W. Niekoop d.d. 06 november 2020 is de openbare verkoop van het onroerend goed aan eisers aangezegd. De openbare verkoop van het onroerend goed zal op 22 december 2020 om 10.00 uur des voormiddag ten kantore van de notaris mr. D. Alexander of mr. M. Boetius-Cadogan of diens plaatsvervanger aan de Prins Hendrikstraat no. 32 te Paramaribo plaatsvinden.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de stopzetting van de openbare verkoop van het onroerend goed gelast, totdat in bodemprocedure is beslist.
3.2 Eisers leggen aan het gevorderde ten grondslag dat gedaagde misbruik maakt van het recht van parate executie. Daartoe voeren zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan:
- zij hebben met gedaagde een overeenkomst gesloten, krachtens welke overeenkomst zij goud voor gedaagde opkopen en leveren aan gedaagde voor de export waartegenover staat dat gedaagde hen voor de levering van het goud financieel vergoedt;
- gedaagde heeft op 04 januari 2018, zonder hun toestemming en zonder hun hiervoor financieel te hebben vergoed, 11 kilogram goud dat ze hebben geleverd ingehouden;
- deze inhouding kan worden aangemerkt als een verrekening van de schuld;
- zij zijn vanwege deze verrekening het door gedaagde opgegeven verschuldigde bedrag ad US$ 5.999.329,- niet verschuldigd en zijn bereid om de schuld met gedaagde te herschikken.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de stellingen en het gevorderde van eisers. Om die reden zijn zij in het kort geding ontvangen.
Akte van rectificatie
4.2 Eisers hebben akte van rectificatie van een klein aantal punten van het verzoekschrift gevorderd. Daar de rectificatie als niet noemenswaardig valt aan te merken en het tijdig aan gedaagde is betekend om tijdig verweer te kunnen voeren, zal de kantonrechter de akte van rectificatie toestaan.
Niet ontvankelijkheidsverweer
4.3 Gedaagde voert als formeel verweer dat eisers sub A tot en met C niet ontvankelijk moeten worden verklaard in het gevorderde, omdat zij geen partij zijn bij de overeenkomst ter zake de goud op- en verkoop tussen Qurominas en de daaraan gekoppelde schuldbekentenissen die Qurominas als schuldenaar en gedaagde als schuldeiser hebben getekend.
4.4 De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde slaagt in het door haar opgeworpen formeel verweer, en wel op grond van de hierna volgende overwegingen.
Uit de inhoud van de ten processe door eisers overgelegde schuldbekentenissen blijkt dat eiseres sub C namens Qurominas de schuldbekentenissen heeft getekend. Dit leidt tot de slotsom dat eisers niet de schuldenaren van gedaagde zijn. Tevens kan uit de ten processe overgelegde producties worden afgeleid dat eisers sub A en B, die geen partij zijn bij de overeenkomst en schuldbekentenissen en als derden dienen te worden aangemerkt, als zekerheid tot betaling van de schuld van de schuldenaar “Qurominas” een hypotheek hebben gevestigd op het onroerend goed dat toentertijd aan hun in eigendom toebehoorde. Zoals uit de feiten blijkt, hebben zij dit onroerend goed na het vestigen van de hypotheek daarop aan eiseres sub D verkocht en overgedragen, zodat zij naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen belang hebben bij de onderhavige vordering.
Zij stellen wel als belang dat hun bedrijf vanwege de veiling ten onder zal gaan, doch hebben zij dit niet middels feiten en bescheiden aannemelijk gemaakt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, dat eisers sub A tot en met C niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in de gevorderde voorziening.
Derdenhypotheek
4.5 Zoals reeds hiervoor onder 4.4 is overwogen is Qurominas de schuldenaar van gedaagde en hebben eisers sub A en B als derden tot zekerheid voor de betaling van de schuld van Qurominas een hypotheek gevestigd op het toen aan hun in eigendom toebehorend onroerend goed dat zij vervolgens hebben verkocht en overgedragen aan eiseres sub D. Het juridisch gevolg hiervan is dat het hypotheek vanwege de nog bestaande schuld tussen Qurominas en gedaagde is blijven rusten op het onroerend goed. Deze feiten leiden tot de slotsom dat in casu sprake is van een derdenhypotheek, hetgeen met zich meebrengt dat de schuldeiser, zijnde gedaagde, het onroerend goed kan uitwinnen tot verhaal van hetgeen zij van de schuldenaar, zijnde Qurominas, te vorderen heeft. Dit brengt ook met zich mee dat de onderzetter of de nieuwe eigenaar, zijnde eiseres sub D, heeft te dulden dat de schuldeiser mag overgaan tot de exucutie van het onroerend goed indien de schuldenaar niet voldoet aan zijn/haar betalingsverplichting jegens de schuldeiser.
Recht van parate executie
4.6 Aangenomen mag worden, dat de schuldenaar – die niet in het onderhavige proces is betrokken – niet heeft voldaan aan diens plicht tot betaling van de schuld aan gedaagde zodat gedaagde ingevolge artikel 1207 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek (BW) bevoegd is om tot de openbare verkoop van het onroerend goed over te gaan. Tegen deze veiling mag eiseres sub D als derde bezitter zich ingevolge artikel 1228 BW verzetten, indien zij één of meer onroerende goederen kan aanwijzen die eigendom zijn van de schuldenaar, die mede ten behoeve van de schuldeiser hypothecair zijn verbonden en die voldoende verhaal bieden. Het bovenstaande heeft eiseres sub D niet gesteld en evenmin is dat uit de feiten gebleken, zodat het beroep op misbruik van het recht van parate executie niet opgaat en er dus geen grond is tot stopzetting van de veiling. Om die reden zal het gevorderde als ongegrond worden geweigerd.
Eiseres sub D stelt wel dat zij bereid is tot een herschikking van de schuld met gedaagde te komen, doch komt haar die bevoegdheid niet toe. Dit, omdat zij geen partij is bij de overeenkomst tussen Qurominas en gedaagde.
Overige stellingen en weren
4.7 De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking, omdat die tot geen andere uitkomst in de onderhavige zaak zullen leiden.
Proceskosten
4.8 Eisers sub A tot en met C zullen, als de niet ontvangen partij, in de proceskosten worden veroordeeld en eiseres sub D, zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5.De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Staat toe de gevordere akte van rectificatie.
Ten aanzien van eisers sub A tot en met C
5.2 Verklaart eisers sub A tot en met C niet ontvankelijk in de gevorderde voorziening.
5.3 Veroordeelt eisers sub A tot en met C als de niet ontvangen partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Ten aanzien van eiseres sub D
5.4 Weigert de gevorderde voorziening.
5.5 Veroordeelt eiseres sub D in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op dinsdag 22 december 2020 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in tegenwoordigheid