SRU-K1-2024-2

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer CIVAR no. 202402060
  • Uitspraakdatum 21 mei 2024
  • Publicatiedatum 12 juni 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De kantonrechter verbiedt op verzoek van de Staat in een kort geding tegen COL de onderwijsstaking van leden van WI SA STREY en de BIO.
    Uitgangspunt is dat een staking als grondwettelijk recht in principe rechtmatig is, tenzij zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd of als de actie onredelijk is op grond van afweging van alle omstandigheden. In dit geval kan de te verwachten schade een zodanige omvang bereiken, dat beperking van het stakingsrecht noodzakelijk is.
    Een staking moet tijdig worden aangezegd en mag pas worden ingezet als lang en serieus genoeg is onderhandeld en de staking als uiterste middel is toegepast.Terughoudende beoordeling door de kantonrechter nu het stakingsrecht een grondrecht is en meegewogen moet worden of er in korte tijd een ander middel beschikbaar is.
    De staking was uitgeroepen vanwege de verhoging van de energie tarieven als gevolg van afschaffing van de subsidies. De kantonrechter concludeert echter dat het ook ging om overleg over versterking van de koopkracht en dat de staking was uitgeroepen kort nadat een overleg daarover niet doorging. COL moet aangekondigde acties beëindigen en met de Staat in overleg treden over een datum voor verdere bespreking van de arbeidsvoorwaarden.

    Artikel 33 Grondwet

Uitspraak

HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

CIVAR No. 202402060
21 mei 2024

Vonnis in kort geding in de zaak van:

De STAAT SURINAME, m.n. het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
hierna te noemen: “de staat”,
eiseres,
gemachtigde: A.J. Heath LLM, advocaat,

tegen

De CONFEDERATIE VOOR ORGANISATIES VAN LANDSDIENAREN (COL), gevestigd te Paramaribo,
hierna te noemen: “COL”,
gedaagde,
procederend in persoon.

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het verzoekschrift dat met producties op 17 mei 2024 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis d.d. 17 mei 2024;
  • de mondelinge conclusie van antwoord;
  • de aantekeningen van de griffier.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Als uitvloeisel van het door de regering van Suriname uit te voeren herstructureringsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) wordt de subsidie aan staatsbedrijven afgebouwd. Als gevolg hiervan heeft de Energie Bedrijven Suriname (EBS) per 06 maart 2024 aanpassing van de energietarieven doorgevoerd.

2.2 De COL heeft per brief de dato 05 mei 2024 aan de president van de Republiek Suriname bericht dat zij op 30 april jl. een brief heeft gestuurd naar hem over onder andere de verhoging van de energieprijzen en dat er ten aanzien hiervan noodzakelijk acties worden gevoerd.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 De staat vordert dat de kantonrechter in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

a. de COL gelast om binnen 1 (één) uur na het in deze te wijzen vonnis de staking c.q. acties op te heffen en de overeengekomen werkzaamheden met onmiddellijke ingang door haar leden c.q. de leden van de bij haar aangesloten organisaties van onderwijsgevende, zijnde het syndicaat voor onderwijsgevenden WI SA STREY en de BIO te doen hervatten, bij gebreke waarvan zij aan de staat een dwangsom van SRD 50.000, – (vijftigduizend Surinaamse dollar) per uur zal betalen, althans een door de rechter te bepalen dwangsom;
b. de COL veroordeelt in de kosten voor rechtsbijstand en de kosten voor het geding aan de zijde van de staat gevallen van respectievelijk USD 1.605, – (een duizend zeshonderd vijf Amerikaanse dollar) en SRD 2.750, – (tweeduizend zevenhonderd vijftig Surinaamse dollar), al dan niet nader door de kantonrechter vast te stellen.

3.2 De staat legt aan haar vordering ten grondslag dat COL ten onrechte het middel van staking hanteert, terwijl er geen sprake is van een arbeidsconflict met haar.

3.3 De COL heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor
zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

4.1 Niet in geschil is dat de kort geding rechter bevoegd is om kennis te nemen van een geschil als hier aan de orde.

4.2 Col stelt dat de staat geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat het nu pinkstervakantie is. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, omdat het voortduren van het door de COL uitgeroepen acties bij te lang voortduren daarvan onherstelbare schade in het onderwijs te weeg kan brengen.

4.3 De Staat stelt dat op grond van artikel 33 van de Grondwet en artikel 11 lid 1 van de Wet Vrijheid Vakvereniging het stakingsrecht wordt erkend, behoudens beperkingen die uit het recht voortvloeien. Dat het stakingsrecht, uitgaande van de Wet Vrijheid Vakvereniging, een collectief recht van werknemers is dat niet los gezien kan worden van het collectief onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Dat voor de uitoefening van het stakingsrecht een belangengeschil is vereist. Dat op grond van artikel 1 van het Reglement op de inrichting en samenstelling van de Surinaamse Rechterlijke Macht rechtsgeschillen voor beoordeling aan de rechterlijke macht moet worden voorgelegd. Dat de verhoogde energieprijzen (mede) geleid heeft tot de staking, geen geschil is over arbeidsvoorwaarden en er geen sprake is van een belangengeschil. Dat als gevolg van onder andere deze staking er achterstanden in het onderwijs zijn ontstaan die moeilijk ingelopen kunnen worden. COL stelt dat in het kader van de door de staat uit te voeren IMF economisch herstructureringsprogramma zij in overleg is met de President, om te komen tot een voor de werkende klasse aanvaardbare wijze afschaffen van de subsidie op energie. Dat zij aan de staat (President van de Republiek) schriftelijk kenbaar hebben gemaakt dat zij behalve over de energietarieven als gevolg van de afschaffing van de subsidie (aangeduid als A punt) ook overleg willen hebben over onder andere de koopkrachtversterking (aangeduid als B punten) voor de werkers die zij vertegenwoordigen. Dat de staat heeft toegezegd dat zij zouden worden uitgenodigd voor overleg over de B punten. De staat heeft hen kenbaar gemaakt dat de kwestie van de energietarieven reeds “gecleared” is en dat zij nog zullen worden uitgenodigd om overleg te hebben over onder andere de koopkrachtversterking (B punten). Dat zij een motie van haar ledenvergadering in november 2022 hebben overhandigd aan de staat (cluster ministers en de President van de Republiek), maar dat zij in mei 2024 van de President begrepen dat hij de motie die zijn hadden overhandigd nog niet had doorgenomen. Uitgangspunt voor het overleg met de staat is de in hun ledenvergadering aangenomen motie van november 2022. Dat het door de staat (President van de Republiek) toegezegd overleg over onder andere de koopkracht versterking maar niet van de grond kan komen.

4.4 De kantonrechter stelt voorop dat, het stakingsrecht een collectieve actierecht
van de COL is, welke door de Staat als grondrecht is erkent in artikel 33 van de Grondwet. De staking behoort derhalve een zekere mate van bescherming te genieten, omdat het een uitlaatklep kan zijn, daar waar conflicten zich hebben opgestapeld. Het stakingsrecht moet daarom worden beschouwd als de hoeksteen van een systeem van vrije collectieve arbeidsbetrekkingen. De leden van bij de COL aangesloten vakverenigingen zijn puur individueel niet opgewassen tegen de staat als werkgever. Als collectief kan de COL voor de leden van de bij haar aangesloten vakverenigingen de meest billijke arbeidsvoorwaarden bedingen, mits het stakingsrecht als stok achter de deur gereed staat, anders zou het collectief onderhandelen neerkomen op collectief bedelen. De werkstaking moet daarom in beginsel als een “vrijheid” dan wel als een “grondrecht” worden aanvaard. Stakingen zijn geen plezierige verschijnselen voor degene die daarmee te maken krijgen. Daarom wordt in onze rechtsorde de staking niet onbegrensd aanvaard. Wanneer de discussie tussen COL en de staat enkel betrekking heeft op arbeidsvoorwaarden is er sprake van een belangengeschil. Voor het uitoefenen van het stakingsrecht is een geschil over arbeidsvoorwaarden vereist. Uitgangspunt is daarom dat een staking in principe rechtmatig is, tenzij er zich omstandigheden voordoen, dat naar de heersende rechtsovertuiging, maakt dat een staking onrechtmatig is. Een staking kan onrechtmatig zijn indien:

1. de COL zwaarwegende procedureregels heeft veronachtzaamd of
2. indien op grond van afweging van alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang moet worden geoordeeld dat de COL in redelijkheid niet tot deze actie had kunnen komen.

De eerste beperking van het stakingsrecht heeft betrekking op het tijdig door COL aan de staat aanzeggen van de staking. De staat en ook derden mogen niet plotseling worden geconfronteerd met een staking. De lengte van de aanzegtermijn hangt af van de omstandigheden en de aard van de staking. Een belangrijk punt is de kwestie of de COL en de staat voldoende hebben getracht om met elkaar tot een compromis te komen. Hebben zij lang en serieus genoeg onderhandeld? De staking wordt gezien als het “uiterste middel”, waar pas naar mag worden gegrepen als minder vergaande middelen zijn uitgeput. Een staking kan slechts rechtmatig zijn als zij als uiterste middel is toegepast. De vraag of een staking in dit geval anders dan als uiterste middel is gehanteerd, zal door de kantonrechter met een zekere mate van terughoudendheid moeten worden toegepast. Het voorgaande volgt uit het feit dat het stakingsrecht een grondrecht betreft, maar ook de omstandigheid of er in korte tijd een ander middel dan staking kan worden gebruikt in een conflictsituatie.
De tweede beperking van het stakingsrecht heeft betrekking op de afweging van alle omstandigheden van dit geval in onderling verband en samenhang moet worden geoordeeld dat de COL in redelijkheid tot deze acties had kunnen komen. Deze beperking spits zich vooral toe op de schade die de acties veroorzaken. De aard van de staking, om druk op de staat uit te oefenen om concessies te doen, brengt met zich mee dat de schade die de staat als gevolg daarvan ondervindt geen op zichzelf staand punt is om een staking onrechtmatig te maken. Erkent wordt dat de te verwachten schade een zodanige omvang kan bereiken, dat beperking van het stakingsrecht van de COL noodzakelijk is.

4.5 De staat stelt dat de staking van de COL onrechtmatig is omdat het geschil tussen de COL en de staat betreft een rechtsgeschil, omdat volgens de COL haar actie betrekking heeft op de afschaffing van de subsidie op energie door de staat met als gevolg verhoging van de energie tarieven. Na de mondelinge toelichting van de COL komt de kantonrechter tot de conclusie dat het conflict tussen de staat en de COL niet alleen betrekking heeft op de vaststelling van de energietarieven, maar ook betrekking heeft op het bedingen van arbeidsvoorwaarden (aangeduid met B punten). In beginsel is een staking als gevolg van een conflict over arbeidsvoorwaarden rechtmatig, tenzij de COL het middel van staking heeft gehanteerd op een wijze die maakt dat het recht van staking onder de gegeven omstandigheden door de kantonrechter moet worden beperkt. Het feit dat de COL heeft gegrepen naar het middel van staking kort nadat zij tot de conclusie kwam dat de afspraken om de B. punten te bespreken niet door ging. Het voorgaande brengt met zich mee dat de COL onvoldoende getracht heeft om de staat te bewegen om op korte termijn aan te vangen met de bespreking van de B punten. Op grond van het voorgaande zal COL worden veroordeeld om aangekondigde acties te beëindigen en met de staat in overleg te treden om te komen tot de vaststelling van een datum waarop die punten, die betrekking hebben op arbeidsvoorwaarden, kunnen worden besproken.

4.6 De vordering tot het betalen van de kosten voor rechtsbijstand zal worden afgewezen, omdat zulks niet is overeengekomen met de COL. Op grond van het procesreglement wordt in het algemeen aan de in het gelijk gestelde partij toegekend de kosten voor vastrecht, de kosten voor oproeping en het liquidatietarief.

4.7 De kantonrechter acht de bespreking van de overige stellingen en weren van
partijen overbodig, daar zij niet tot een andere uitkomst in de onderhavige zaak zullen leiden.

4.8 De kantonrechter zal de kosten van het geding compenseren tussen de staat en COL. De kantonrechter wijkt in deze af van het gebruik dat de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, omdat de door de COL vertegenwoordigde werkers onevenredig grote financiële offers moeten brengen als gevolg van de door de staat getroffen herstructureringsmaatregelen.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:

5.1 Gelast de COL om binnen één uur na de uitspraak van dit vonnis de staking c.q. acties op te heffen en met onmiddellijke ingang de bij haar aangesloten vakorganisaties van onderwijsgevenden, zijnde het syndicaat voor onderwijsgevenden WI SA STREY en de BIO, op te dragen dat hun leden het werk hervatten,

5.2 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.3 compenseert de kosten tussen de staat en COL. Iedere partij draagt zijn eigenkosten,

5.4 wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton mr. C.A. Wallerlei op 21 mei 2024 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.