- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer CIVAR no. 202303970
- Uitspraakdatum 13 februari 2025
- Publicatiedatum 14 februari 2025
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
De wetgever heeft het huwelijk (vooralsnog) niet opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht, terwijl de Staat onvoorwaardelijk is toegetreden tot mensenrechtenverdragen waarin dat recht wel is gewaarborgd. De bepalingen in het BW, wat betreft het huwelijk, zijn niet in overeenstemming met de bepalingen uit het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht en het IVBPR en AVRM, die de rechten van personen van het gelijke geslacht garanderen.
Op grond van artikelen 105, 106 en 137 van de Grondwet is in dit specifieke geval de inschrijving van het huwelijk niet in strijd met de openbare orde.Verder zijn genoemd: Het Apostille-verdrag, het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten (IVBPR), het Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens (AVRM), het Weense Verdragen Verdrag, Wet houdende Algemene Bepalingen der Wetgeving, S.B. 2014 no. 164 Wet van 05 december 2024, houdende vaststelling van een nieuw Burgerlijk Wetboek en de Grondwet.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
CIVAR no. 202303970
13 februari 2025
Vonnis in de zaak van:
1. [Naam 1] ten rechte geheten [Naam 1],
2. [Naam 2],
3. [Naam A],
4. [Naam B],
allen wonende te Paramaribo,
eisers,
hierna te noemen: afzonderlijk de heren [naam 1] en [naam 2] en [naam A] en [naam B],
en gezamenlijk: eisers,
gemachtigden: mr. S.M.D. Sitaram MPA en mr. M.A. Castelen, advocaten,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Binnenlandse Zaken,
het Centraal Bureau voor Burgerzaken,
gevestigd te Paramaribo,
gedaagde,
hierna te noemen: de Staat,
gevolmachtigde: mr. J. Foort, jurist Buro Landsavocaten.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of –handelingen:
• het inleidend rekest met producties dat op 05 oktober 2023 ter Griffie der Kantongerechten is ingediend;
• de conclusie van antwoord;
• de conclusie van repliek;
• de conclusie van dupliek.
1.2. De rechtsdag voor de uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eisers zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van het Centraal Bureau voor Burgerzaken (hierna: het CBB). Met uitzondering van [naam B], hebben zij allen de Surinaamse nationaliteit; [naam B] heeft de Guyanese nationaliteit.
2.2 Eisers zijn in het buitenland gehuwd. De heren [naam A] en [naam B] zijn gehuwd met elkaar te Maryland in de Verenigde Staten van Amerika op 8 januari 2016, terwijl de heren [naam 1] en [naam 2] met elkaar zijn gehuwd, te Buenos Aires in Argentinië op 10 juli 2018.
2.3 De heren [naam 1] en [naam 2] hebben na terugkomst, eind 2018, hun huwelijksakte aangeboden aan het CBB voor overschrijving. Hun burgerlijke staat is van “ongehuwd”, gewijzigd in “onbekend” volgens een uittreksel van 05 oktober 2021.
2.4 Voor de heren [naam A] en [naam B] staat als hun burgerlijke staat thans eveneens “onbekend”. Eerder stond voor [naam A]: “Ongehuwd” op 25 maart 2019 en daarna “Onbekend” op 26 maart 2021 en 31 mei 2023. Voor [Naam B] heeft de afdeling Vreemdelingenregistratie van het CBB bij de opname van [naam B] in het bevolkingsregister van Paramaribo op 22 februari 2019 vermeld “Gehuwd met [naam A] d.d. 08-01-2016 plaats: Amerika volgens de Amerikaanse wetgeving.” Vervolgens staat op het bewijs van opname in het bevolkingsregister Vreemdelingenregistratie van het CBB van 23 april 2019 als burgerlijke staat van [naam B] vermeld “ongehuwd”. Het CBB heeft in een verklaring van 20 oktober 2022 als burgerlijke staat van [naam B] vermeld: “Gehuwd met: [naam A] (volgens de Amerikaanse Wetgeving).” Volgens het bewijs van inschrijving in het verblijfs-/bevolkingsregister ten behoeve van vreemdelingen van 31 mei 2023 staat echter als burgerlijke staat van [naam B] vermeld: “onbekend SR. Recht”
2.5 De gemachtigden van eisers hebben zich bij verzoekschrift gedateerd 30 maart 2022 gewend tot het Constitutioneel Hof (hierna: het CH), met het verzoek om artikel 80 BW te toetsen aan artikel 8 jo. 17 lid 1 Grondwet en de artikelen 17 jo. 23 jo. 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten (IVBPR) en of de artikelen 1 jo. 11 jo. 17 lid 2 van het Amerikaans Verdrag voor Rechten van de Mens (AVRM). Het CH heeft op 31 januari 2023 een beslissing genomen, bekend onder zaaknummer CH-03.
Voor zover van belang luidt het besluit als volgt:
“9. HET HOF KOMT TOT HET VOLGEND BESLUIT:
Gelet op de toetsing van artikel 80 SBW:
1. Dat artikel 80 SBW niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatie verbod van artikel 8 jo. 17 lid 1 Grondwet.
2. Dat artikel 80 SBW niet in strijd is met de artikelen 17 jo. 23 en 26 IVBPR.
3. Dat artikel 80 SBW niet in strijd is met de artikelen 1 jo. 11 en 17 lid 2 AVRM.”
2.6 Nog vóór de beslissing van het CH, hebben de heren [naam 1] en [naam 2] bij schrijven van 08 april 2022 hun huwelijksakte opnieuw aangeboden aan de directeur van het CBB ter inschrijving in het openbaar huwelijksregister. Voor zover van belang staat in hun schrijven vermeld:
(…) “Op 8 april 2022 hebben wij onze huwelijksakte conform artikel 137 BW aangeboden aan uw Dienst voor inschrijving in het openbaar huwelijksregister van Suriname. Uit uittreksels van de burgerregisters van uw Dienst blijkt dat ons huwelijk niet conform de geldende wetgeving is ingeschreven. De nalatigheid van uw Dienst om onze huwelijksakte in te schrijven in de daartoe bestemde registers, belet ons in het kunnen bewijzen van ons huwelijk op de wijze zoals is voorgeschreven door artikel 153 BW. Dit met benadeling van ons en onze belangen tot gevolg.
Om verdere benadeling te voorkomen, doen wij u bijgesloten toekomen een kopie van onze gelegaliseerde huwelijksakte. Op u wordt het dringend beroep gedaan om het daarheen te leiden dat onze huwelijksakte conform de geldende wetgeving ten spoedigste wordt ingeschreven in de daartoe bestemde registers van het CBB.” (…)
2.7 De directeur van het CBB heeft op bovenvermeld schrijven van de heren [naam 1] en [naam 2] gereageerd, bij schrijven van 26 april 2022. Voor zover van belang staat in het schrijven van de directeur van het CBB vermeld:
(…) “Zeer onterecht beschuldigt u het CBB van nalatigheid om jullie huwelijksakte in te schrijven in de daartoe bestemde registers en verder stelt u dat u daardoor belet wordt in het kunnen bewijzen dat jullie huwelijk op de wijze zoals is voorgeschreven in artikel 153 BW. Hierbij stellende dat u en uwer belangen doordoor benadeeld wordt. Hetgeen dan ook nadrukkelijk wordt tegengesproken onzerzijds.
Ter uwe informatie zal in het hiernavolgende puntsgewijs worden aangegeven op grond waarvan geen uitvoering kan worden gegeven aan hetgeen door u gevraagd, m.n.:
1e. Het door u aangehaalde artikel 137 BW stelt als vereiste dat een huwelijk in een vreemd land aangegaan, binnen de termijn van 1 jaar na de terugkomst der echtgenoten in Suriname, in het openbaar huwelijksregister van hun woonplaats moet worden overgeschreven. Let wel: de wet geeft aan “overschrijven” en niet “inschrijven”. Verder is uit door u overgelegde stukken ons niet gebleken wanneer u na 10 juli 2018 terug bent gekeerd in Suriname.
Bovendien artikel 137 BW kan niet los worden gezien van artikel 136 BW.
2e. Ingevolge artikel 136 BW zijn huwelijken, in een vreemd land aangegaan, hetzij tussen ingezetenen van Suriname, hetzij tussen deze en anderen, pas van waarde, indien deze is voltrokken naar de vorm, in dat land gebruikelijk, mits, de huwelijksafkondiging, binnen Suriname, zonder stuiting van het huwelijk, heeft plaatsgehad, en de genoemde ingezetenen niet hebben gehandeld tegen de bepalingen, in de eerste afdeling van hetzelfde titel vervat.
Uit het voorgaande kan gesteld worden dat:
• u van uw voornemens met elkaar te trouwen toen geen huwelijksafkondiging door het CBB heeft doen plaatsen binnen Suriname, weshalve uw huwelijk ingevolge artikel 136 BW junto artikel 103 BW en 105 BW op grond daarvan alleen al voor Suriname van geen waarde is;
• u als ingezetenen van Suriname in strijd hebt gehandeld met de wet en wel in strijd met artikel 80 BW. U heeft welbewust ervoor gekozen om met elkaar te trouwen en daarbij het risico genomen dat uw huwelijk vooralsnog niet door Suriname kan worden erkend.
Aldus kan dus voor wat betreft uw verzoek worden aangegeven dat deze niet door het CBB kan worden uitgevoerd. Immers, het CBB kan niet in strijd met de geldende wetgeving handelingen plegen die verstrekkende rechtsgevolgen hebben. ” (…)
2.8 De heren [naam 1] en [naam 2] hebben zich vervolgens, bij verzoekschrift van 13 mei 2022 van hun gemachtigden, met een tweede verzoek gewend tot het CH om het besluit van het CBB van 26 april 2022, houdende afwijzing van hun verzoek tot overschrijving van hun in Argentinië gesloten huwelijk in het register van huwelijken, te beoordelen op de verenigbaarheid met de artikelen 8 en 17 lid 1 Grondwet. Het CH heeft ook op dit verzoek op 31 januari 2023 een beslissing genomen, bekend onder zaaknummer CH-Bestuursbesluit-01. Voor zover van belang luidt het besluit in de als volgt:
“6. BESLUIT:
Het Constitutioneel Hof oordeelt dat het besluit van het Centraal Bureau voor Burgerzaken van d.d. 26 april 2022 no. 1262, houdende wijziging van het verzoek van verzoekers tot overschrijving van hun in het buitenland (Argentinië) gesloten huwelijk in het Register van huwelijken niet in strijd is met de artikelen 8 en 17 lid 1 Grondwet.”
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer daarop
De vordering
3.1 Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van de Staat om, binnen 24 uur, althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis, het besluit van de CBB-directeur van 26 april 2022 te herroepen en eisers per brief te informeren dat de Staat hun huwelijk had moeten beoordelen volgens het geldend huwelijksrecht en niet slechts de nationale huwelijkswetgeving en dat de Staat ingevolge het geldend huwelijksrecht hun huwelijk volwaardig erkent en beschermt. In dier voege dat de Staat het huwen door personen van gelijk geslacht op gelijke voet faciliteert als het huwen door personen van ongelijk geslacht, waardoor de huwelijken van eisers dezelfde volwaardige juridische en maatschappelijke erkenning kunnen genieten als die huwelijken gesloten tussen personen van ongelijk geslacht;
2. veroordeling van de Staat om, binnen 24 uur, althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis, het huwelijk van eisers op dezelfde wijze als huwelijken gesloten tussen personen van ongelijk geslacht te doen overschrijven, althans te verwerken, in de daartoe bestemde bevolkingsregisters van het Centraal Bureau voor Burgerzaken;
3. veroordeling van de Staat om, binnen 24 uur althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis, aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een billijke compensatie, begroot op USD 15.000, – per persoon. De vergoeding is ter compensatie voor de geleden immateriële schade door eisers als gevolg van het onrechtmatig handelen door de Staat;
4. veroordeling van de Staat om, binnen 24 uur althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis, aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag groot USD 1.500, – en (vijftienhonderd US-dollars) zijnde de kosten voor rechtsbijstand, BTW 10% en deurwaarderskosten USD 100, – (honderd US-dollars), vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar vanaf het moment van indiening van het verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening. Deze noodzakelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand worden aangemerkt als de materiële of te wel de geldelijke schade, welke door de echtparen is geleden als gevolg van de gepleegde onrechtmatige daad door de Staat;
5. veroordeling van de Staat in de kosten van het geding, alsook tot het betaling van een compensatie voor de gerechtelijke kosten, in goede justitie berekend conform de vigerende regels, te voldoen binnen 24 uur althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis;
6. veroordeling van de Staat tot het betalen van een dwangsom van SRD. 10.000, – (tienduizend Surinaamse Dollars) per dag dat de Staat in gebreke blijft om het vonnis of gedeelten daarvan uit te voeren binnen 24 uur althans binnen een in goede justitie te bepalen periode na betekening van het te wijzen vonnis.
De grondslag
3.2 Eisers leggen, zakelijk weergegeven, aan hun vordering ten grondslag, dat de Staat, althans het CBB onrechtmatig handelt jegens hen. Zij voeren aan, dat ondanks hun huwelijken rechtsgeldig zijn gesloten in het buitenland en het CBB de wetenschap heeft van deze huwelijken, het CBB hun huwelijken niet erkent en weigert de aangeboden gelegaliseerde akten over te schrijven.
Door de handelingen van het CBB, worden zij benadeeld in hun rechten als echtparen. Eisers doen onder andere een beroep op de Grondwet, verschillende verdragen waarbij de Staat partij is en diverse jurisprudentie. Volgens eisers staat de weigering van het CBB, tot overschrijving van hun huwelijken, op gespannen voet met de verplichtingen die voor de Staat voortvloeien uit het Apostille-verdrag, het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten (IVBPR) en het Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens (AVRM) en het Weense Verdragen Verdrag, waarbij de Staat partij is. Zij beroepen zich voorts op overwegingen van het CH bij de beslissingen van 31 januari 2023 in de zaken bekend onder de zaaknummers CH-03 en CH-Bestuursbesluit-01, het vonnis van de kantonrechter van 11 januari 2017, A.R.no. 15-5612 en de bevestiging daarvan in hoger beroep door het Hof van Justitie en een uitspraak van het IAHRM van 24 november 2017.
Het verweer
3.3 De Staat heeft verweer gevoerd. Voor zover van belang komt de kantonrechter daarop terug in de beoordeling.
4. De beoordeling
Te beantwoorden vragen
4.1 Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of een in het buitenland gesloten huwelijk door personen van hetzelfde geslacht, zijnde ingezetenen van Suriname wat betreft de heren [naam 1] en [naam 2] en wat de heren [naam A] en [naam B] betreft, het huwelijk tussen een ingezetene en iemand met een andere nationaliteit, overgeschreven dient te worden in de registers van huwelijken van de Burgerlijke Stand van het CBB van Suriname.
De tweede vraag die beantwoord dient te worden is, of het huwelijk van personen van gelijke geslacht volwaardig erkend en beschermd kan worden door de Staat, zodanig dat de Staat vermeld huwelijk (huwelijk van personen van gelijke geslacht) op gelijke voet faciliteert als het huwelijk van personen van ongelijk geslacht, waardoor de huwelijken van eisers dezelfde volwaardige juridische en maatschappelijke erkenning kunnen genieten, als de huwelijken gesloten tussen personen van ongelijk geslacht.
Ten derde, de vraag of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers, waardoor eisers immateriële schade lijden, begroot op USD 15.000 per persoon en of de gevorderde kosten van rechtsbijstand en dwangsom toewijsbaar zijn.
Standpunt Staat
4.2 De Staat, met name het CBB stelt zich op het standpunt dat inschrijving van een in het buitenland gesloten huwelijk in het huwelijksregister niet mogelijk is, omdat vooraf geen aangifte is gedaan in Suriname conform art 136 BW juncto artikel 103 en 105 BW, zoals vermeld in het schrijven van de directeur van het CBB vermeld onder 2.7 van de feiten. Voorts stelt de Staat zich op het standpunt dat het niet kunnen overschrijven van de buitenlandse huwelijksakte van de heren [naam 1] en [naam2], in het openbaar huwelijksregister van het CBB door hun eigen handelen komt en wel doordat zij als ingezetenen van Suriname, de geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot huwelijken voltrokken in het buitenland, die dwingend van aard zijn, naast zich hebben neergelegd. Volgens de Staat dienden eisers de nationale wet niet naast zich neer te leggen en hebben eisers in het buitenland in strijd met hun nationale rechtsregels gehandeld. Ook heeft het Apostilleverdrag niets te maken met de plicht tot overschrijven van buitenlandse stukken, doch met legalisatie in verband met de echtheid van de stukken. Voorts beroept de Staat zich ook op het besluit van het CH, dat het besluit van het CBB niet in strijd is met de artikelen 8 en 17 lid 1 van de Grondwet.
Wet Algemene Bepalingen: regels voor ingezeten en vreemdelingen
4.3 De kantonrechter overweegt dat op grond van de Wet houdende Algemene Bepalingen der Wetgeving, wettelijke regelingen betreffende de rechten, de staat en de bevoegdheden der personen, ingezetenen van Suriname verbinden, ook wanneer zij zich buiten Suriname bevinden (artikel 8). Voorts is het burgerlijk recht van Suriname hetzelfde voor vreemdelingen, als voor Surinamers, zolang de wettelijke regelingen niet bepaaldelijk het tegendeel vaststellen (artikel 9).
Huwelijk
4.4 De kantonrechter overweegt dat de regels van het huwelijk zijn geregeld in de vierde titel van het Burgerlijk Wetboek, in de eerste afdeling, met name de hoedanigheden en voorwaarden die vereist zijn om een huwelijk te kunnen aangaan, staan in de eerste afdeling. Van belang zijn de volgende bepalingen:
Artikel 80 BW: “De man kan tegelijkertijd slechts met een vrouw, de vrouw slechts met een man door het huwelijk verbonden zijn.”
In de tweede afdeling zijn de formaliteiten geregeld, welke de voltrekking van het huwelijk moeten voorafgaan, te weten: huwelijksaangifte en afkondiging. Van belang zijn de volgende bepalingen:
Artikel 103 BW: “Alle personen, die met elkaar een huwelijk willen aangaan, moeten daarvan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand der woonplaats van een der partijen. ”
Artikel 104 BW: “Deze aangifte zal, hetzij in persoon, hetzij bij zodanige geschriften geschieden, waaruit van het voornemen der aanstaande echtgenoten moet genoegzame zekerheid kan blijken, waarvan een akte doro de ambtenaar van de burgerlijke stand zal worden opgemaakt.”
Artikel 105 BW lid 1: “Vóór het voltrekken van het huwelijk geschiedt daarvan door de zorg van de ambtenaar van de burgerlijke stand afkondiging door middel van aanplakking van een, door deze ambtenaar opgemaakt, geschrift aan het gebouw, waarin het bureau van de ambtenaar van de burgerlijke stand gevestigd is, en wel op zaterdag. Het geschrift zal gedurende tien dagen aangeplakt blijven. ”
De regeling voor huwelijken, welke in het buitenland zijn voltrokken, staan in de vierde afdeling in twee artikelen, te weten:
Artikel 136 BW: “De huwelijken, in een vreemd land aangegaan, hetzij tussen ingezetenen van Suriname, hetzij tussen deze en anderen, zijn van waarde, indien dezelve voltrokken zijn naar de vorm, in dat land gebruikelijk, mits de huwelijksafkondiging, volgens de tweede afdeling van deze titel, binnen Suriname, zonder stuiting van het huwelijk, heeft plaatsgehad, en de genoemde ingezetenen niet hebben gehandeld tegen de bepalingen, in de eerste afdeling van dezelfde titel vervat. ”
Artikel 137 BW:
“Binnen het jaar na de terugkomst der echtgenoten in Suriname, zal de akte van huwelijksvoltrekking, in een vreemd land aangegaan, in het openbaar huwelijksregister van hun woonplaats moeten worden overgeschreven.”
4.5 De kantonrechter overweegt dat ingevolge het huidig Surinaams BW, een huwelijk alleen mogelijk is tussen een man en een vrouw. De wetgever heeft geen regeling getroffen voor een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Het verzoek tot overschrijving van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht is voor het eerst aan de orde.
In het aangenomen nieuw BW (S.B. 2014 no. 164 Wet van 05 december 2024, houdende vaststelling van een nieuw Burgerlijk Wetboek) dat inwerking treedt per 01 mei 2025 (S.B. 2025 no. 14 Resolutie van 6 februari 2025 no. 2909/25, houdende vaststelling van de inwerkingtreding van het Burgerlijk Wetboek), is het huwelijk geregeld in artikel 1:31 lid 1 juncto 33 Nieuw BW onder vereisten tot het aangaan van een huwelijk. Volgens het nieuw BW is een huwelijk alleen mogelijk tussen een man en een vrouw. De wetgever heeft het huwelijk niet opengesteld voor personen van het gelijke geslacht, noch is er daarover gedebatteerd. Alles wat met LGBTIQ+ te maken heeft, is niet meegenomen door de wetgever.
4.6 Eisers zijn personen van hetzelfde geslacht, namelijk manspersonen, die zijn gehuwd met elkaar in het buitenland. Met uitzondering van het verweer van de Staat wat betreft het Apostilleverdrag, kan de kantonrechter het standpunt van de directeur van het CBB in deze niet volgen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Immers, de Staat in deze het CBB, voert als meest verstrekkend verweer aan dat eisers de formaliteiten voor aangaan van een huwelijk in het buitenland niet in acht hebben genomen en daarom hun huwelijk niet overgeschreven kan worden in de registers, terwijl ingevolge de wet slechts een man en een vrouw een huwelijk met elkaar kunnen aangaan. Er is een leemte in de wet, althans geen huwelijksregeling voor personen van hetzelfde geslacht, noch is dit in het nieuw BW aangepast.
De kantonrechter is van oordeel dat, ook al hadden eisers van hun voorgenomen huwelijk aangifte gedaan bij het CBB conform artikel 103 BW, dan nog zou de ambtenaar deze aangifte niet aannemen, noch een huwelijksafkondiging doen, daar eisers personen zijn van hetzelfde geslacht die met elkaar een huwelijk wensten aan te gaan en niet voldoen aan de vereisten van de wet om een huwelijk aan te gaan.
Beslissing/Oordeel CH
4.7 Het CH heeft in beide verzoeken van de gemachtigden van eisers op 31 januari 2023 een beslissing genomen (zie 2.5 en 2.8 hiervoor). Eisers beroepen zich thans op de overwegingen van het CH en voeren aan dat het CH oordeelde dat rechten van LGBTIQ+ personen erkend worden door de verdragen waarbij Suriname partij is, met name het IVBPR en het AVRM. Tevens oordeelde het CH dat artikel 27 van het Weense Verdragen Verdrag, Suriname verplicht om zich als partijstaat aan onder andere het IVBPR en AVRM te committeren. Verder oordeelde het CH dat vermelde artikel 27 van het Weense Verdragen Verdrag, Suriname eveneens verbiedt om zich te beroepen op nationale wettelijke bepalingen als rechtvaardiging voor het niet kunnen uitoefenen door LGBTIQ+ personen van de in het IVBPR en AVRM erkende rechten die eenieder toekomen. Aanvullend oordeelde het CH dat er bindende uitspraken en aanbevelingen zijn van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens (IAHRM) en van het VN-mensenrechtencomité gericht op de bescherming van de rechten van de LGBTIQ+ personen. De rechten vanwege het IVBPR en AVRM zijn “self-executing” en het effect van dergelijke verdragsbepalingen zijn geregeld in de artikelen 105 en 106 van de Grondwet. Het CH oordeelde dat dezelfde rechten erkend door het IVBPR en AVRM, ook zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Grondwet. Volgens eisers vereist het voorgaande dat aan hen ongestoord toegang moet worden verleend tot het volledige genot van hun rechten als gehuwden, zoals toegekend door het IVBPR en AVRM.
Toetsing aan IVBPR en AVRM
4.8 De kantonrechter overweegt dat nu de huidige wet en het nieuw BW een huwelijk tussen personen van het gelijk geslacht niet regelt en er geen regeling is voor de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken door eisers, zal zulks beoordeeld moet worden aan de hand van het IVBPR en AVRM.
Van belang zijn de artikelen 17 en 23 van het IVBPR, te weten:
Artikel 17 : “1. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam. 2.Een ieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting. ”
De kantonrechter overweegt dat de essentie van bovenvermeld artikel, ook staat in de Grondwet van de Republiek Suriname, in artikel 17.
Artikel 23: ”1. Het gezin vormt de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.
2. Het recht van mannen en vrouwen van huwbare leeftijd een huwelijk aan te gaan en een gezin te
stichten wordt erkend.
3. Geen huwelijk wordt gesloten zonder de vrije en volledige toestemming van de aanstaande
echtgenoten.
4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen ter verzekering van de gelijke rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. In geval van ontbinding van het huwelijk wordt voorzien in de noodzakelijke bescherming van eventuele kinderen.”
Tevens is van belang artikel 11 lid 2 AVRM (welk artikel overeenkomst met artikel 17 IVBPR hiervoor). Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of beledigende inmenging in zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn woning of zijn correspondentie, of aan onrechtmatige aantasting van zijn eer of goede naam. In lid 3 is bepaald dat eenieder recht heeft op bescherming door de wet tegen dergelijke inmenging of aantasting.
Beroep eisers op Grondwet en verdragen
4.9 Daar de Staat het huwelijk van eisers niet wenst over te schrijven en te erkennen, doen eisers een beroep op de artikelen 105 en 106 en 137 van de Grondwet en het artikel 27 van het Weense Verdragen Verdrag en de mensenrechtenverdragen waarbij de Staat Suriname partij is, te weten het IVBPR en het AVRM.
De kantonrechter overweegt dat de naleving, toepassing en uitlegging van verdragen is geregeld in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, waarin is bepaald dat elk in werking getreden verdrag de partijen verbindt en moet door hen te goeder trouw uitgelegd worden (artikel 26) en een partij mag zich niet beroepen op de bepalingen van zijn nationale recht om het niet ten uitvoer leggen van een verdrag te rechtvaardigen (artikel 27).
Volgens artikel 105 van de Grondwet, hebben overeenkomsten met andere mogendheden en volkenrechtelijke organisaties, welke naar de inhoud eenieder kunnen binden, verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt. Op grond van artikel 106 vinden geldende wettelijke voorschriften binnen de Republiek Suriname geen toepassing, wanneer deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met eenieder verbindende bepalingen van overeenkomsten, die hetzij voor, hetzij na de totstandkoming van de voorschriften zijn aangegaan. In artikel 137 Grondwet staat: “Voor zover de rechter in een concreet aan hem voorgelegd geval toepassing van een bepaling van een wet strijdig oordeelt met een of meer der in Hoofdstuk V genoemde grondrechten, verklaart hij die toepassing voor dat geval ongeoorloofd.”
Leemte in huwelijkswetgeving en rechten van personen van gelijke geslacht
4.10 De kantonrechter overweegt dat eisers, die in het buitenland gehuwd zijn zich hebben gewend tot het CBB voor verwerking daarvan en het CBB als hun burgerlijke staat thans heeft vermeld “onbekend” in plaats van “gehuwd”. Zoals eerder overwogen heeft de wetgever in Suriname het huwelijk (vooralsnog) niet opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht, terwijl de Staat onvoorwaardelijk is toegetreden tot de mensenrechtenverdragen en burgers hieraan rechten ontlenen. In het nieuw BW dat is aangenomen op 13 augustus 2024 en inwerking zal treden op 1 mei 2025, is het huwelijk vooralsnog alleen toegestaan tussen een man en een vrouw. Dit kan het CBB niet verweten worden, noch levert dit een onrechtmatig handelen op van het CBB.
Het is de Staat die verantwoordelijk is voor wetgeving, althans de aanpassing van de nationale huwelijkswetgeving conform de geratificeerde mensenrechtenverdragen. De kantonrechter dient terughoudend te zijn wat de wetgeving betreft, daar dit een bevoegdheid is van de wetgever aan de hand van de maatschappelijke ontwikkelingen. Vaststaat dat door de bepalingen van het BW wat betreft het huwelijk, volgens het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht en het IVBPR en AVRM, de rechten van personen van gelijke geslacht niet gegarandeerd is. Eisers ervaren dit als discriminatoir ten opzichte van hun rechten op gelijke behandeling.
LGBTIQ+ ontwikkelingen in Suriname
4.11 De kantonrechter overweegt dat het CH in het besluit CH-03 d.d. 31 januari 2023 heeft overwogen dat uit bestudering van relevante documenten is gebleken, dat de erkenning van de rechten van de LGBTIQ+ in Suriname bezig zijn te evolueren en derhalve kan gesteld worden dat deze rechten langzaam aandacht krijgen in de samenleving. De kantonrechter overweegt voorts dat het een feit van algemene bekendheid is dat er ontwikkelingen zijn binnen de LGBTIQ+ gemeenschap, onder andere, een organisatie, althans vereniging voor LGBT, de jaarlijkse “Pride month” en erkenning van gelijke rechten in bepaalde Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO’s) in Suriname.
Het ligt echter aan de Staat om in de toekomst de wetgeving aan te passen. Het CBB is afhankelijk van de wetgever.
Herroeping brief CBB
4.12 Op grond van het hiervoor beoordeelde zal het verzoek om de Staat te veroordelen om de brief van de directeur van het CBB d.d. 26 april 2022 te herroepen, dan ook worden afgewezen.
Immateriële schade
4.13 Eisers vorderen een immateriële schade van USD 15.000, – per persoon vanwege aantasting van hun persoonlijke waarden. Zij beroepen zich op twee beslissingen van het IAHRM in de Moiwana-zaak en Guerrero, Molina et. al v. Venezuela zaak. Eisers hebben echter de hoogte van de immateriële schade niet onderbouwd. Daar het onduidelijk is, zal de kantonrechter de vermeende schadevordering afwijzen.
Inschrijving huwelijk van eisers in bevolkingsregisters niet in strijd met openbare orde
4.14 Op grond van het bepaalde in de artikelen 105, 106 en 137 van de Grondwet, is de kantonrechter voor dit specifiek geval van eisers, van oordeel dat de inschrijving van het huwelijk van eisers als ingezetenen van Suriname niet in strijd is met de openbare orde en daarom toegestaan zal worden.
De Staat, althans het CBB, zal dan ook veroordeeld worden om het huwelijk van eisers in te schrijven in de daartoe bestemde bevolkingsregisters en als burgerlijke staat van eisers te vermelden “gehuwd” in stede van “onbekend”. Wat de heer [naam B] betreft ook in het vreemdelingenregister.
Nu specifieke wetgeving ontbreekt en de bestaande huwelijkswetgeving aangevuld dient te worden met bepalingen ten aanzien van rechten van LGBTIQ+ personen en niet te voorzien is wanneer zulks zal geschieden, dienen eisers de vermogensrechtelijke-, familierechtelijke en erfrechtelijke consequenties van de door hen gesloten huwelijken te regelen bij notariële akte.
Gevorderde kosten voor rechtsbijstand
4.15 De gevorderde kosten voor rechtsbijstand begroot door eisers op USD 1.500, – zullen eveneens afgewezen worden, nu er geen verplichte rechtsbijstand geldt in eerste aanleg.
Ingevolge het Procesreglement voor Civiele Zaken bij het Hof van Justitie en de Kantongerechten in Suriname, dat inwerking is getreden per 01 oktober 2021, wordt de in het ongelijk gestelde partij ook veroordeeld om het gemachtigdensalaris te voldoen, welke vallen onder de proceskosten. Onderhavige zaak wordt gewaardeerd op grond van tarief 4, geldende voor zaken van onbepaalde waarde, SRD 5.000,- per punt, begroot op SRD 10.000,- (2 punten).
Proceskosten
4.16 De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden in de proceskosten aan de zijde van eisers, welke begroot wordt op SRD 11.050,- op grond van de volgende specificatie: vastrecht SRD 50,- en oproepingskosten SRD 1.000,- en gemachtigdensalaris SRD 10.000,-.
Dwangsom
4.17 De gevorderde dwangsom van SRD 10.000, – per dag, indien de Staat in gebreke blijft om het vonnis na betekening uit te voeren, zal worden toegewezen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1 veroordeelt de Staat om, binnen 7 (zeven) dagen na betekening van dit vonnis, de huwelijken van eisers op dezelfde wijze als huwelijken gesloten tussen personen van ongelijk geslacht te doen overschrijven, althans te verwerken, in de daartoe bestemde bevolkingsregisters van het Centraal Bureau voor Burgerzaken;
5.2 verklaart hetgeen beslist is onder 5.1 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3 voordeelt de Staat om een dwangsom van SRD 10.000,- (tienduizend Surinaamse dollar) per dag te betalen aan eisers, indien de Staat in gebreke blijft om hetgeen onder 5.1 is beslist uit te voeren tot met een maximum van SRD 1000.000,- (een miljoen Surinaamse dollar);
5.4 veroordeelt de Staat, in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op SRD 11.050, – (elfduizend en vijftig Surinaamse Dollar);
5.5 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr. S.S. Bikhari, Kantonrechter in het Eerste Kanton, ter openbare terechtzitting te Paramaribo op heden, donderdag 13 februari 2025, in tegenwoordigheid van de Substituut-Griffier, S.P. Andea.