SRU-K1-2025-5

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer CIVAR no. 202501808
  • Uitspraakdatum 20 mei 2025
  • Publicatiedatum 23 mei 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    In artikel 27 van het Kiesbesluit is bepaald dat een lichamelijk hulpbehoevende kiezer naast de zelf gekozen begeleider, tevens wordt begeleid door een plaatsvervangend lid van het stembureau. De kiesgerechtigde kan tot in het stemhok worden bijgestaan door de begeleider en het plaatsvervangend lid van het stembureau, waarbij laatstgenoemde het stembiljet inkleurt overeenkomstig de wil van de stemgerechtigde onder toezicht van diens begeleider. Voor deze nadere invulling van artikel 102 van de Kiesregeling ontbreekt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter een wettelijke grondslag in de Kiesregeling. Ook acht zij artikel 27 van het Kiesbesluit in strijd met de artikelen 8, 9 en 52 van de Grondwet en artikel 29 van het Internationaal verdrag inzake mensen met een beperking. De lichamelijk hulpbehoevende kiezer heeft recht op bescherming om in het geheim diens stem uit te brengen en de kiezer moet zelf kunnen kiezen wie hem of haar daarbij ondersteunt.

    Artikel 27 Kiesbesluit 2025
    Artikel 102 Kiesregeling
    Artikelen 8, 9 en 52 van de Grondwet
    Internationaal verdrag inzake mensen met een beperking

Uitspraak

HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

Civarno. 202501808
20 mei 2025

Vonnis in kort geding in de zaak van:

A. DE STICHTING WAN OKASI,
gevestigd te Paramaribo,
B. KOENDJBIHARIE, ANNIEL PREDIEP,
wonende in het [district],
eisers,
gemachtigden: mr. D. M. Peterhof en mr. M. A. Castelen, advocaten,

tegen

DE STAAT SURINAME,
vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. S. Kraag, advocaat.

Partijen zullen kortheidshalve verder ook worden aangeduid als “Wan Okasi”, “Koendjbiharie” en “De Staat”.

 

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en / of handelingen:

  • het verzoekschrift dat met bijbehorende producties dat op 05 mei 2025 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis;
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge rolbeschikking, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de gehouden comparitie van partijen d.d. 16 mei 2025.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Wan Okasi heeft ten doel de sociaal-maatschappelijke en economische positie van mensen met een beperking te bevorderen in de ruimste zin des woords.

2.2 Artikel 102 van de Wet van 29 september 1987, houdende nadere regels voor de verkiezing van leden voor de volksvertegenwoordigende lichamen in Suriname (Kiesregeling) luidt:
“Het stembureau kan toestaan dat een kiezer zich doet bijstaan, indien hij lichamelijk hulpbehoevend is”.

2.3 In een open brief d.d. 31 januari 2025 aan de regering en het Onafhankelijk Kiesbureau heeft Wan Okasi bepleit om het voornemen van De Staat om artikel 102 van de Kiesregeling nader uit te werken niet uit te voeren en alternatieven aangeboden.

2.4 In het Staatsbesluit van 17 februari 2025, houdende regels ter uitvoering van de Kiesregeling (SB 2025 no. 26) is in artikel 27 het volgende bepaald:
“1. Het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 102 van de Kiesregeling, geschiedt op verzoek van een lichamelijk hulpbehoevende kiezer.

2. De bijstand als bedoeld in lid 1, wordt verleend door een door de voorzitter van het stembureau aangewezen plaatsvervangend lid en een door de lichamelijk hulpbehoevende kiezer aangewezen persoon.

3. De verlening van de bijstand geschiedt:
a. tot het stemhokje, indien de lichamelijk hulpbehoevende kiezer in staat is de stembiljetten zelf in te kleuren, of
b. tot in het stemhokje, indien de lichamelijk hulpbehoevende kiezer niet in staat is de stembiljetten zelf in te kleuren en hiervoor hulp behoeft.

4. Bij verlening van de bijstand, als bedoeld in lid 3 onder b, worden de stembiljetten ingekleurd overeenkomstig de wil van de hulpbehoevende kiezer.

5. Indien het bepaalde in lid 3 onder b zich voordoet:
a. ziet de aangewezen persoon als bedoeld in lid 2, erop toe dat het plaatsvervangend lid de stembiljetten inkleurt overeenkomstig de wil van de lichamelijk hulpbehoevende kiezer, of
b. maakt de aangewezen persoon als bedoeld in lid 2, de wil van de lichamelijk hulpbehoevende kiezer kenbaar, waarna het plaatsvervangend lid dienovereenkomstig de stembiljetten inkleurt.

6. De aangewezen persoon, als bedoeld in lid 2:
a. is 18 (achttien) jaren of ouder;
b. identificeert zich met een geldig identiteitskaart, een geldig rijbewijs of een geldig paspoort,
en
c. verleent op de dag der stemming bijstand aan slechts 1 (een) lichamelijk hulpbehoevende kiezer.

7. De voorzitter van het stembureau houdt van de aangewezen persoon als bedoeld in lid 6 een lijst bij, waarop worden genoteerd:
a. de geslachtsnaam;
b. de voorna(a)m(en);
c. het adres, en
d. het identiteitskaartnummer of paspoortnummer of nummer van het rijbewijs.”

2.5 In een schrijven gedateerd 25 maart 2025, gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Voorzitter van het Onafhankelijk Kiesbureau (OKB), heeft Wan Okasi door tussenkomst van haar procesgemachtigde, mr. M. A. Castelen, fel protest aangetekend tegen de toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 tijdens de aankomende algemene, vrije en geheime verkiezingen op 25 mei 2025. In dit schrijven is een dringend beroep gedaan om de toepassing van voornoemd artikel achterwege te laten.

2.6 Het OKB heeft per schrijven van 29 maart 2025 aan Wan Okasi medegedeeld dat zij de bezorgdheid van haar onder de aandacht van de wetgever zal brengen.

2.7 Per schrijven d.d. 01 april 2025 heeft Wan Okasi het OKB geïnformeerd dat haar reactie niet afdoende is, omdat deze namelijk geen betrekking heeft op de concrete vraag, terwijl het punt van geschil geen betrekking heeft op de wetgever, maar op de regering die verantwoordelijk is voor het Kiesbesluit 2025.

2.8 Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft het schrijven d.d. 29 maart 2025 onbeantwoord gelaten en het OKB heeft het schrijven d.d. 01 april 2025 eveneens onbeantwoord gelaten.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer.

3.1 Eisers vorderen – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. schorsing c.q. opschorting van de toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 tijdens de stembusgang 2025, totdat de rechtsgeldigheid en toepasbaarheid daarvan is komen vast te staan;
B. dat De Staat wordt gelast om binnen 1 x 24 uur na kennisgeving van het te wijzen vonnis, bij Staatsbesluit het Kiesbesluit 2025 te wijzigen, zodanig dat artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 geen toepassing zal hebben op de stembusgang van 25 mei 2025;
C. dat De Staat wordt veroordeeld tot de betaling van een dwangsom van SRD 10.000,- voor ieder uur dat zij in gebreke blijft om te voldoen aan de veroordeling onder A en/of B, tot een maximum van SRD 10.000.000,-.

3.2 Eisers leggen, kort samengevat, aan hun vordering ten grondslag dat naar hun standpunt artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 niet rechtsgeldig en daarom niet toepasbaar is. Volgens eisers heeft de wetgever in de Kiesregeling in 32 concrete gevallen expliciet de bevoegdheid gegeven om bij of krachtens Staatsbesluit bepalingen of delen van bepalingen nader vast te stellen. Deze bevoegdheid is niet gegeven ten aanzien van artikel 102 van de Kiesregeling, zodat eventuele aanpassingen of nadere aanduidingen alleen bij (formele) wet kunnen worden aangebracht. Voorts is, volgens eisers, het artikel naar de inhoud in strijd met grondrechten van Surinaamse burgers, in het bijzonder die van de stemgerechtigde Surinaamse burgers die lichamelijk hulpbehoevend zijn. De leden 2 tot en met 7 van het artikel plegen een onrechtmatige inbreuk op de rechten van de doelgroep van Wan Okasi inclusief Koendjbiharie. Eisers stellen voorts dat het voorschrift dat het door de voorzitter van het stembureau aangewezen plaatsvervangend lid bijstand moet verlenen aan de lichamelijk hulpbehoevende kiezer, inbreuk maakt op het recht op fysieke, psychische en morele integriteit van de hulpbehoevende kiezer zoals erkend en toegekend door artikel 9 van de Grondwet. Het voorschrift schendt ook artikel 8 van de Grondwet te weten het recht van de lichamelijk hulpbehoevende kiezer op gelijke bescherming van de persoon en goederen door niet gediscrimineerd te worden op grond van zijn/haar sociale omstandigheden of enig ander status. Tenslotte schendt, zo stellen eisers, het voorschrift artikel 52 van de Grondwet, te weten het democratisch recht van de lichamelijk hulpbehoevende kiezer om middels algemene, vrije en geheime verkiezingen de samenstelling van de volksvertegenwoordigende organen en van de regering te bepalen.

3.3 De Staat heeft verweer gevoerd. Als formele verweren voert zij aan dat Wan Okasi haar statuten niet heeft overgelegd, waardoor niet kan worden beoordeeld of het aanhangig maken van de rechtszaak valt binnen de reikwijdte van haar doelstellingen dan wel of hetgeen ten aanzien daarvan staat aangegeven in het overgelegd uittreksel uit het handelsregister wel juist is. Tevens wordt aangevoerd dat de correspondentie met de staatsorganen en het OKB slechts namens Wan Okasi is gevoerd en niet mede namens Koendjbiharie zoals door eisers wordt gesteld. Volgens de Staat moeten eisers op grond van het voorgaande, niet worden ontvangen in hun vordering. De inhoudelijke verweren van De Staat zijn als volgt. De Staat voert aan dat ook zaken waarvan niet nadrukkelijk bij wet is bepaald dat die nader bij staatsbesluit moeten worden geregeld, maar die wel noodzakelijk zijn, bij staatsbesluit kunnen worden geregeld. Volgens De Staat laat de redactie van artikel 102 van de Kiesregeling heel veel ruimte voor onduidelijkheid en/of subjectieve invulling ten aanzien van onder welke omstandigheden iemand als hulpbehoevend moet worden aangemerkt en hoe de bijstand aan de hulpbehoevende kiezer eruit moet zien. Artikel 27 van het Kiesbesluit is ook mede ingegeven door het bepaalde in artikel 2 lid 4a Kiesregeling waar is gesteld dat het OKB toeziet dat er zoveel mogelijk uniforme instructies met betrekking tot het optreden van de onderscheidende stembureaus in de kiesdistricten wordt gegeven en dat de stembureaus op de dag der stemming op voorgeschreven wijze hun werkzaamheden verrichten. Volgens De Staat leert de ervaring dat bij voorgaande verkiezingen er geen eenduidigheid bestond bij de verschillende stembureaus voor wat betreft bijstand aan hulpbehoevende kiezers bij het stemmen, waardoor juist het grondrecht, namelijk het actief kiesrecht, in het gedrang kan komen. De Staat is van mening dat het niet nader regelen van bijstand van de hulpbehoevende kiezer willekeur in de hand werkt hetgeen mogelijk zelf kan leiden tot het niet kunnen uitoefenen van het kiesrecht, hetgeen juist een inbreuk zou vormen op dit grondrecht van een of meerdere lichamelijk hulpbehoevende kiezers. De Staat weerspreekt de notie van eisers dat door het bepaalde in artikel 27 van het Kiesbesluit er sprake zou zijn van discriminatie van lichamelijk hulpbehoevende kiezers en/of schending van de fysieke, psychische en morele integriteit. Bepaald is dat de bijstand in principe plaatsvindt tot het stemhokje; slechts indien de kiezer zelf aangeeft dat hij/zij ook hulp behoeft bij het inkleuren van het stembiljet wordt die daarbij ook bijgestaan. De Staat voert tot slot aan dat er volgens haar geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat Wan Okasi pas meer dan een maand na het staatsbesluit zich richt tot de Minister en wel op 25 maart 2025 en pas op 05 mei 2025 zich tot de kort geding rechter wendt, nadat er vanuit de Minister al geruime tijd geen respons is geweest op de brief d.d. 25 maart 2025. Volgens De Staat weegt het vermeend spoedeisend belang van eisers niet op tegen het algemeen belang voor het richtig en vlot verlopen van de stemming op de dag van de verkiezingen.

4. De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1 Het spoedeisend belang van eisers vloeit voort uit de aard van het verzoek en de verkiezingsdatum, namelijk 25 mei 2025, zodat zij zullen worden ontvangen in het kort geding.

Formele verweren
4.2 De formele verweren van De Staat worden verworpen en wel om de navolgende redenen. Anders dan De Staat is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van Wan Okasi overeenkomstig haar doelstelling is, namelijk bevordering van de sociaal-maatschappelijke en en economische positie van mensen met een beperking. Het uitoefenen van hun kiesrecht conform de grondwet valt binnen de reikwijdte van dit doel. Dat de correspondentie die gevoerd is door Wan Okasi met de staatsorganen en OKB niet mede namens Koendjbiharie is gevoerd, zulks blijkt inderdaad niet uit de overgelegde correspondentie, ontneemt laatstgenoemde niet het recht om in privé mede te procederen tegen De Staat, gezien zijn directe belang hierbij.

Rechtsgeldigheid artikel 27 Kiesbesluit
4.3 In het Besluit Vormgeving Wettelijke regelingen, Staats- en Bestuursbesluiten (SB 1996 no. 54) luidt artikel 3 als volgt:
“Een staatsbesluit is een besluit houdende algemeen bindende regels, ter uitvoering van een wet dan wel ter regeling van niet aan de wet voorbehouden onderwerpen, hetwelk door de President, de Staatsraad gehoord, is vastgesteld”.
Een staatsbesluit kan dus dienen ter uitvoering van een wet en is dan een uitvoeringsbesluit of ter regeling van een niet aan de wet voorgehouden onderwerp, dus een zelfstandig besluit.

Gelet op de aanhef van het staatsbesluit van 17 februari 2025, houdende regels ter uitvoering van de Kiesregeling, namelijk:
“Overwegende, dat – ter uitvoering van de Kiesregeling – het nodig is het volgende vast te stellen:”,
kan worden geconcludeerd dat dit staatsbesluit een uitvoeringsbesluit betreft. Dit blijkt tevens uit de in dit besluit genoemde artikelen van de Kiesregeling en de nadere vaststelling daarvan. Dit, met uitzondering van artikel 102 van de Kiesregeling. Hoewel in dit besluit nadere regels ten uitvoering van dit artikel zijn vastgelegd, ontbreekt, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, daarvoor een wettelijke grondslag. Dit, omdat voor dit specifiek artikel niet de bevoegdheid tot nadere vaststelling bij staatsbesluit is toegekend in de Kiesregeling. Eventuele aanpassing van dit artikel behoort derhalve bij wet te geschieden.

4.4 De vraag die tevens moet worden beantwoord is of de nadere vaststelling van artikel 102 van de Kiesregeling in artikel 27 van het Kiesbesluit in strijd is met de artikelen 8, 9 en 52 van de Grondwet en artikel 29 van het internationaal verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking zoals door eisers is gesteld. Voor de beantwoording van deze vraag moet worden gekeken naar de inhoud van voornoemd artikel in het Kiesbesluit en de toetsing daarvan aan de Grondwet en het Verdrag.

4.5 De artikelen 8, 9 en 52 van de Grondwet luiden als volgt:
“Artikel 8
1. Allen die zich op het grondgebied van Suriname bevinden hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.
2. Niemand mag op grond van zijn geboorte, geslacht, ras, taal, godsdienst, afkomst, educatie, politieke overtuiging, economische positie of sociale omstandigheden of enige andere status gediscrimineerd worden.

Artikel 9
Een ieder heeft recht op fysieke, psychische en morele integriteit.

Niemand mag worden onderworpen aan folteringen, vernederende of onmenselijke behandeling of straf.

Artikel 52
1. De politieke macht berust bij het volk en wordt uitgeoefend in overeenstemming met de Grondwet.
2. De politieke democratie kenmerkt zich door participatie en representatie van het Surinaamse volk, welke tot uitdrukking komen door de deelname van het volk aan het vaststellen van een democratisch politiek stelsel, alsmede door deelname in wetgeving en bestuur, gericht op het handhaven en uitbouwen van dit stelsel. De politieke democratie schept voorts de voorwaarden voor deelname van het volk aan algemene, vrije en geheime verkiezingen ter samenstelling van de volksvertegenwoordigende organen en van de Regering.
3. De verantwoordingsplicht ten opzichte van het volk en controle op het overheidshandelen door organen die daartoe zijn ingesteld en het terugroeprecht ten aanzien van gekozen volksvertegenwoordigers zijn waarborg voor een waarachtige democratie.”

4.6 Artikel 29 van het verdrag inzake mensen met een beperking luidt als volgt:
“De Staten die Partij zijn garanderen personen met een handicap politieke rechten en de mogelijkheid deze op voet van gelijkheid met anderen te genieten, en verplichten zich:
a. te waarborgen dat personen met een handicap effectief en ten volle kunnen participeren in het politieke en openbare leven, hetzij rechtstreeks, hetzij via in vrijheid gekozen vertegenwoordigers, met inbegrip van het recht, en de gelegenheid, voor personen met een handicap hun stem uit te brengen en gekozen te worden, onder andere door:
i. te waarborgen dat de stemprocedures, -faciliteiten en voorzieningen adequaat, toegankelijk en gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken zijn;
ii. het recht van personen met een handicap te beschermen om in het geheim hun stem uit te brengen bij verkiezingen en publieksreferenda zonder intimidatie en om zich verkiesbaar te stellen, op alle niveaus van de overheid een functie te bekleden en alle openbare taken uit te oefenen, waarbij het gebruik van ondersteunende en nieuwe technologieën, indien van toepassing, wordt gefaciliteerd;
iii. de vrije wilsuiting van personen met een handicap als kiezers te waarborgen en daartoe, waar nodig, op hun verzoek ondersteuning toe te staan bij het uitbrengen van hun stem door een persoon van hun eigen keuze;
b. actief een omgeving te bevorderen waarin personen met een handicap effectief en ten volle kunnen participeren in de uitoefening van openbare functies, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen en hun participatie in publieke aangelegenheden aan te moedigen, waaronder:
i. de participatie in non-gouvernementele organisaties en verenigingen die zich bezighouden met het openbare en politieke leven in het land en in de activiteiten en het bestuur van politieke partijen;
ii. het oprichten en zich aansluiten bij organisaties van personen met een handicap die personen met een handicap vertegenwoordigen op internationaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau.”

4.7 Bij de nadere vaststelling van artikel 102 van de Kiesregeling in artikel 27 van het Kiesbesluit is bepaald dat een lichamelijk hulpbehoevende kiezer naast de zelf gekozen begeleider, tevens door een plaatsvervangend lid van het stembureau die door de voorzitter is aangewezen wordt begeleid. Tevens is bepaald dat, indien daartoe de behoefte bestaat, deze kiesgerechtigde tot in het stemhok kan worden bijgestaan door diens begeleider en het plaatsvervangend lid van het stembureau en dat laatstgenoemde het stembiljet inkleurt overeenkomstig de wil van de stemgerechtigde onder toezicht van diens begeleider. Deze bepaling moet, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, in strijd worden geacht met de artikelen 8, 9 en 52 van de Grondwet alsook artikel 29 van het Internationaal verdrag inzake mensen met een beperking. Dit, omdat de lichamelijk hulpbehoevende kiezer recht heeft op bescherming om in het geheim diens stem uit te brengen bij de verkiezingen. Tevens dient zijn vrije wilsuiting te worden gewaarborgd en dient ondersteuning bij het uitbrengen van zijn stem te worden toegestaan door een persoon van zijn eigen keuze. Toevoeging van een plaatsvervangend lid van het stembureau aan de begeleiding van de lichamelijk hulpbehoevende kiezer moet in strijd worden geacht met de fundamentele rechten van laatstgenoemde, welke rechten dienen te prevaleren boven het belang van De Staat bij, zoals door haar is aangevoerd, integere c.q. betrouwbare verkiezingen. Hoewel het doel van De Staat bij nadere vaststelling van artikel 102 van de Kiesregeling in artikel 27 van het Kiesbesluit gericht is op het voorkomen van willekeur en bescherming van de hulpbehoevende kiesgerechtigde, zoals door haar verwoord, had De Staat bij de vaststelling van de nadere regelen hiertoe voldoende rekening moeten houden met de wet en de rechten van deze doelgroep zoals vastgelegd in de Grondwet en het Verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking. Consultatie van de doelgroep alvorens nadere regelen vast te stellen die betrekking hebben op de uitoefening van hun stemrecht was derhalve een noodzaak. Door zulks na te laten is onvoldoende rekening gehouden met de belangen en de kwetsbaarheid van deze doelgroep binnen de samenleving.

Conclusie
4.8 Niet alleen is, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, de nadere vaststelling van artikel 102 van de Kiesregeling in artikel 27 van het Kiesbesluit niet rechtsgeldig, maar de nadere vaststelling pleegt tevens inbreuk op grondrechten van de lichamelijk hulpbehoevende kiesgerechtigden. De toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 tijdens de stembusgang zal derhalve worden opgeschort, totdat de rechtsgeldigheid en toepasbaarheid van dit aritkel is komen vast te staan. Met de opschorting van de toepassing van dit artikel is er geen belang bij het onder B en C gevorderde, zodat zulks zal worden geweigerd.

Proceskosten
4.9 De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van eisers tot zover begroot op SRD 10.000,- (vastrecht ad SRD 50,-, oproepingskosten ad SRD 2.450,- en SRD 7.500,- , zijnde het gemachtigdensalaris).

5. De beslissing
De kantonrechter:

5.1 schort de toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 (SB 2025 no.26) tijdens de stembusgang op 25 mei 2025 op, totdat de rechtsgeldigheid en toepasbaarheid daarvan is komen vast te staan;

5.2 veroordeelt De Staat in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak begroot op SRD 10.000,- (tienduizend Surinaamse dollar);

5.3 weigert het meer of anders gevorderde;

Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. D. M. Haakmat – Sniphout, ter terechtzitting van dinsdag 20 mei 2025 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.