SRU-K3-2024-1

  • Instantie Kantongerecht Derde Kanton
  • Zaaknummer CIVAR no. 202403415
  • Uitspraakdatum 21 november 2024
  • Publicatiedatum 12 juni 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kort geding tegen de Staat. De 5 eisers komen als moeder, vader, verzorger, voogd, tante, oom, buurman, buurvrouw, respectievelijk leerkracht op voor alle leerlingen van het Lager Onderwijs in Suriname tegen de instructie van de directeur AVO (Algemeen Vormend Onderwijs) aan schoolhoofden van de basisscholen om aan het eind van het schooljaar 2023-2024 aan leerlingen in het leerjaar 8 geen getuigschrift te verstrekken. Door verruiming van zesjarig lager onderwijs naar tienjarig basisonderwijs gaan leerlingen van het achtste leerjaar over naar het negende leerjaar middels een overgangsrapport.
    Eisers zijn niet ontvankelijk omdat volgens de spelregels van het procesrecht slechts wettelijke vertegenwoordigers namens minderjarigen een vordering kunnen instellen, waarbij is vereist dat de volledige namen van de minderjarigen namens wie de vordering wordt ingesteld in het verzoekschrift worden vermeld. Tevens dienen bij het indienen van de vordering bescheiden te worden overgelegd waaruit blijkt dat eisers de wettelijke vertegenwoordigers zijn van alle leerlingen die in Suriname genieten lager onderwijs.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET DERDE KANTON

CIVAR No. 202403415
21 november 2024

Vonnis in kortgeding in de zaak van:

A. [Eiser sub A],
wonende aan de [straatnaam 1] in het district [district 1],
B. [Eiser sub B],
wonende aan de [straatnaam 2] in het district [district 2],
C. [Eiser sub C],
wonende aan de [adres 1],
D. [Eiser sub D],
wonende aan de [adres 2] in het [district 1],
E. [Eiser sub E],
wonende aan de [adres 3],
eisers,
gemachtigde: mr. H.H. Vreden, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,
kantoorhoudende aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Lala, jurist verbonden aan het Buro Landsadvocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en – handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat op 14 augustus 2024 op de griffie der kantongerechten is ingediend, met producties;
– de conclusie van eis d.d. 22 augustus 2024;
– de conclusie van antwoord;
– de conclusie van repliek;
– de conclusie van dupliek.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Gedaagde is sedert het jaar 2004 bezig met het plegen van aanpassingen binnen het onderwijssysteem.
Een van de aanpassingen die reeds in het onderwijssysteem is doorgevoerd, is de verruiming van een zesjarig lager onderwijs naar een tienjarig basisonderwijs. In dit nieuw onderwijssysteem (basisonderwijs) gaan leerlingen van het achtste leerjaar over naar het negende leerjaar middels een overgangsrapport.
In het tiende leerjaar wordt een toets afgenomen en ontvangen leerlingen die de toets hebben behaald een getuigschrift.
In het elfde leerjaar volgt de scheiding, waarbij leerlingen de mogelijkheid krijgen hun vervolgopleiding te volgen.

2.2 Vanwege het hiervoor vermeld nieuw onderwijssysteem, heeft de directeur AVO (Algemeen Vormend Onderwijs) per schrijven d.d. 06 augustus 2024 aan schoolhoofden van de basisscholen de instructie gegeven dat aan het eind van het achtste leerjaar geen getuigschrift zal worden verstrekt.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen dat de kantonrechter in kort geding bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a) het besluit van de directeur AVO d.d. 06 augustus 2024 opschort, totdat de kantonrechter in bodemprocedure over de rechtsgeldigheid daarvan een definitief besluit heeft genomen;
b) gedaagde veroordeelt om het vonnis te gehengen en gedogen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 250.000,- voor iedere keer of dag dat hij in strijd met dit vonnis handelt;
c) eisers in de gelegenheid stelt om een ter zake deskundige aan te stellen, om deze bij de nog in te stellen bodemprocedure ter terechtzitting te mogen oproepen als getuige deskundige;
d) gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.2 Eisers leggen aan het gevorderde ten grondslag dat gedaagde met het gegeven besluit als vermeld in 2.2 in dit vonnis in strijd handelt met de Wet van 22 september 1960 tot regeling van het Lager Onderwijs in Suriname en met de ministeriële beschikking van 03 september 1982 no. 6037, inhoudende de voorschriften voor het verkrijgen van een getuigschrift voor het gewoon lager onderwijs. Gedaagde handelt hiermee onrechtmatig jegens hun zoon, dochter, neef, nicht, buurjongen, buurmeisje, kortom elke leerling in de Republiek Suriname, die aan het eind van het schooljaar 2023-2024 conform de wet recht hebben op een getuigschrift. Als gevolg hiervan hebben zij schade geleden.

3.3 Gedaagde voert, verkort en zakelijk weergegeven, als verweer dat eisers op generlei hebben aangegeven op welke wijze zij belang hebben bij deze vordering. Evenmin hebben zij onderbouwd hoe leerlingen en hun ouders schade hebben geleden of schade zullen lijden als gevolg van het niet verkrijgen van een getuigschrift van leerjaar 8.
De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover nodig, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 Eisers stellen dat zij in hun hoedanigheid van moeder, vader, verzorger, voogd, tante, oom, buurman, buurvrouw leerkracht en in het bijzonder in het belang van de leerlingen die in de Republiek Suriname woonachtig zijn en in het leerjaar 8 van het Lager Onderwijs zitten en conform de wet recht hebben op een getuigschrift, belang hebben bij deze vordering.
Naar het oordeel van de kantonrechter gaat deze stelling van eisers niet op en slaagt gedaagde in het door hem opgeworpen verweer. Dit, op grond van de volgende overwegingen.
Eisers wensen in deze op te komen voor de belangen van alle leerlingen die lager onderwijs in Suriname genieten en gaan zij, zoals de kantonrechter hen begrijpt, er vanuit dat zij namens al deze leerlingen mogen procederen.
Leerlingen die lager onderwijs genieten zijn minderjarig en worden in juridische bewoordingen gekwalificeerd als minderjarigen. Volgens de spelregels van het procesrecht kunnen slechts wettelijke vertegenwoordigers namens minderjarigen een vordering instellen, waarbij is vereist dat de volledige namen van de minderjarigen namens wie de vordering wordt ingesteld in het verzoekschrift wordt vermeld. Tevens dienen bij het indienen van de vordering bescheiden te worden overgelegd waaruit blijkt dat de indieners van het verzoekschrift de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen zijn. Gesteld noch gebleken is dat eisers de wettelijke vertegenwoordigers zijn van alle leerlingen die het lager onderwijs in Suriname genieten. Evenmin zijn de volledige namen van de leerlingen vermeld in het verzoekschrift en bescheiden ter zake overgelegd. Dit leidt tot de slotsom dat eisers de vordering in privé hebben ingediend en dus geen enkel belang hebben bij deze vordering. Zij zijn overigens geen leerlingen die momenteel lager onderwijs genieten. Om die reden zullen zij niet ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde voorzieningen.

4.2 Nu eisers niet ontvankelijk zullen worden verklaard in de gevorderde voorzieningen, komt de kantonrechter niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de stellingen van eisers.
De overige stellingen en weren van partijen behoeven daarom geen bespreking.

4.3 Eisers zijn niet ontvankelijk verklaard in de gevorderde voorzieningen. Gangbaar is dat de partij die in het ongelijk is gesteld of niet ontvankelijk is verklaard in het gevorderde, in de proceskosten wordt veroordeeld. De kantonrechter zal van dit gebruik niet afwijken en eisers veroordelen in de proceskosten.
Gedaagde wordt niet bijgestaan door een advocaat, dus zullen deze kosten tot de dag van deze uitspraak worden begroot op nihil.

5. De beslissing
De kantonrechter in kortgeding:
5.1 verklaart eisers niet ontvankelijk in de gevorderde voorzieningen;

5.2 veroordeelt eisers in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag
21 november 2024 te Paramaribo door de kantonrechter in kortgeding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in aanwezigheid van de griffier.