SRU-RC-2019-9

  • Instantie Rechter Commissaris in Strafzaken
  • Zaaknummer --
  • Uitspraakdatum 06 augustus 2019
  • Publicatiedatum 20 april 2021
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het verzoek tot inverzekeringstelling van de verdachte wordt toegewezen en diens onmiddelijke invrijheidstelling wordt bevolen. In casu zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aanwezig die leiden tot een redelijk vermoeden van schuld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het haar verweten strafbaar feit verwoord in artikel 20 lid 3 van de Rijwet.

Uitspraak

Rechter-commissaris belast met de behandeling van Strafzaken bij de Kantongerechten

Verzoek tot invrijheidstelling ex artikel 54a Sv

De Rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten;
Gezien het verzoek tot invrijheidstelling van de verdachte: [verdachte];
Gezien de stukken, waaronder een bevel tot inverzekeringstelling d.d. 24 juli 2019 en de verlenging daarvan d.d. 29 juli 2019;
Gehoord de verdachte en zijn raadsman I.D. Kanhai, B.Sc.;
Gehoord de vervolgingsambtenaar mr. N.Maikoe;
Overwegende, dat uit de overgelegde stukken vooralsnog de navolgende feiten en omstandigheden zijn voortgekomen:
Op woensdag 24 juli 2019 tegen 18.10 uur reed het slachtoffer kort voor de aanrijding over [straat] komende vanuit de [straat 2] en gaande in die van de [straat 3] terwijl de verdachte over de [straat 3] reed komende vanuit de [straat 4] en gaande in die van de [straat 5].
Gekomen op de kruising gevormd door de [straat] en de [straat 3], alwaar het verkeer over de [straat] voorrang geniet boven het verkeer over de [straat 3], verzuimde de verdachte voorrang te verlenen aan het verkeer op de [straat], in deze het slachtoffer met als gevolg de aanrijding tussen de door verdachte bestuurde auto en de door het slachtoffer bestuurde bromfiets.
Het slachtoffer is op vrijdag 26 juli 2019 als gevolg van de opgelopen verwondingen in het [ziekenhuis] komen te overlijden.
Verdachte, die de [land] nationaliteit bezit, is ook in het bezit van een verblijfsvergunning om in [land 2] te verblijven voor de periode van 15 maart 2018 tot 15 maart 2020. Uit een stempel in het paspoort van verdachte blijkt dat zij op 17 juli 2019 in [land 2] vanuit het buitenland is binnengekomen. Verdachte is in het bezit van een geldig [land] nationaal rijbewijs. Verdachte is niet in het bezit van een [land 2] paspoort, een rijtoestemmingsbewijs als bedoeld in artikel 37i lid 1 van het Rijbesluit 1957 (zoals gewijzigd bij het Staatsbesluit van 24 februari 2009 SB. 2009 no. 23) noch een internationaal rijbewijs.

Overwegende, dat de cruciale vraag aan de orde is of verdachte aangemerkt kan worden als een persoon die niet in het bezit was van een geldig rijbewijs ten tijde van de aanrijding, één en ander als bedoeld in artikel 7 van de Rijwet 1971;

Overwegende, dat als uitvloeisel van het bepaalde in artikel 7 lid 5 van de Rijwet 1971 het Staatsbesluit van 24 februari 2009 (SB. 2009 no. 23) is uitgevaardigd tot wijziging van het Rijbesluit 1957 waarin in artikel 37i lid 1 is verwoord, zakelijk weergegeven, dat het degene die in het bezit is van een geldig buitenlands nationaal rijbewijs als bedoeld in artikel 7 lid 5 van de Rijwet 1971 toegestaan is om daarmee in Suriname een motorrijtuig over de weg te besturen indien:
a. het buitenlands nationaal rijbewijs is afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit in het buitenland;
b. de bestuurder in het bezit is van een vanwege de Procureur Generaal door het Hoofd van de Afdeling Verkeer van het Korps Politie Suriname afgegeven bewijs houdende toestemming (rijtoestemmingsbewijs) om in Suriname met een buitenlands nationaal rijbewijs een motorrijtuig over een weg te besturen;

Overwegende, dat in lid 7 van genoemd artikel 37i lid 1 is bepaald dat “het bepaalde in lid 1 onder b van dit artikel niet van toepassing is op door de Minister aangewezen categorieën van personen”; dat hieruit volgt dat bepaalde categorieën van personen door de minister kunnen worden aangewezen, aan wie, zonder in het bezit te zijn van het rijtoestemmingsbewijs, is toegestaan een motorrijtuig op de weg in [land 2] te besturen;

Overwegende, dat bij beschikking van de minister van Justitie van 2 juli 2009 [nummer] , houdende aanwijzing categorieën van personen ter uitvoering van artikel 37i lid 7 van het Rijbesluit 1957 (S.B. 2009 no.94) als de bedoelde categorieën van personen is aangewezen personen die voor vakantie of zakelijke doeleinden in Suriname verblijven voor een periode van niet langer dan 14 dagen;

Overwegende, dat thans de vraag dient te worden beantwoord of verdachte, die, na aankomst uit het buitenland, 7 dagen in [land 2] verbleef voor zakelijke doeleinden (zij zou haar voertuig verkopen en terugreizen naar [land 3] volgens haar verklaring) en die wel in het bezit is van een geldig nationaal rijbewijs afgegeven door de bevoegde autoriteiten van [land], het land waarvan zij de nationaliteit bezit, aangemerkt kan worden als een persoon niet in het bezit zijnde van een geldig rijbewijs omdat ze een verblijfsvergunning van [land 2] bezit; dat met andere woorden de vraag dient te worden of het hebben van een verblijfsvergunning voor verdachte in haar situatie een beletsel oplevert om te behoren tot de categorie van personen die voor een periode van maximaal 14 dagen zonder rijtoestemmingsbewijs een motorvoertuig mogen besturen op de weg;

Overwegende, dat, naar oordeel van de rechter-commissaris, voornoemde vraag negatief dient te worden beantwoord daar deze beperking nergens in de wettelijke regelingen is neergelegd;

Overwegende, dat, derhalve de thans geldende wettelijke regelingen in die zin dienen te worden begrepen, dat het elke vreemdeling, die in het bezit is van een geldig nationaal rijbewijs van het land waarvan hij/zij de nationaliteit heeft en die in [land 2] voor vakantie of zakelijke doeleinden verblijft, gedurende maximaal 14 dagen na binnenkomst in [land 2], is toegestaan een motorrijtuig (van de categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven) in [land 2] te besturen op de weg, ongeacht of die vreemdeling al dan niet ook een verblijfsvergunning van de [land 2] autoriteiten bezit;

Overwegende, dat het voren overwogene tot de conclusie leidt dat verdachte in casu niet aangemerkt kan worden als zijnde niet in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs ten tijde van de aanrijding; dat dientengevolge er onvoldoende feiten en omstandigheden aanwezig zijn die leiden tot een redelijk vermoeden van schuld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het haar verweten strafbaar feit verwoord in artikel 20 lid 3 van de Rijwet;

Overwegende, dat het vorenoverwogene tot de conclusie leidt dat de inverzekeringstelling en de verlenging daarvan als onrechtmatig kunnen worden gekwalificeerd weshalve het verzoek dient te worden toegewezen;

Beschikkende:

Wijst het verzoek tot invrijheidstelling van de verdachte [verdachte] toe en beveelt diens onmiddellijke invrijheidstelling.

Aldus gegeven te Paramaribo op 6 augustus 2019 door mr. D.D. Sewratan, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. Mr. E. Ommen-Dors.

De griffier, De rechter-commissaris,

mevr. Mr. E. Ommen-Dors mr. D.D. Sewratan