Uitspraak kortgedingzaak landmeter G. Winter tegen de Staat Suriname op 15 september 2025

Op 15 september 2025 deed de kantonrechter uitspraak in de kortgedingzaak van landmeter G.G. Winter tegen de Staat Suriname. Landmeter Winter eiste rectificatie, schadevergoeding en intrekking van een circulaire en tuchtklacht die volgens hem onterecht en schadelijk voor zijn reputatie waren.

Winter beklaagde zich bij de kortgedingrechter over een tuchtklacht die door het ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer was ingediend bij het Tuchtcollege voor Landmeters. Deze klacht, samen met een beleidsinstructie waarin richtlijnen werden gegeven aan ondergeschikte diensten, leidde tot het tijdelijk stopzetten van de behandeling van alle verzoeken waarbij kaarten waren gevoegd die Winter had vervaardigd. Volgens Winter waren de beschuldigingen ongegrond en was zijn eer en goede naam ernstig geschaad. Dit door onder meer berichten op de Facebookpagina van het ministerie en in de media, waaronder Starnieuws en Times of Suriname.

Winter stelde dat hij vooraf niet was gehoord en dat de Staat daarmee het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Hij eiste onder meer dat de Staat zich publiekelijk zou verontschuldigen en schadevergoeding zou betalen, vermeerderd met rente en advocaatkosten.

De Staat voerde verweer en stelde dat de tuchtklacht niet inhoudelijk door de rechter mag worden beoordeeld omdat die behandeling bij het Tuchtcollege hoort. Daarnaast ontkende de Staat beschuldigingen publiekelijk te hebben geuit en stelde dat uitingen in de media zijn gedaan in het kader van transparantie in het publieke debat.

De rechter oordeelde dat het indienen van een tuchtklacht een bevoegdheid is van de Staat en dat het niet aan de kortgedingrechter is om de gegrondheid van die klacht te toetsen. De Staat hoefde Winter niet vooraf te horen. Ook de betreffende beleidsinstructie is door de rechter niet als onzorgvuldig beoordeeld, aangezien daarin slechts zijdelings werd verwezen naar integriteitskwesties zonder expliciete beschuldigingen.

Wat betreft de publicaties in de media, erkende de rechter dat bepaalde uitspraken van de minister tijdens een persconferentie hebben geleid tot negatieve berichtgeving waarin de integriteit van Winter werd betwijfeld. Volgens de rechter is daarmee wel degelijk een beschuldiging geuit waarvoor de Staat verantwoordelijkheid draagt. Omdat echter niet duidelijk is of deze beschuldigingen op voldoende feiten berusten, is voor een oordeel daarover nader onderzoek nodig. Daarvoor is het kort geding niet de juiste procedure volgens de rechter.

Het vonnis is na te lezen via SRU-K1-2025-8 – Hof van Justitie

 

Paramaribo, 16 oktober 2025

Communicatie Unit Hof van Justitie