- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-698
- Uitspraakdatum 18 oktober 2019
- Publicatiedatum 09 september 2020
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
[verzoeker] vordert vernietiging van het besluit om aan hem een tuchtstraf van schorsing op te leggen. In het tussenvonnis oordeelt het Hof oordeelt dat verzoeker tegenbewijs mag leveren en stelt [verzoeker] hiertoe in de gelegenheid.
In onderhavig eindvonnis blijkt dat [verzoeker] geen getuigen heeft doen horen als gevolg waarvan de enquête voor gesloten is verklaard. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME IN AMBTENARENZAKEN
In de zaak van
[verzoeker],
hierna te noemen [verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde voorheen: mr. L.C.A. Latour, advocaat,
thans: mr. L.H.R. Rogers, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het ministerie van Justitie en Politie,
vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
hierna te noemen de Staat,
kantoorhoudende te Paramaribo,
verweerder,
gevolmachtigde: mr. R.A.J. Hupsel, jurist verbonden aan het Bureau Landsadvocaten.
Spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.
Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis gewezen en uitgesproken op 2 november 2012.
1. Het verdere procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- het tussenvonnis d.d. 2 november 2012, waarbij [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld om door alle middelen rechtens meer speciaal door getuigen te bewijzen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholhoudende drank in de inrichting;
- ten dage voor enquête zijdens [verzoeker] bepaald heeft deze geen voortgang gevonden en is vervolgens voor gesloten verklaard;
- de conclusie na niet gehouden enquête met productie zijdens [verzoeker];
- de conclusie na niet gehouden enquête zijdens de Staat.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het Hof neemt over en volhardt in al hetgeen in het tussenvonnis d.d. 2 november 2012 is overwogen en beslist.
2.2 Bij tussenvonnis d.d. 2 november 2012, is [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om door alle middelen rechtens meer speciaal door getuigen te bewijzen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het gebruik van alcoholhoudende drank in de inrichting.
2.3 [verzoeker] heeft geen getuigen doen horen als gevolg waarvan de enquête voor gesloten is verklaard.
2.4 [verzoeker] heeft bij nadere conclusie een door notaris R.B. Manna gelegaliseerde schriftelijke getuigenverklaring, getekend door [getuige 1], doen overleggen. Deze [getuige 1] is blijkens verklaringen aangetroffen in het procesdossier, door twee collegae Penitentiaire Ambtenaren, namelijk [getuige 2] en [getuige 3] genoemd als een van de personen die ook op het feestje was van [verzoeker] op 17 februari 2009 en die zich eveneens tegoed heeft gedaan aan alcoholhoudende drank in de inrichting. [verzoeker] heeft zelfs verklaard dat hij op aandringen van [getuige 4] een borrel heeft gepakt.
2.5 De Staat heeft haar verweer onderbouwd met uitgebreide verklaringen zoals die te lezen zijn in het overgelegde informatierapport van 23 februari 2009 en waarin is verklaard dat op 17 februari 2009, alcoholhoudende drank is genuttigd in de inrichting tijdens kantooruren in verband met een verjaardagsfeestje van [verzoeker] en voorts dat laatstgenoemde tezamen met verschillende met name genoemde collega’s zich hieraan hebben tegoed gedaan.
2.6 [verzoeker] heeft nagelaten om hierop gemotiveerd te reageren. De summiere schriftelijke verklaring van [getuige 1] waarvan de betrouwbaarheid notabene door de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3], en [verzoeker] zelf in twijfel wordt getrokken, kan daarom in de visie van het Hof niet als toereikend worden aangemerkt. [verzoeker] is derhalve niet geslaagd in het door hem te leveren bewijs zoals overwogen in het tussenvonnis en wordt het in deze procedure ervoor gehouden dat hij in groepsverband alcohol heeft genuttigd binnen de inrichting tijdens kantooruren. Dit levert naar het oordeel van het Hof plichtsverzuim op. Hiermee is de grondslag van de vordering op de helling komen te staan en dient het door [verzoeker] gevorderde te worden afgewezen.
3. De beslissing
Het Hof:
3.1 Wijst de vorderingen van [verzoeker] af.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, fugerend-president, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 18 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, fungerend-griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J. Kraag-Brandon namens advocaat mr. L.H.R. Rogers, gemachtigde van verzoeker en verweerder vertegenwoordigd door mevrouw Jules namens mr. R.A.J. Hupsel, gevolmachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld