SRU-HvJ-2025-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer CIVAR no. 2025H00038
  • Uitspraakdatum 22 maart 2025
  • Publicatiedatum 24 maart 2025
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Uit de wetstekst en de memorie van toelichting blijkt dat het CHS in verband met de verkiezingen een aantal specifieke taken en bevoegdheden heeft, die alleen zij kan uitvoeren. Bij de wijziging van 2024 (SB 2024 no. 59) zijn deze taken zelfs uitgebreid.
    Nu het CHS specifieke zelfstandige taken heeft en bevoegdheden bezit, waaronder de bevoegdheid om besluiten te nemen in verband met de registratie van politieke partijen en het indienen en controleren van kandidatenlijsten, moet ervan worden uitgegaan dat het CHS, op grond van de Kiesregeling, weliswaar enkel met betrekking tot deze taken en bevoegdheden, in kort geding in rechte kan worden betrokken en als procespartij kan optreden.

    De namens PVP overgelegde schriftelijke volmacht aan het CHS herbergt in zich de besluitvorming van de PVP om aan de komende verkiezingen deel te nemen en tevens om de twee personen te machtigen de PVP te registreren voor deelname aan de verkiezingen. Voor laatstbedoelde besluit was een gewone meerderheid, minimaal drie van de vijf hoofdbestuursleden, voldoende. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 13 lid1 van de statuten juncto artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement.
    Dat het bestuur van de PVP dat besluit heeft genomen, en wel bij gewone meerderheid blijkt genoegzaam uit de volmacht, die door vier van de vijf bestuursleden is ondertekend. Een aparte schriftelijke besluitenlijst was in casu daarom niet nodig.
    Het CHS had genoegzaam kunnen begrijpen dat aan het voorschrift van artikel 31 lid 2 van de Kiesregeling is voldaan.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Civarno.2025H00038
22 maart 2025

Vonnis in de zaak van:

DE PROGRESSIEF-VERHEFFENDE PARTIJ, rechtspersoon,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde: mr. E. S. Fernand, advocaat,
appellante in kort geding,
hierna te noemen: “de PVP”
tegen

A. HET CENTRAAL HOOFDSTEMBUREAU,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde: I. D. Kanhai BSc., advocaat,
hierna te noemen: “het CHS”,

B. DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, CHANDRIKAPERSAD SANTOKHI,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde: mr. K. J. Kraag – Brandon, advocaat,
hierna te noemen: “de President”,
sub A en B gezamenlijk geïntimeerden in kort geding genoemd,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen op 12 maart 2025 in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis (Civarnummer 202500973) tussen PVP als eiseres en het CHS en de President als gedaagden, spreekt de fungerend-president, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

1. Het procesverloop in hoger beroep

1.1 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
• het proces-verbaal van 17 maart 2025 van de Substituut-Griffier der Kantongerechten, waarin is vermeld dat PVP tegen genoemd vonnis hoger beroep heeft ingesteld;
• de memorie van grieven, met producties, gedateerd 17 maart 2025;
• de memorie van antwoord zijdens het CHS, gedateerd 20 maart 2025;
• de antwoordpleitnota zijdens de President, gedateerd 20 maart 2025.
• partijen hebben hiena mondeling gepleit waarna de uitspraak van het vonnis is bepaald op een nader door te geven datum en tijd.

1.2 De uitspraak is nader bepaald op heden.

2. De feiten

Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan uit gaat.

3. De vordering en de beslissing in eerste aanleg
3.1 De PVP heeft, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de werking van de beschikking d.d. 28 februari 2025 van het CHS te schorsen, dan wel op te schorten totdat uit een nog in te stellen bodemprocedure een onherroepelijk uitgesproken vonnis is voortgekomen;
II. de werking van de resolutie d.d. 5 maart 2025 van de President te schorsen dan wel op te schorten totdat uit een nog in te stellen bodemprocedure een onherroepelijk uitgesproken vonnis is voortgekomen;
III. het CHS te veroordelen om de registratie van PVP met gebruikmaking van de volmacht uitgebracht op [Naam A] en [Naam B] toe te staan;
IV. het CHS en de President, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van het geding conform het liquidatietarief;
V. het CHS en de President te veroordelen in de proceskosten.
3.2 Het CHS en de President hebben tegen de vordering verweer gevoerd.
3.3 De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 maart 2025 de PVP niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tegen het CHS, het verzoek tegen de President afgewezen en de PVP veroordeeld in de proceskosten.

4. De vordering, de grieven en het verweer
4.1 De PVP is met vijf grieven opgekomen tegen het beroepen vonnis en heeft gevorderd dat het beroepen vonnis wordt vernietigd en dat, opnieuw rechtdoende, het gevorderde wordt toegewezen.

De stellingen en weren van partijen in eerste aanleg
4.2 PVP heeft in eerste aanleg – kort samengevat – aangevoerd dat er geen sprake is van weigeringsgronden ex artikel 35 lid 1 tot en met 4 van de Kiesregeling zodat zij moest worden toegelaten om zich te registreren. Tevens heeft zij aangevoerd dat de indieners een rechtsgeldige volmacht hadden om de PVP te registreren en dat zij op grond van artikel 37 lid 1 van de Kiesregeling nog eenmaal een aanbieding ter registratie zouden moeten kunnen doen. Voorts heeft zij aangevoerd dat het motiveringsbeginsel is geschonden door CHS en de President omdat hun beslissingen ondeugdelijk zijn gemotiveerd.

4.3 CHS voerde als formeel verweer aan dat zij geen wettelijke procesbevoegdheid bezit waardoor de PVP niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering jegens haar.
Als materieel verweer heeft zij aangevoerd dat artikel 31 lid 2 van de Kiesregeling dwingendrechtelijk van aard is, zodat bij het ontbreken van een geldige schriftelijke volmacht niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het doen van het verzoek tot registratie. De weigering van het verzoek is gestoeld op artikel 35 lid 1 onder a van de Kiesregeling, niet op artikel 35 lid 1 onder b en c Kiesregeling, terwijl er ook geen sprake is van ongegrond verklaring van het ingediende bezwaarschrift.
Ook voerde zij aan dat PVP niet nogmaals de mogelijkheid moet krijgen om te registreren.

4.4 De President voerde als verweer onder andere aan dat de weigering van de registratie wegens het ontbreken van een rechtsgeldige volmacht bij de indiening van de registratiebescheiden terecht was en in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving inzake verkiezingen in Suriname. Het bij de President ingesteld beroep is derhalve terecht ongegrond verklaard. De President stelde dat een niet-rechtsgeldige volmacht een fundamenteel gebrek is dat niet met terugwerkende kracht kan worden gerepareerd in deze fase van de verkiezingsprocedure.

De grieven van de PVP
4.5 De grieven 1 en 2 hebben betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat de volmacht niet rechtsgeldig was en dat de PVP een besluitenlijst had moeten overleggen als zij zich op artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement beroept.
De weigering om de PVP te laten registreren is gebaseerd op artikel 31 lid 2 van de Kiesregeling, namelijk op de zienswijze van het CHS dat aan de volmacht gebreken kleven nu deze niet was ondertekend door de penningmeester S.R.A. Lachman.
Echter is de volmacht rechtsgeldig tot stand gekomen. Artikel 13 van de Statuten bepaalt dat het hoofdbestuur belast is met de leiding van de PVP met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het huishoudelijk reglement en artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement bepaalt dat besluiten van het hoofdbestuur zullen worden genomen met gewone meerderheid, wat dient te blijken uit de desbetreffende besluitenlijsten, schriftelijk of electronisch.
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat de rechtsgeldigheid niet voortvloeit uit artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement omdat dat artikel gaat over besluiten genomen door het hoofdbestuur en de wijze waarop deze tot stand komen en niet over de vertegenwoordiging van de vereniging. Ook heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat een besluitenlijst overgelegd had moeten worden waaruit bleek dat het bestuur bij gewone meerderheid had besloten dat aan de twee personen genoemd in de volmacht, een volmacht zou worden uitgebracht.

4.6 De grieven 3 en 4 handelen over de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het handelen in strijd met het het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten en de Grondwet.
De PVP stelt onder andere dat het handelen van het CHS en de President in strijd is met het evenredigheids- en vertrouwensbeginsel. Zij voert aan dat de handtekening van vier bestuursleden waarbij het vijfde bestuurslid vanwege uitstedigheid niet heeft kunnen tekenen geen benadeling betekent van wie dan ook in de samenleving, nu dat vijfde bestuurslid ook de volmacht had willen tekenen. De sanctie van uitsluiting van deelname aan de verkiezingen staat niet in verhoudig tot een dergelijke omstandigheid en is disproportioneel. Ook is het handelen in strijd met het recht tot deelname van een partij aan de verkiezingen zoals neergelegd in het genoemde verdrag en de Grondwet.

4.7 Grief 5 heeft betrekking op het registratieverzoek in tweede instantie.
De PVP stelt met deze grief aan de orde dat haar registratie ten onrechte is geweigerd en dat daardoor ook een registratieverzoek in tweede instantie, zoals bedoeld in artikel 37 van de Kiesregeling, helemaal niet aan de orde is. Het besluit van het CHS is onterecht waardoor de PVP wel in de gelegenheid gesteld moet worden om zich te registreren.

4.8 Het CHS en de President hebben op de grieven gereageerd.
Daarbij is het CHS bij haar formeel verweer gebleven namelijk dat zij niet in rechte kan worden betrokken omdat zij geen zelfstandige drager is van rechten en plichten en daardoor geen wettelijke procesbevoegdheid heeft.
Voorts heeft het CHS op de grieven, voor zover voor de beoordeling van belang, aangevoerd dat haar weigering om de PVP te registreren terecht was. De weigering is gestoeld op artikel 31 lid 2 jo artikel 35 lid 1 onder a van de Kiesregeling. De aanbieding tot registratie is gekoppeld aan dwingendrechtelijke, wettelijke vereisten, waar de PVP niet aan voldeed. De PVP geeft een eigen lezing aan haar statuten, echter blijkt uit de statuten dat het hoofdbestuur bevoegd is tot vertegenwoordiging van de PVP in en buiten rechte, waardoor een volmacht ondertekend zou moeten zijn door alle vijf bestuursleden.
Het besluitenregime neergelegd in artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement is niet hetzelfde als het vertegenwoordigingsregime.
Het CHS ontkent voorts dat zij in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met verdragsbepalingen of de Grondwet.

De President heeft op de grieven aangevoerd dat terecht is geoordeeld dat de volmacht niet rechtsgeldig is uitgebracht. Hierbij verwijst de President naar artikel 13 sub 2 van de statuten, waaruit zou moeten blijken dat de volmacht door alle vijf bestuursleden getekend diende te worden. Voorts stelt hij dat, indien de PVP zich op artikel 7 lid 2 wil beroepen, een besluitenlijst overgelegd zou moeten zijn, hetgeen niet is gebeurd.
De President voert voorts aan dat er geen spake is geweest van het in strijd handelen met bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten van de mens of de Grondwet.

5. De beoordeling

5.1 Het beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de PVP daarin kan worden ontvangen.

Het formele verweer
5.2 Het Hof overweegt met betrekking tot de vraag of de vordering ingediend had mogen worden tegen het CHS alsvolgt.
Geoordeeld moet worden over de vraag of het CHS in dit kort geding in rechte kan worden betrokken.

De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen. Indien een ambtelijk orgaan als zodanig in een burgerlijk geding zou kunnen optreden zouden problemen van procesrechtelijke aard kunnen optreden. Zo zou onzeker kunnen zijn wie door het gezag van gewijsde wordt gebonden en jegens wie een uitspraak zou kunnen worden geexecuteerd. Dit uitgangspunt laat ruimte voor uitzonderingen. (vide onder andere HR 27–6–1975, NJ 1976, 128)

Met betrekking tot privaatrechtelijke partijen is het algemeen aanvaard dat de VOF en de Commanditaire vennootschap de bevoegdheid hebben om als procespartij op te treden, ondanks het feit dat zij geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Ook de maatschap heeft de bevoegdheid om als procespartij op te treden, ondanks het feit dat zij geen rechtspersoonlijkheid bezit. Ter vergelijking zie overige jurisprudentie van de Hoge Raad. Zo werd in de zeventiger jaren door de HR overwogen (Vide NJ 1977, 586, HR, 05-11-1976: Moret Gudde Brinkman) : “Door in het bestreden vonnis de eiseres in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren op de enkele grond dat een maatschap geen rechtspersoonlijkheid bezit en derhalve in rechte niet zelfstandig doch bij haar maten moet optreden, heeft de Kantonrechter een onjuiste beslissing gegeven.”

De HR heeft overigens bij arrest van 30 jan. 1874 reeds overwogen “ – ten aanzien van het tweede cassatiemiddel-, dat niet alleen enkele personen, hetzij dan natuurlijke of regtspersonen, zakelijke of persoonlijke regten kunnen hebben en door middel van regtsvorderingen kunnen handhaven, maar dat ook meerdere personen gezamenlijk eigenaars of schuldeischers kunnen zijn en tot handhaving van hunne gemeenschappelijke regten gezamenlijk in regten kunnen optreden; dat bepaaldelijk vennooten in hunne door de overeenkomst van maatschap ontstane betrekkingen gemeene regten kunnen hebben en gezamenlijk hunne gemeenschappelijke regten door regtsvorderingen kunnen handhaven”.

De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt dus in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen, echter is er ruimte voor uitzonderingen.

Het voormelde uitgangspunt — waar dit ruimte laat voor uitzonderingen — brengt mee dat voor het antwoord op de door het middel aan de orde gestelde vraag beslissend is of er grond bestaat te dezen een zodanige uitzondering aan te nemen.

Naar het oordeel van het hof bestaat in het onderhavig kort geding grond om een zodanige uitzondering aan te nemen. Voor het antwoord op die vraag is gekeken naar de wet waarin de instelling van dit orgaan is geregeld, namelijk de Kiesregeling.

Uit de wetstekst en de memorie van toelichting blijkt dat het CHS in verband met de verkiezingen een aantal specifieke taken en bevoegdheden heeft, die alleen zij kan uitvoeren. Bij de wijziging van 2024 (SB 2024 no. 59) zijn deze taken zelfs uitgebreid.
Nu het CHS specifieke zelfstandige taken heeft en bevoegdheden bezit, waaronder de bevoegdheid om besluiten te nemen in verband met de registratie van politieke partijen en het indienen en controleren van kandidatenlijsten, moet ervan worden uitgegaan dat het CHS, op grond van de Kiesregeling, weliswaar enkel met betrekking tot deze taken en bevoegdheden, in kort geding in rechte kan worden betrokken en als procespartij kan optreden.
Op grond van het voorgaande is de PVP ontvankelijk in haar vordering jegens het CHS.

De grieven 1 en 2
5.3 In haar grieven voert de PVP aan dat de volmacht wel rechtsgeldig is. Het CHS en de President hebben, zoals hierboven uiteengezet, als standpunt dat de volmacht niet rechtsgeldig is.
Het hof overweegt ten aanzien van deze grieven alsvolgt.
Artikel 13 (nieuw) leden 1 tot en met 4 van de gewijzigde statuten van de PVP luiden alsvolgt:
1. “Het hoofdbestuur is belast met de leiding van de “P.V.P.”vereniging, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het huishoudelijk reglement.
2. Het hoofdbestuur vertegenwoordigt de vereniging in en buiten rechte.
3. Het Hoofdbestuur heeft onder andere tot taak:
• erop toe te zien dat kandidaten ter verkiezing in de door de wet ingestelde volksvertegenwoordigende lichamen binnen de structuur van de PVP worden gekozen; – om het beginselprogramma en bij elke verkiezing het verkiezingsprogramma aan de bevolking bekend te maken.
4. Het dagelijkse bestuur, belast met de dagelijkse leiding van de “P.V.P.”, wordt gevormd door de voorzitter, de secretaris en de penningmeester.”

Artikel 7 leden 1 en 2 van het huishoudelijk reglement van de P.V.P. luiden alsvolgt:
“1. Conform artikel 13 van de statuten is het hoofdbestuur belast met de leiding van de PVP en vertegenwoordigt zij de partij in en buiten rechte.
2. Besluiten van het hoofdbestuur zullen worden genomen met gewone meerderheid, wat dient te blijken uit de desbetreffende besluitenlijsten, schriftelijk of electronisch.”

De namens PVP overgelegde schriftelijke volmacht aan het CHS herbergt in zich de besluitvorming van de PVP om aan de komende verkiezingen deel te nemen en tevens om de twee personen te machtigen de PVP te registreren voor deelname aan de verkiezingen. Voor laatstbedoelde besluit was een gewone meerderheid, minimaal drie van de vijf hoofdbestuursleden,voldoende. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 13 lid1 van de statuten juncto artikel 7 lid 2 van het huishoudelijk reglement.
Dat het bestuur van de PVP dat besluit heeft genomen, en wel bij gewone meerderheid blijkt genoegzaam uit de volmacht, die door vier van de vijf bestuursleden is ondertekend. Een aparte schriftelijke besluitenlijst was in casu daarom niet nodig.
Het CHS had genoegzaam kunnen begrijpen dat aan het voorschrift van artikel 31 lid 2 van de Kiesregeling is voldaan.
De eerste twee grieven zijn op grond van het voorgaande gegrond.

5.4 Nu de eerste twee grieven doel treffen zal het besluit van het CHS worden geschorst en zal de CHS worden bevolen om de registratie als bedoeld in artikel 31 van de Kiesregeling van de PVP met gebruikmaking van de volmacht uitgebracht op [Naam A] en [Naam B] alsnog toe te staan en wel op uiterlijk maandag 24 maart 2025 om 11.00 uur des voormiddags.

5.5 Gelet op het hiervoren overwogene zal het besluit van de President vervat in de resolutie d.d. 5 maart 2025, no. [nummer 2] eveneens worden geschorst.

5.6 Aan bespreking van de overige grieven komt het hof daarom niet meer toe.

5.7 Het beroepen vonnis van de kantonrechter zal derhalve worden vernietigd en het gevorderde zal als na te melden worden toegewezen.

5.8 CHS en de president zullen, des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van PVP gevallen in eerste aanleg en in hoger beroep, met inachtneming van het liquidatietarief.

6. Beslissing
Het hof:
6.1 Vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het eerste Kanton in kort geding gewezen en uitgesproken op 12 maart 2025 bekend onder civarnummer 202500973, waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

6.2 Schorst de werking van het besluit van het CHS genomen bij beschikking d.d. 28 februari 2025, genummerd [nummer 1], totdat in een nog in te stellen bodemprocedure onherroepelijk hierover is beslist;

6.3 Schorst de werking van het besluit van de President genomen bij resolutie d.d. 5 maart 2025, no. [nummer 2], totdat in een nog in te stellen bodemprocedure onherroepelijk hierover is beslist;

6.4 Beveelt het CHS om de registratie als bedoeld in artikel 31 van de Kiesregeling van de PVP met gebruikmaking van de volmacht uitgebracht op [Naam A] en [Naam B] alsnog toe te staan en wel uiterlijk maandag 24 maart 2025 om 11.00 uur des voormiddags;

6.5 Veroordeelt CHS en de President in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van PVP gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD. 16.784,- (ZESTIENDUIZEND ZEVENHONDERD EN VIERENTACHTIG SURINAAMSE DOLLARS) aan verschotten en SRD.15.000,- (VIJFTIENDUIZEND SURINAAMSE DOLLARS) aan gemachtigdensalaris;

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. A.C. Johanns, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op zaterdag 22 maart 2025 in tegenwoordigheid van R.S. Dewkalie LLB, Fungerend-Griffier.