- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-190102
- Uitspraakdatum 14 januari 2019
- Publicatiedatum 22 mei 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
De NV, [eiser] en [naam 1] worden verboden om de goederen, machinerieën en apparaten onklaar te maken c.q. te demonteren tengevolge waarvan deze niet langer in werkende staat zullen verkeren.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 19-0102
14 januari 2019
Vonnis in kort geding in de zaak van:
1.SHANITA’S HOUTZAGERIJ N.V., rechtspersoon,
gevestigd aan de Duisburglaan no. 03 te Paramaribo,
2. [eiser], in privé en als gemachtigde van [naam 1],
wonende aan [adres] te [district 1],
eisers in conventie, tevens gedaagden in reconventie,
hierna te noemen respectievelijk: de NV, [eiser] en [naam 1],
gemachtigde: mr. T. Jhakry, advocaat,
tegen
N.V. NOOITGEDACHT,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Duisburglaan no. 20 te Paramaribo,
gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Nooitgedacht,
gemachtigde: mr. E.C.M. Hooplot, advocaat.
1. Het verloop van het proces in conventie en in reconventie
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en – handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat op 11 januari 2019 op de griffie der kantongerechten is ingediend, met producties;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 12 januari 2019;
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie;
- de aantekening van de griffier betreffende het mondeling afpleiten op 12 januari 2019;
- de rolbeschikking d.d. 12 januari 2019 waarbij een descente is gelast;
- de aantekeningen van de griffier betreffende de gehouden descente d.d. 12 januari 2019.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1 Bij vonnis van de kantonrechter d.d. 05 juli 2018 in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704 zijn [eiser] en [naam 1] (toen gedaagden) veroordeeld om binnen 3 maanden na betekening van het vonnis het perceel groot 1,2121 ha en de daarop staande opstallen gelegen in [district 2] bekend als [nummer] van de gronden [plaats 1] en [plaats 2], aangeduid op de uitmetingskaart van de landmeter S.O. Esajas van 21 november 1973 door de figuur ABCD, te ontruimen met medeneming van al wie zich van hunnentwege daarop of daarin mocht bevinden en ter vrije en algehele beschikking van Nooitgedacht (toen eiseres) te stellen.De kantonrechter is op grond van de hierna weergegeven overwegingen in het vonnis gekomen tot de veroordeling:
“ (…)
4.4 Uit het vonnis van het hof G.R. 14538, blijkt dat de NV het gebruiksrecht waarbij de afspraak was dat het gebruiksrecht zou worden opgezegd pas na verkoop van het bedrijf door de NV of bij verkoop van het erfpachtsrecht door [naam 2] e.a.. Vaststaat dat er niet is verkocht en het gebruiksrecht niet is opgezegd, hetgeen met zich meebrengt dat de NV gerechtigd is op het perceel te vertoeven.
4.5 [naam 2] e.a. hadden, ofschoon de ontruiming van de NV bij vonnis van de kantonrechter was bevolen, enige terughoudendheid moeten betrachten en er rekening mee moeten houden dat het vonnis nog niet in kracht van gewijsde was gegaan.Daarenboven heeft het hof in haar vonnis van 16 maart 2018 bekend onder G.R. No. 14538, als vaststaand feit opgenomen dat [naam 3], geen aandeelhouders zijn in de NV en hen daarom geen enkele bevoegdheid toekomt met betrekking tot het exploiteren cq het doen exploiteren daarvan. Evenmin is gebleken dat zij op andere gronden de bevoegdheid hebben tot exploitatie van de NV. Het verweer van [naam 2] e.a. in 2010 geen goed draaiende zagerij hebben overgenomen en zij het hiervoor genoemd bedrag aan investeringen hebben moeten plegen, wordt daarom verworpen.
4.6 De kantonrechter verwerpt het verweer dat [naam 2] c.s een groter belang zouden hebben dan de NV bij een niet-ontruiming, omdat het niet voorspelbaar is of er al dan niet tussen een eventuele koper van het erfpachtsrecht en de NV enige rechtsrelatie zal ontstaan. Het verweer dat de NV het erfpachtsrecht niet wil kopen, betekent niet dat zij het bedrijf niet aldaar wilt blijven exploiteren. Bovendien waren [naam 2] cs tijdens de gehouden comparitie van partijen niet in staat concrete informatie te verschaffen omtrent een door hen op handen zijnde verkoop van het erfpachtsrecht door een derde. Ook dit verweer faalt daarom en de vordering tot ontruiming is toewijsbaar.”
2.2 De partijen in de hiervoor vermelde zaak zijn geweest aan de ene zijde NV Nooitgedacht en [naam 4] als de eisende partij en aan de andere zijde a) [naam 2], b) [naam 5], c) [naam 1], d) [eiser], e) [naam 6] als gedaagde partij.
2.3 De gemachtigde van de gedaagde partij heeft op 11 oktober 2018 hoger beroep tegen het hiervoor vermeld vonnis aangetekend.Het vonnis is per exploot van een deurwaarder op 15 oktober 2018 betekend aan de tegenpartij, waaronder [eiser] en [naam 1].Op grond van de betekening van dit vonnis dient het perceelland op uiterlijk 15 januari 2019 te worden ontruimd.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
In conventie en in reconventie
3.1 In conventie vorderen de NV, [eiser] en [naam 1, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
- Nooitgedacht te verbieden over te gaan tot ontruiming c.q. de aangezegde ontruiming aan te houden, op te schorten dan wel stop te zetten totdat bij in kracht van gewijsde gegane vonnis zal zijn beslist over de rechtmatigheid van de ontruiming c.q. het gebruiksrecht, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van SRD 500.000,- indien Nooitgedacht mocht weigeren hieraan gevolg te geven;
- het vonnis d.d. 15 juli 2018 in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704 in haar werking te schorsen c.q. op te schorten en Nooitgedacht te verbieden om krachtens hiervoor bedoeld vonnis executie maatregelen te verrichten totdat in hoger beroep is beslist op het vonnis, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van SRD 500.000,- per dag indien Nooitgedacht mocht weigeren hieraan gevolg te geven;
- indien en voorzover nodig Nooitgedacht te veroordelen om met medeneming van al degene en al hetgeen van harentwege op het perceelland mocht bevinden te ontruimen, met machtiging op de NV, [eiser] en [naam 1] om indien Nooitgedacht weigert te ontruimen, deze zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Arm.
3.2 De NV, [eiser] en [naam 1] leggen, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan hun vordering in conventie ten grondslag:
- vanwege de verkoop van het erfpachtsrecht d.d. 11 januari 2019 is de ontruiming niet meer mogelijk;
- het vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704 is apert onjuist c.q. berust op een feitelijke of juridische misslag, omdat de kantonrechter onterecht tot het oordeel is gekomen dat Nooitgedacht het gebruiksrecht op het erfpachtsrecht heeft;
- Nooitgedacht maakt misbruik van haar bevoegdheid tot executie; de executie van dit vonnis zal aan de zijde van de NV, [eiser] en [naam 1] een noodtoestand doen ontstaan. Zij heeft geen enkel te respecteren belang met de ontruiming en wens daarmee slechts de belangen van de NV, [eiser] en [naam 1] te schaden;
- de toenmalige eigenaren van het erfpachtsrecht hebben bij exploot van de deurwaarder d.d. 11 oktober 1996 no. 365 het gebruiksrecht op het bedoelde perceelland opgezegd, waardoor Nooitgedacht sedertdien zonder recht of titel van het perceel gebruik maakt.
3.3 In conventie heeft Nooitgedacht verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
3.4 In reconventie vordert Nooitgedacht, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
a) de NV, [eiser] en [naam 1] te verbieden om machinerieen en apparaten in en bij de onderwerpelijke zaagmolen onklaar te maken c.q. te demonteren tengevolge waarvan deze niet langer in werkende staat zullen verkeren;
b) de NV, [eiser] en [naam 1] te bevelen de ontruiming te gehengen en te gedogen;
c) de NV, [eiser] en [naam 1] elk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van SRD 500.000,- per dag voor iedere dag dat zij in strijd met dit vonnis handelen.
3.5 Nooitgedacht legt aan haar vordering in reconventie ten grondslag dat bij haar gegronde vrees bestaat dat de NV, [eiser] en [naam 1] de machinerieen en apparaten in de zaagmolen onklaar zullen maken alvorens de zaagmolen te ontruimen. [eiser] en [naam 1] hadden de machinerieën en apparaten in werkende staat van Nooitgedacht afgepakt en hebben dag en nacht hiermee gewerkt.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1 In conventie
Ten aanzien van de NV
4.1.1 Ten aanzien van de NV constateert de kantonrechter het volgende. De NV is geen procespartij geweest in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704, in welke zaak thans de opschorting van de verdere tenuitvoerlegging van het gewezen vonnis wordt gevorderd.Om die reden zal de NV niet ontvankelijk worden verklaard in de door haar gevraagde voorziening. Voor zover de NV betoogt dat zij vanwege een tussen haar met [eiser] en [naam 1] bestaande koopovereenkomst betreffende het perceelland met de zaagmolen een gerechtvaardigd belang heeft met de onderhavige vordering, gaat dit betoog evenmin op. Uit de inhoud van de overeenkomst blijkt dat deze op 11 januari 2019 is gesloten, zijnde de datum waarop de NV tezamen met [eiser] en [naam 1] de onderhavige vordering tegen Nooitgedacht hebben ingesteld, doch dat de juridische overdracht van het perceelland niet is geschied. Evenmin is tijdens de door de kantonrechter gehouden descente gebleken dat reeds een aanvang is gemaakt met de juridische overdracht van een deel van de goodwill, administratie en alles wat met de zaagmolen te maken heeft of dat de NV aldaar operationeel is. Dit, terwijl zij als kantooradres heeft opgegeven het adres op het bedoelde perceelland alwaar de zaagmolen zich bevindt.
4.1.2 De N.V. zal, als de niet ontvangen partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Ten aanzien van [eiser] en [naam 1]
4.1.3 Nooitgedacht beroept zich op nietigheid van het exploot van oproep en stelt daartoe dat het niet voldoet aan de bij wet gestelde vereisten en de door de kantonrechter in de oproepbeschikking gestelde voorwaarden. De kantonrechter verwerpt dit verweer, omdat het niet voldoen aan de voorwaarden niet altijd leidt tot nietigheid van het exploot en Nooitgedacht bovendien niet in zijn verweer is geschaad. Het stellen van de voorwaarden door de kantonrechter dient als toetssteen of de tegenpartij het verzoekschrift met de daarbij behorende producties tijdig heeft ontvangen en zich heeft kunnen voorbereiden op het voeren van haar verweer daarop. De consequentie die de kantonrechter zou kunnen verbinden aan het niet betekenen van het verzoekschrift aan de tegenpartij binnen de gestelde termijn is het toestaan van slechts één ronde aan partijen om te procederen bij mondeling afpleiten, waarbij het procederen reeds kan eindigen bij mondelinge conclusie van antwoord. Dit, alles hangt af van de aard van de vordering, het moment van indiening van het verzoekschrift en de reden waarom de eisende partij het verzoekschrift niet tijdig heeft ingediend.
4.1.4 Uitgangspunt is dat [eiser] en [naam 1] enerzijds en Nooitgedacht anderzijds de procespartijen in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704 zijn geweest, zodat de kantonrechter zich slechts zal toespitsen op het onderhavige geschil tussen deze partijen.
4.1.5 Nooitgedacht voert als formeel verweer dat [eiser] en [naam 1] niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. Daartoe voert zij onder andere aan dat indien het bedoelde perceelland waarop het erfpachtsrecht rust daadwerkelijk aan de NV zou zijn overgedragen, [eiser] en [naam 1] geen enkel belang hebben met de onderhavige vordering. Tevens voert zij onder andere aan dat het spoedeisend belang in de zin van de wet ontbreekt.Zoals de kantonrechter reeds hiervoor onder 4.1.1 in dit vonnis heeft overwogen is gebleken dat de juridische overdracht van het bedoelde perceelland en de zaagmolen nimmer aan een derde in casu de NV heeft plaatsgevonden. Daar het vonnis – waarvan schorsing van de werking van de tenuitvoerlegging wordt gevorderd – betreft ontruiming van [eiser] en [naam 1] hebben zij naar het oordeel van de kantonrechter wel (nog)belang bij de onderhavige vordering.Anders dan Nooitgeacht is de kantonrechter van oordeel dat er wel spoedeisend belang is, omdat aannemelijk is dat [eiser] en [naam 1] bezig waren een oplossing te zoeken om de ontruiming te doen stuiten middels het sluiten van een koopovereenkomst met een derde. Of de koopovereenkomst al dan niet als een paulianeuze handeling dient te worden aangemerkt laat de kantonrechter in het midden, omdat dit geen onderwerp van het geschil is.Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt het formeel verweer van Nooitgedacht verworpen.
4.1.6 Zoals de kantonrechter de stellingen die [eiser] en [naam 1] aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd begrijpt, beroepen zij zich erop dat Nooitgedacht misbruik maakt van het recht van executie van het vonnis.Ter beoordeling van dit geschil dient als uitgangspunt de in HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 ontwikkelde criteria dat voor schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld slechts plaats is indien tenuitvoerlegging van het vonnis misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal onder meer aan de orde kunnen zijn indien de executant (is Nooitgedacht), mede gelet op de – voor haar kenbare – belangen van de veroordeelde (zijn [eiser] en [naam 1]) die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis wordt ten uitvoer gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
4.1.7 Voor wat betreft het standpunt van [eiser] en [naam 1] dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis waartegen zij hoger beroep hebben ingesteld overweegt de kantonrechter het hierna volgende. Teneinde te kunnen concluderen of van een tot schorsing van de executie nopende feitelijke of juridische misslag sprake is, is vereist dat reeds op het eerste gezicht – dus zonder relevant nader feitelijk of juridisch onderzoek – zonder meer duidelijk is dat een feitelijk of juridisch oordeel in een bepaalde rechtsoverweging onjuist is. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter hier geen sprake, omdat hetgeen [eiser] en [naam 1] ter adstructie van deze stelling hebben aangevoerd op zichzelf al niet aan het hiervoor vermelde vereiste voldoet en, voorts, de desbetreffende stellingen door Nooitgedacht gemotiveerd zijn betwist. Bovendien heeft het Hof van Justitie, zoals Nooitgedacht terecht opwerpt, onder overweging 8 in het door haar gewezen vonnis d.d. 16 maart 2018 G.R.14538 reeds ter zake dit gebruiksrecht en de opzegging daarvan een oordeel gegeven. Zo heeft het Hof van Justitie beslist dat de door [eiser] en [naam 1] gedane opzegging nietig is. Nu het vonnis van het Hof van Justitie gezag van gewijsde heeft, gaat de kantonrechter voorbij aan deze stelling.
4.1.8 [eiser] en [naam 1] hebben zoals Nooitgedacht terecht opwerpt niet onderbouwd dan wel gesteld welke noodtoestand aan hun zijde zal doen ontstaan door (verdere) executie van het bedoelde vonnis waartegen zij hoger beroep heeft ingesteld. Nu zij niet voldoende hebben voldaan aan hun stelpicht ter zake, dan wel hebben nagelaten feiten en omstandigheden te stellen om de gestelde noodtoestand aannemelijk te maken, gaat de kantonrechter voorbij aan deze stelling. De kantonrechter benadrukt dat het enkel stellen dat het perceelland met zaagmolen aan een derde, zijnde de NV is verkocht, niet voldoende is om te stellen dat dit een noodtoestand aan de zijde van [eiser] en [naam 1] zal doen ontstaan.
4.1.9 Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1.6 tot en met 4.1.8 is overwogen is voor de kantonrechter niet aannemelijk dat Nooitgedacht op grond van het bedoelde vonnis misbruik van haar executierecht maakt, zodat de door [eiser] en [naam 1] gevraagde voorzieningen geweigerd zullen worden.
4.1.10 [eiser] en [naam 1] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
4.2 In reconventie
4.2.1 Gezien het feit dat dit geschil tussen partijen reeds jaren speelt en partijen tot en met heden aan de gang blijven met procederen, acht de kantonrechter de door Nooitgedacht gestelde gegronde vrees dat [eiser] en [naam 1] machinerieen en apparaten behorende bij de zaagmolen zullen demonteren c.q. deze onklaar zullen maken, voldoende aannemelijk. Dit ook, temeer daar [eiser] en [naam 1] geen enkele handreiking aan Nooitgedacht doen om haar schadeloos te stellen of een redelijk bod aan haar doen tot koop van het bedoelde perceelland waarop de zaagmolen zich bevindt. Dit, terwijl het Hof van Justitie hiervan gewag maakt en op niet mis te verstane wijze in haar vonnis heeft overwogen dat de opzegging van het gebruiksrecht waar [eiser] en [naam 1] zich op beroepen nietig is en niet tot gevolg leiden dat Nooitgedacht het perceel en de opstallen moet ontruimen.Hetgeen hiervoor is overwogen geeft de kantonrechter aanleiding de door Nooitgedacht gevraagde voorziening toe te wijzen. Daar de Zaagmolen een grote economische waarde heeft en [eiser] en [naam 1] daarmede hun economisch voordeel uit halen, zal de kantonrechter als effectieve pressiemiddel een eenmalige dwangsom van SRD 10.000.000,- aan de hoofdvordering koppelen.
4.2.2 [eiser] en [naam 1] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing in conventie en in reconventie
De kantonrechter in kort geding:
5.1 In conventie
Ten aanzien van de NV
5.1.1 Verklaart de NV niet ontvankelijk in de door haar gevraagde voorzieningen.
5.1.2 Veroordeelt de NV als de niet ontvangen partij in de proceskosten aan de zijde van Nooitgedacht gevallen.
Ten aanzien van Kesharie en Boedhoe
5.1.3 Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.1.4 Veroordeelt [eiser] en [naam 1] in de proceskosten aan de zijde van Nooitgedacht gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
5.2 In reconventie
5.2.1 Verbiedt de NV, [eiser] en [naam 1] om de goederen, machinerieën en apparaten omschreven onder 5.4 in het door de kantonrechter in het eerste kanton gewezen en uitgesproken vonnis d.d. 05 juli 2018 in de zaak bekend onder A.R. No. 18-1704 onklaar te maken c.q. te demonteren tengevolge waarvan deze niet langer in werkende staat zullen verkeren.
5.2.2 Gebiedt de NV, [eiser] en [naam 1] de ontruiming te gehengen en gedogen.
5.2.3 Veroordeelt de NV, [eiser] en [naam 1] tot betaling van een eenmalige dwangsom van SRD 10.000.000,- (Tienmiljoen Surinaamse Dollar), indien zij in strijd handelen met het verbod onder 5.2.1 en het gebod onder 5.2.2 in dit vonnis.
5.2.4 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.2.1 tot en met 5.2.3 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.2.5 Veroordeelt de NV, [eiser] en [naam 1] elk afzonderlijk in de proceskosten aan de zijde van Nooitgedacht gevallen en tot aan de dag van de uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op maandag 14 januari 2019 te Paramaribo door de kantonrechter in het eerste kanton,mr.S.M.M. Chu, in tegenwoordigheid van de griffier.