Op 12 maart 2025 heeft de kantonrechter in eerste aanleg uitspraak gedaan in het kort geding dat was aangespannen door de politieke organisatie, de Progressief-Verheffende Partij (PVP) tegen het Centraal Hoofdstembureau (CHS) en de President van de Republiek Suriname. Het kort geding betrof de registratie van de PVP als politieke partij bij het CHS teneinde deel te kunnen nemen aan de verkiezingen van 25 mei 2025. Het bestuur van de PVP, bestaande uit vijf bestuursleden, had aan twee personen volmacht verleend om de partij te registreren. De volmacht was getekend door drie van de vijf bestuursleden. Bij de aanbieding voor de registratie door de twee gevolmachtigde personen is door het CHS aangegeven dat het voltallige bestuur de volmacht moest ondertekenen. De PVP kreeg de gelegenheid de twee andere bestuursleden de volmacht te laten ondertekenen. De volmacht werd nog ondertekend door een vierde bestuurslid doch het vijfde bestuurslid was uitstedig. De PVP stelde zich op het standpunt dat de zienswijze van het CHS niet juist was en dat de volmacht rechtsgeldig was met de handtekeningen van drie, en later, vier bestuursleden.
Het CHS heeft uiteindelijk geweigerd de PVP te registreren omdat zij van mening was dat het voltallig bestuur, bestaande uit vijf bestuursleden, de volmacht moest ondertekenen. De PVP is tegen de weigering in beroep gegaan bij de President van de Republiek Suriname. Hij verklaarde het beroep ongegrond en besliste dat het besluit van CHS gehandhaafd blijft.
De PVP heeft hierna het kort geding ingesteld. Zij vorderde schorsing van het besluit van het CHS en de President en veroordeling van het CHS om de PVP toe te staan gebruik te maken van de volmacht en deĀ PVP te registreren.
Het CHS heeft als verweerpunt onder andere aangevoerd dat zij niet in rechte kan worden aangesproken omdat zij geen rechtspersoon is. Daardoor kan zij niet als partij optreden in een rechtsproces.
De kantonrechter ging mee met dat verweerpunt van het CHS. De PVP is om die reden niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen het CHS.
Zowel het CHS als de President hadden verder als verweer aangevoerd dat de volmacht die door de PVP was uitgebracht op de twee personen die de partij moesten registreren, niet voldeed aan de vereisten van de statuten van de PVP, waardoor de registratie moest worden geweigerd. De kantonrechter was het eens met het CHS en de President en oordeelde dat de bepalingen in de statuten van de partij met zich meebrengen dat alle bestuursleden de volmacht hadden moeten tekenen. Nu slechts vier van de vijf leden van het bestuur de volmacht hadden getekend was er geen sprake van een rechtsgeldige volmacht en moest de registratie geweigerd worden.
De rechter besliste dan ook tot afwijzing van het verzoek van de PVP.
De PVP is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Het hof van justitie heeft de zaak op 20 maart 2025 in behandeling genomen.
De PVP heeft tegen het vonnis grieven aangevoerd die onder andere betrekking hadden op de zienswijze van de PVP dat de volmacht wel rechtsgeldig was. De PVP stelde zich op het standpunt dat de bepalingen in de statuten en het huishoudelijk reglement van de partij met zich meebrengen dat ook drie van de vijf bestuursleden mogen beslissen over het verlenen van de volmacht aan de twee personen die de partij zouden registreren bij het CHS. Om die reden was de volmacht die was ondertekend door drie bestuursleden wel rechtsgeldig. In casu was de volmacht uiteindelijk zelfs getekend door vier van de vijf bestuursleden.
In hoger beroep bleven het CHS en de President bij hun eerder ingenomen standpunten.
Het hof van justitie heeft op 22 maart 2025 vonnis gewezen en de PVP in het gelijk gesteld. Het hof overwoog dat uit de bepalingen van de statuten en het huishoudelijk reglement blijkt dat het besluit om de volmacht aan de twee personen te geven wel genomen had mogen worden door drie van de vijf bestuursleden en dat daarom de volmacht die was ondertekend door vier bestuursleden door het CHS wel als rechtsgeldig moest worden aangemerkt. Het hof overwoog voorts dat het CHS als orgaan dat belast is met verschillende taken in verband met de verkiezingen, welke taken in de Kiesregeling zijn neergelegd, wel als proces partij kan worden gedaagd in het kort geding. Om die reden overwoog het hof dat de PVP wel ontvankelijk is in haar vordering tegen het CHS.
Het hof heeft de besluiten van het CHS en de President geschorst en het CHS veroordeeld om de PVP te registreren op uiterlijk maandag 24 maart 2025 om 11.00 uur v.m.
Paramaribo, 25 maart 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie