Op 20 december 2023 heeft het Hof van Justitie vonnis gewezen in de zogenoemde decemberstrafzaak tegen de verdachten D. Bouterse, S. Dendoe, E. Gefferie, I. Dijksteel en B. Brondenstein. De verdachten waren niet aanwezig in de zittingszaal.
Het Hof heeft in de strafzaak tegen de verdachten Bouterse, Gefferie, Dijksteel en Brondenstein beslist dat het vonnis van de Krijgsraad uitgesproken op 29 november 2019 wordt bevestigd onder aanvulling en verbetering van de gronden. Dit betekent dat verdachte Bouterse is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren. De verdachten Brondenstein, Dijksteel en Gefferie zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren. Het vonnis in eerste aanleg van de verdachte Dendoe is partieel vernietigd, en wel met betrekking tot de strafmaat. In hoger beroep is hem een hogere straf opgelegd, namelijk een gevangenisstraf van vijftien jaar. Voor het overige is het vonnis van Dendoe bevestigd onder aanvulling en verbetering van gronden. De gevangenneming van de veroordeelden is niet gelast. Voor de motivering van die beslissing wordt verwezen naar het vonnis.
Verloop van de strafzaak in eerste aanleg
In 2007 is er een aanvang gemaakt met de behandeling van de strafzaak bij de Krijgsraad. Hiervoor heeft er een gerechtelijk vooronderzoek plaatsgevonden vanaf 17 november 2000.
In november 2019 is er in eerste aanleg vonnis gewezen. Bij de uitspraak zijn enkele verdachten, waaronder de hiervoor genoemde vijf, veroordeeld en is een aantal verdachten vrijgesproken.
Verdachte Bouterse die bij de behandeling bij de Krijgsraad aanvankelijk niet was verschenen heeft gebruik gemaakt van het recht om verzet aan te tekenen, waarna de verzetprocedure aanving. Hierbij is de zaak wederom behandeld bij de Krijgsraad en is er op 30 augustus 2021 vonnis gewezen. In de verzetzaak is het verstekvonnis bekrachtigd.
Verloop van de strafzaak in hoger beroep
De vijf eerder genoemde verdachten hebben hoger beroep aangetekend. Op 29 juli 2022 is er een aanvang gemaakt met de behandeling in hoger beroep bij het Hof van Justitie.
Op 17 augustus 2022 zijn er op verzoek van de advocaat van de verdachten, I. Kanhai BSc., vier getuigen gehoord in deze strafzaak. Op 31 oktober 2022 zijn de verdachten verhoord en op 29 november 2022 is er een gerechtelijke plaatsopneming geweest in het Fort Zeelandia.
Op 16 december 2022 is het lid van de kamer, kolonel Kamperveen, gewraakt door de verdachten. De advocaat van de verdachten voerde als grond voor de wraking aan dat Kamperveen een familieverband heeft met één van de slachtoffers. De advocaat voerde voorts aan dat door het gewraakte lid tijdens de descente slechts vragen zijn gesteld over dat betreffende slachtoffer. Om die reden was volgens de advocaat de onpartijdige behandeling van de zaak door het lid niet gewaarborgd.
Op 5 januari 2023 is door de wrakingskamer van het Hof beslist dat de wraking ongegrond is. Het Hof kwam tot dit oordeel omdat het was gebleken dat het gewraakte lid en het genoemde slachtoffer niet dezelfde grootvader hebben doch aan elkaar gerelateerd zijn in de zesde graad. Voorts was gebleken dat het niet juist is dat het lid slechts vragen stelde over het genoemde slachtoffer en dat het niet aannemelijk is gemaakt door verdachten dat het lid informatie zou hebben ontvangen van de familie van het genoemde slachtoffer. Bij de uitspraak is tevens beslist dat de behandeling van de zaken moet worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de wraking. Hierna heeft het nader verhoor van de verdachten plaatsgevonden.
Op 31 januari 2023 heeft de waarnemend procureur-generaal het requisitoir gehouden. In alle vijf strafzaken is de waarnemend procureur-generaal tot de conclusie gekomen dat medeplegen aan moord bewezen is. In de strafzaak tegen de verdachte Bouterse heeft zij gerequireerd dat het vonnis in eerste aanleg gewezen en uitgesproken door de Krijgsraad – waarbij een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren was opgelegd – wordt bevestigd en dat thans tevens de gevangenneming wordt gelast. Voor de overige verdachten requireerde zij dat aan hun een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren wordt opgelegd en dat hun gevangenneming wordt gelast.
Op 31 maart 2023 heeft advocaat Kanhai het pleidooi gehouden voor alle vijf verdachten. Aan het eind van zijn pleidooi vroeg hij vrijspraak voor alle verdachten wegens gebrek aan bewijs.
Op 30 mei 2023 is door de vervolgingsambtenaar het repliekpleidooi gehouden en op 31 juli 2023 heeft de advocaat van de verdachten het dupliekpleidooi gehouden. Ook hebben de verdachten het laatste woord gevoerd. Alle verdachten vroegen het Hof van Justitie om hun vrij te spreken. Vanwege de gezondheidssituatie van Brondenstein, heeft de raadsman Kanhai het laatste woord van de verdachte Brondenstein voor hem voorgelezen.
Vervolgens is door het Hof bepaald dat er vonnis zal volgen in de zaken, welk vonnis op 20 december 2023 is uitgesproken.
De vonnissen van de overige verdachten kunt u hieronder nalezen.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-december-strafzaak-in-hoger-beroep-van-31-juli-2023/
Paramaribo, 21 december 2023 bijgewerkt op 16 januari 2024
Communicatie Unit Hof van Justitie