Vier notarissen beëdigd door het Hof van Justitie

Op vrijdag 26 juni 2020 werden Karishma Seetal, Keshavam Bishoen, Dave Calor en Shyamal Bishoen, door het Hof van Justitie beëdigd tot beroepsnotaris in geheel Suriname. De plechtigheden vonden vanwege de Covid-19 situatie, plaats met inachtneming van de nodige voorzorgsmaatregelen.

Waarnemend Hof president Iwan Rasoelbaks hield de pas beëdigde notarissen voor om de regelementen en besluiten op het notarisambt nauwgezet op te volgen en hun beroep zo eerlijk en oprecht mogelijk uit te oefenen. Rasoelbaks wenste hen daarbij veel sterke en wijsheid toe, en gaf aan dat het Hof bereid is hen – waar nodig en mogelijk – daarbij te ondersteunen.

Procureur-Generaal Roy Baidjnath Panday riep de nieuw beëdigde notarissen in zijn toespraak op om het bestuur van de vereniging van notarissen en kandidaat-notarissen te ondersteunen bij het vele werk, waaronder het ontwikkelen van de door de wet vereiste klachtenregeling voor het notariaat. Baidjnath Panday hield de aanwezigen voor dat uit klachten vanuit de gemeenschap, is gebleken dat notarissen meermalen ernstig zijn tekortgeschoten in hun taak. Als voorbeeld haalde hij aan het onvoldoende rechercheren (onderzoeken) van persoonsgegevens bij het tot stand brengen van akten, en het feit dat er soms pas na jaren melding wordt gedaan van verleden testamenten. Ook zijn er gevallen bekend waarbij akten op ondeugdelijke wijze worden geadministreerd en gearchiveerd. Baidjnath Panday attendeerde de vier nieuwe notarissen erop dat dit soort nalatigheden ernstige rechtsgevolgen kunnen hebben, waarvoor notarissen niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, maar ook strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.

In haar felicitatieboodschap adviseerde Anneke Chin A Lin, secretaris van het bestuur van de vereniging van notarissen en kandidaat-notarissen, haar pas beëdigde collegae om het ambt van notaris met integriteit en zorgvuldigheid te vervullen, en geld niet hun drijfveer te doen zijn. Chin A Lin erkende dat er inderdaad een dringende noodzaak bestaat om hervormingen binnen de beroepsgroep door te voeren, en stelde dat daarbij de hand vooral in eigen boezem moet worden gestoken. Zij deed een beroep op het pas beëdigde viertal om zich in te zetten en het beste van zichzelf te geven bij de uitoefening van hun ambt.

Toespraak wnd. president d.d. 26 juni 2020

De beeidiging: vlnr mr. K. Seetal, mr. K. Bishoen, mr. D. Calor en mr. S. Bishoen


 

Slotopmerking van de wnd. President van het hof over de toelichting van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie

Naar aanleiding van de toelichting door ondergetekende op het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie, zijn in diverse media reacties gepubliceerd. Een van de opvattingen is dat de vonnis-wijzende kamer een nadere toelichting heeft gegeven over zijn eigen vonnis. De toelichting is evenwel niet daardoor ingegeven en ik betreur dan ook dat bij sommigen het onbehaaglijk gevoel is ontstaan dat in gelieerde zaken van partijen de rechter niet langer onbevangen recht zal spreken.

Benadrukt wordt dat ik in de hoedanigheid van waarnemend president van het Hof van Justitie en naar aanleiding van veel gestelde vragen over dit vonnis in de samenleving, op eigen titel het vonnis heb toegelicht en daarbij mijn eigen inzichten heb meegegeven bij dit alles. De vonnis-wijzende kamer van het hof is daar, hoegenaamd ook, niet aan te pas gekomen. Immers, de gedragscode voor rechters bij het Hof van Justitie verbiedt dat een rechter of rechtsprekende kamer zijn/haar eigen vonnis publiekelijk bespreekt of toelicht.

Bij het ontbreken van een – node gemist – instituut van persrechter, heeft ondergetekende als waarnemend president van het Hof van Justitie, waar nodig, de taak toelichtend dan wel informerend op te treden naar het publiek. Het zij hier dan ook aangestipt dat anders dan uit het vonnis zelf, geen aanspraken ontleend kunnen worden aan de gegeven toelichting. Rechters die andere gelieerde zaken van partijen ter beslechting onder zich hebben, zullen onverschrokken, onafhankelijk en onpartijdig en naar eigen deskundig inzicht recht doen in die zaken, e.e.a. zoals gegarandeerd is in genoemde gedragscode voor rechters.

De nadere toelichting in kwestie is een voorloper geweest op het zijdens het Hof in de komende tijd, met een bepaalde regelmaat, kort toelichten van vonnissen in daarvoor in aanmerking komende rechtszaken. Dit in het kader van het nader inhoud geven aan de dienstverlenende taak van het Hof om uitspraken inzichtelijker te maken voor de gemeenschap. In dat licht is het hof gesterkt in zijn voornemen om het instituut van persrechter te structureren en te activeren om in voorkomende gevallen de voortschrijdende behoefte van de samenleving aan informatie over dan wel uitleg van een uitspraak, te lenigen. Vooralsnog voorziet de uitsprakendatabank op de website van het Hof in die informatiebehoefte van de samenleving.

Paramaribo, 24 april 2020

De Waarnemend President van het Hof van Justitie,

Mr. I.H.M.H. Rasoelbaks


 

De reikwijdte van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie

In verband met de beslissing in hoger beroep gegeven door het Hof van Justitie in kort geding d.d. 20 maart 2020, GR no 15190 in de zaak van de politieke organisaties de Vooruitstrevende Hervormingspartij, de Nationale Partij Suriname, Pertjajah Luhur, en de personen van Mohammad Barkatoellah Mohabali en Prim Koemar Sardjoe tegen Raymond Sapoen, Dipakkoemar Chitan, en Jennifer Geerlings-Simons in haar hoedanigheid van voorzitter van De Nationale Assemblee, en naar aanleiding van de in de media weergegeven meningen over de uitleg van deze beslissing, acht het Hof het aangewezen om het navolgende toe te lichten:

De eis en de beslissing in eerste aanleg

De politieke organisatie VHP e.a. hebben bij verzoekschrift in kort geding d.d. 12 juli 2016, een vordering aanhangig gemaakt tegen Sapoen, Chitan en de voorzitter van de DNA. Eisers hebben de kortgedingrechter daarbij gevraagd de volgende voorlopige voorzieningen toe te wijzen:

  1. Eisers hebben – kort gezegd – primair gevorderd dat de DNA-voorzitter zal worden verboden om de in hun hoedanigheid van volksvertegenwoordigers teruggeroepen personen Sapoen en Chitan, uit te nodigen voor vergaderingen van de DNA en haar te gebieden om hen de toegang tot het assembleegebouw te ontzeggen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- voor iedere keer waarop de DNA-voorzitter in strijd met het te wijzen vonnis mocht handelen.
  2. Tevens hebben zij veroordeling van Sapoen en Chitan gevorderd om het hiervoor gevorderde, indien uitgesproken bij vonnis, te gehengen en te gedogen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- per keer.
  3. Subsidiair hebben zij gevorderd dat Sapoen en Chitan zullen worden verboden om zich als lid van DNA uit te geven casu quo als lid van DNA te handelen casu quo zich als zodanig te gedragen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- per keer.

De kortgedingrechter heeft zich bij vonnis d.d. 28 november 2016, AR 16 3583, onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering tegen de DNA-Voorzitter. De vorderingen tegen Sapoen en Chitan zijn door de kortgedingrechter afgewezen.

De beslissing in Hoger Beroep

Eisers, die het oneens waren met de beslissing van de kortgedingrechter, hebben tegen dat vonnis hoger beroep aangetekend bij het Hof van Justitie. Het Hof heeft bij vonnis in kortgeding in hoger beroep d.d. 20 maart 2020, GR 15190, het vonnis van de kortgedingrechter in eerste aanleg vernietigd. Het Hof heeft daarbij geoordeeld dat de kortgedingrechter, als restrechter, wel degelijk rechtsmacht toekomt in de onderhavige procedure, aangezien een daartoe speciaal aan te wijzen rechtsprekend instituut (bestuursrechter) ontbreekt. Voorts heeft het Hof het subsidiair gevorderde toegewezen en Sapoen en Chitan verboden om zich uit te geven als leden van DNA. Ook mogen zij niet handelen als leden van DNA of zich alszodanig gedragen. Aan dit verbod is er een dwangsom van SRD. 100.000,– per keer gekoppeld, voor iedere keer dat zij dat toch mochten doen.

De beantwoording van de rechtsvraag

De rechtsvraag die zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aan de voorzieningenrechter was voorgelegd, is of Sapoen en Chitan indertijd rechtsgeldig zijn teruggeroepen door hun politieke partij op basis van de terugroepwet van 22 februari 2005 (Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers). Deze vraag is in hoger beroep, voorlopig, bevestigend beantwoord, en wel in rechtsoverweging 3.7 e.v. van het vonnis. Vandaar dat het Hof, zoals gevorderd, bij wege van voorlopige voorziening, Sapoen en Chitan heeft verboden om zich als lid van DNA uit te geven, dan wel als lid van DNA te handelen, dan wel zich als zodanig te gedragen.

Weigering voorziening tegen de Voorzitter van DNA

In het verlengde daarvan is overwogen dat, hoewel de terugroeping van Sapoen en Chitan een feit is, er in de visie van het Hof voor gewaakt dient te worden dat er daardoor een vacuum ontstaat. Het Hof stelt in rechtsoverweging 3.8 dat de wetgever er daarom kennelijk voor gekozen heeft om ingevolge het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers, te bepalen dat het Centraal Hoofdstembureau (CHS) binnen veertien dagen nadat op 23 december 2015 exploten van de terugroeping door Pertjajah Luhur aan haar betekend waren, bijeen diende te komen om volgens de in de Kiesregeling bepaalde wijze te voorzien in de vacatures van DNA die als gevolg van de voormelde terugroepingen zijn opengevallen. Die procedure is evenwel niet gecompleteerd, aangezien het CHS wel bij elkaar is geweest maar er toen niet is voorzien in de vacatures van DNA conform de Kiesregeling.

De daarna ontstane disputen zijn voorgelegd aan de voorzieningenrechter ter beoordeling. Er ontbreekt dus sedertdien een schakel in de keten van te verrichten wettelijke handelingen waardoor in de visie van het Hof, de DNA-Voorzitter niet kon worden verboden om Sapoen en Chitan nog langer uit te nodigen voor vergaderingen van DNA en zij ook niet kan worden gelast hen de toegang tot het assembleegebouw te ontzeggen. De geadresseerden van de beslissing van het Hof zijn vanaf het vonnis dus slechts de 2 DNA-leden aan wie als voorlopige voorziening een verbod is opgelegd op straffe van een dwangsom.

De rechtsgevolgen van het vonnis in hoger beroep

In de beslissing in hoger beroep is met zoveel woorden aangegeven dat de terugroepwet aan een politieke partij, in deze Pertjajah Luhur, de bevoegdheid geeft om een eigen DNA-lid terug te roepen op de wijze zoals in die wet is aangegeven en dat op het moment dat die politieke partij conform de bepalingen van die wet, het DNA-lid rechtsgeldig heeft teruggeroepen, die terugroeping rechtsgevolgen sorteert. Een dergelijk proces tot terugroeping door een politieke partij kan – zoals in onderhavig geval – aanleiding geven tot disputen over de vraag of de terugroeping rechtsgeldig is. Deze disputen kunnen worden voorgelegd aan de onafhankelijke rechter, zoals in kwestie is gebeurd. Uiteindelijk heeft in hoger beroep op 20 maart 2020 de terugroepende politieke organisatie Pertjajah Luhur gelijk gekregen in het dispuut dat vanaf de terugroeping heeft bestaan tussen Pertjajah Luhur en haar 2 DNA-leden over de rechtsgeldigheid van die terugroeping. Tot dat moment hadden derden (DNA, CHS, OKB, Hoofdstembureau) geen boodschap aan de betwiste terugroeping.

Aangetekend wordt dat geboden en verboden (beslissingen van condemnatoire aard) die bij vonnis in kortgeding (in eerste aanleg of in hoger beroep) worden opgelegd, slechts gelden voor de toekomst (ex-nunc) en wel na betekening van het vonnis aan de veroordeelde partij. Deze beslissingen hebben in beginsel alleen betrekking op en gevolgen voor de procespartijen. Derden (die dus geen partij zijn bij dat geding), zijn niet rechtstreeks geadresseerden van die beslissing. Indien die beslissing bijkomende rechtsgevolgen heeft (voor derden), zullen conform de in dat verband geldende regelingen en de daarin aangegeven procedures, vervolgens die stappen gezet dienen te worden om die rechtsgevolgen voor de toekomst te implementeren en te sorteren.

Ten overvloede wordt vermeld dat – aangezien het Hof bij wege van voorlopige voorziening slechts veroordelend heeft beslist dat de 2 DNA leden zich niet mogen uitgeven, handelen of gedragen als DNA leden vanwege de rechtsgeldig geachte terugroeping door hun politieke partij Pertjajah Luhur en deze beslissing raakvlakken heeft met andere constitutionele regelgeving, die in het onderhavig geding geen punt van geschil waren (te weten artikel 68 lid 1 sub c van de Grondwet en artikel 137, leden 1 en 2 van de Kiesregeling) – verdere gevolgtrekkingen naar aanleiding van deze beslissing, slechts in het kader van deze wet- en regelgeving, in onderling verband en samenhang beschouwd, gemaakt zullen dienen te worden door de daartoe in die regelingen genoemde instituten.

Als voorlopig oordeel heeft de restrechter met zoveel woorden aan Sapoen en Chitan slechts bevolen om als DNA-leden een pas op te plaats te maken, omdat naar het voorlopig oordeel van die rechter, zij rechtsgeldig zijn teruggeroepen. De formalisering en implementatie van dit voorlopig oordeel is een kwestie van de genoemde regelgeving verder conform toe te passen door de daartoe aangewezen instituten! Deze instituten zijn daartoe niet bevolen door de rechters; immers, zij waren geen partij in dit geding. Een verbod om in die hoedanigheid op te treden is geadresseerd aan betrokkenen. Dit impliceert geenszins dat zij die hoedanigheid niet bezitten. De formalisering om hen uit die hoedanigheid te halen moet nog plaatsvinden aan de hand van de genoemde regelgeving door de daartoe aangewezen instituten.

Voor de volledigheid worden de relevante bepalingen van genoemde regelgeving die van toepassing zijn op een terugroeping die – zoals in kwestie – door de voorzieningenrechter voorlopig rechtsgeldig is geacht, hieronder geciteerd:

Artikel 68, lid 1 van de Grondwet:

Het lidmaatschap van De Nationale Assemblée eindigt door: a. overlijden; b. ontslag op eigen verzoek; c. terugroeping van het lid op de wijze bij wet te bepalen; d. het ontstaan van omstandigheden, die de verkiesbaarheid uitsluiten; e. benoeming tot minister of onderminister; f. afwezigheid gedurende een aaneengesloten periode van vijf maanden; g. veroordeling wegens misdrijf bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak tot een vrijheidsstraf van tenminste vijf maanden.

Artikel 137 van de Kiesregeling:

  1. De voorzitter van het hoofdstembureau van het betrokken kiesdistrict geeft onmiddellijk kennis aan de President, het Onafhankelijk Kiesbureau, het Centraal Hoofdstembureau, wanneer een gekozene zijn verkiezing heeft aanvaard.
  2. Gelijke kennisgeving geschiedt wanneer een kandidaat vóór de stemming komt te overlijden, wanneer een gekozene zijn verkiezing niet heeft aanvaard of de in artikel 136 lid 1 genoemde termijn heeft laten verstrijken, alsmede bij het openvallen van plaatsen van gekozen leden door ontslag, overlijden, terugroeping of om een andere reden.
  3. Ter voorziening in de vacatures bedoeld in het vorige lid treden in de plaats, indien het De Nationale Assemblee betreft, de in de volgorde hoogst geplaatste niet-gekozen kandidaten van de lijst, waarop de plaats is opengevallen. Komen er op de lijst geen kandidaten meer voor, dan treedt in de opengevallen plaats, de in de volgorde hoogst geplaatste kandidaat-plaatsvervanger.
  4. Indien het een Districtsraad betreft, wordt in de opengevallen plaats voorzien door de in de volgorde hoogst geplaatste niet-aangewezen kandidaten van de lijst, waarop de plaats is opengevallen.
  5. Ter voorziening in de vacatures, bedoeld in lid 2, wordt, indien het een Ressortraad betreft, in een tussentijds opengevallen plaats voorzien door: a. de kandidaat, die in rangorde op de kandidatenlijst direct volgt na het lid, wiens lidmaatschap is beëindigd, verkozen te verklaren; b. het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, indien het lid, wiens lidmaatschap is beëindigd, de enige of de laatste kandidaat is op zijn kandidatenlijst.

Het Hof hoopt middels deze uiteenzetting, de onduidelijkheid die er schijnt te bestaan omtrent de inhoud en de rechtsgevolgen van zijn vonnis d.d. 20 maart 2020, GR no 15190 te hebben weggenomen.

Paramaribo, 10 april 2020,

De Waarnemend President van het Hof van Justitie

Mr. I.H.M.H. Rasoelbaks


 

Hof van Justitie werkt aan bewustwording over Corona virus

Op vrijdag 13 maart heeft het Bureau Openbare Gezondheidszorg (BOG) een voorlichtingssessie met betrekking tot het Corona virus verzorgd voor de medewerkers van het Hof van Justitie en de Kantongerechten. Op deze sessie die door ruim 100 personen werd bijgewoond, ging Radjesh Orie, hoofd van de afdeling Epidemiologie, in op zowel de reële gevaren als de misconcepties die rondom het Corona virus leven in de gemeenschap. De voorlichtingssessie is onderdeel van een week-lange bewustwordingscampagne welke binnen het Hof van Justitie is gevoerd. Als onderdeel van deze campagne zijn o.a. voorlichtingsposters aangebracht in de gerechtsgebouwen, en worden op verschillende plekken handsanitizers geplaatst. Daarnaast is aan iedere medewerker een anti-corona awareness kit verstrekt met daarin o.a. voorlichtingsmateriaal, een ontsmettingsmiddel en tissues. De leiding van het Hof blijft de situatie met betrekking tot het Corona virus op de voet volgen, en zal in samenspraak met het BOG, een vervolgtraject uitzetten.

______________________________________________________________________

 

Hof van Justitie participeert aan “World Forum on Rule of Law in Internet”

Een delegatie van Het Hof van Justitie, bestaande uit waarnemend president Iwan Rasoelbaks en de rechters Robert Praag en Duncan Nanhoe, woonde in december jl. op uitnodiging van het Chinese Hooggerechtshof, de “World Forum on Rule of Law in Internet” bij in de stad Wuzhen gelegen in de provincie Zhejiang in Oost-China. De Surinaamse delegatie heeft zich op deze bijeenkomst samen met rechters en andere juridische professionals uit 25 andere landen – waaronder Brazilië, Jamaica, Rusland, Saoedi-Arabië, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk – gebogen over uitdagingen en ontwikkelingen op het gebied van internetrecht. Op de agenda stond onder andere de ontwikkeling van online rechtbanken, bescherming van rechten in het digitale tijdperk, gegevensbescherming en de toepassing van kunstmatige intelligentie (artificial intelligence) in gerechtelijke zaken.

Met de snelle ontwikkeling van informatietechnologie, is het immers onvermijdelijk dat er nieuwe soorten geschillen ontstaan. China, dat het grootste aantal mobiele internetgebruikers ter wereld heeft (bijkans 850 miljoen), was in 2017 het eerste land ter wereld dat een internet gerecht opzette om juridische geschillen met een digitaal aspect te behandelen. Het gaat hierbij om onder andere online handelsgeschillen, auteursrechtzaken en claims voor e-commerce-productaansprakelijkheid.

Inmiddels telt China meerdere internetgerechten die bedoeld zijn om de druk op de reguliere rechtbanken te verlichten bij de behandeling van rechtsgeschillen die voortvloeien uit de toename van mobiele betalingen en e-commerce in China. Zo stelt de “mobiele rechtbank” optie op WeChat – het sociale media-berichtenplatform van China – gebruikers in staat om dossiers in te zien, hoorzittingen bij te wonen en bewijs uit te wisselen zonder fysiek voor een rechtbank te hoeven verschijnen.[1]

De participanten aan de “World Forum on Rule of Law in Internet”, onderschreven unaniem het belang van het toepassen van de mogelijkheden die het internet biedt om de toegankelijkheid van de rechtspraak te vergroten en de behandeling van rechtszaken te versnellen. Benadrukt werd daarbij dat het toepassen van digitale innovaties binnen de rechtspraak, gepaard dient te gaan met de effectieve regulering daarvan.

De conferentie is afgesloten met de aanname van de Wuzhen Declaration of the World Forum on the Rule of Law in Internet. In de declaratie hebben de participanten onder meer de intentie vervat om met inachtneming van de wetten en de rechtssystemen van de verschillende landen, samenwerkingsverbanden tot stand te brengen om het online procederen te bevorderen en te verbeteren, waarbij regels worden vastgesteld betreffende o.a. online hoorzittingen, elektronisch bewijs en het elektronisch indienen van documenten.

 

 

 

[1] In brave new world of China’s digital courts, judges are AI and verdicts come via chat app, Japan Times, 7 december 2019

______________________________________________________________________

 

Vier fungerend griffiers benoemd bij de Griffie der Kantongerechten Strafzaken

Op vrijdag 16 augustus 2019, zijn mr. Sjamla Chinnoe, Farieda Chandoe LL.M, Harvey Pirthipal LL.B, en Sandhia Charoe-Ghoerai LL.B, tijdens een buitengewone openbare terechtzitting, door rechter Marie Mettendaf beëdigd tot fungerend griffier bij de Griffie der Kantongerechten Strafzaken. De nieuwbakken fungerend griffiers zijn bijkans een jaar geleden in dienst getreden van de Griffie. In het afgelopen jaar hebben zij een intensieve on-the-job opleiding gehad, waardoor zij nu in staat zijn om zelfstandig ondersteuning te bieden aan de rechter bij de voorbereiding en behandeling van strafzaken.

Het takenpakket van een griffier is zeer uiteenlopend; voorafgaand aan de zitting is die functionaris o.a. belast met de voorbereiding van strafdossiers en het controleren of alle strafzaken op de rol voorkomen. Op de zitting zelf gaat de griffier na als de wettelijke regelingen met betrekking tot de uitreiking van de dagvaardingen in acht zijn genomen, en wordt al hetgeen dat zich op de terechtzitting afspeelt – waaronder door verdachten en getuigen afgelegde verklaringen en door advocaten opgeworpen verweren – vastgelegd. Na afloop van de zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt van wat zich op die zitting heeft voorgedaan en worden de zittingsrollen uitgewerkt en beschikkingen en verkorte vonnissen gecollationeerd.

Rechter Marie Mettendaf, coördinator van de unit straf die de buitengewone openbare terechtzitting voorzat, wees de pas beëdigde fungerend griffiers op de grote verantwoordelijkheid die gepaard gaat met het vervullen van deze functie, en drukte hen op het hart om zich door zelfstudie te blijven ontwikkelen.

De Substituut Griffier Strafzaken, mr. Sudesh Simbhoedatpanday hield de nieuwbakken griffiers voor om zich steeds professioneel op te stellen en een positieve attitude te betrachten bij de interactie met rechters, vervolgingsambtenaren, advocaten, rechtzoekenden en medewerkers van de Griffie.

Met de beëdiging van deze fungerend griffiers, is het aantal griffiers dat wordt ingezet op de strafzittingen in eerste aanleg, thans gekomen op zestien.


De nieuw beëdigde fungerend griffiers: Sandhia Charoe-Ghoerai, Harvey Pirthipal, Sjamla Chinnoe en Farieda Chandoe

 

Evaluatie en planning binnen de rechterlijke organisatie

Op vrijdag 26 juli 2019 is in de vergaderzaal van het gerechtsgebouw aan de Wulfinghstraat, de jaarvergadering van het Hof van Justitie gehouden. Op de jaarvergadering die – zoals het woord al zegt – eenmaal per jaar wordt gehouden, zijn alle rechters en de procureur-generaal aanwezig, evenals de griffier van het Hof en de griffier der Kantongerechten. Op deze jaarvergadering is het afgelopen zittingsjaar geëvalueerd en de werkverdeling en zittingsroosters voor het nieuwe zittingsjaar vastgesteld. De beleidsvoornemens voor het nieuwe zittingsjaar hebben zich tijdens de vergadering vooral geconcentreerd rond het beleidsspeerpunt: “snellere rechtspraak” en capaciteitsuitbreiding, waarvan een heikel punt is het wegwerken van de achterstanden in civiele vonnissen. Het nieuwe zittingsjaar vangt aan op 1 oktober.

Gedurende de periode 15 augustus t/m 30 september gaat de Rechterlijke Macht met reces. Dat betekent echter niet dat de rechtspraak in die periode stil ligt; spoedeisende kortgedingen, raadkamerverzoeken, beslagen en beschermingsbevelen, worden normaal behandeld. Ook de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van verdachten door de rechter-commissaris, vindt normaal voortgang. Het werkschema voor het reces wordt ook op de jaarvergadering vastgesteld.

Evaluatie zittingsjaar 2018-2019

De evaluatie van het afgelopen zittingsjaar, stond hoog op de agenda van de jaarvergadering. Een van de zaken die daarbij aan de orde is gekomen, is de sectorale aansturing van de rechtspraak, welke in 2018 is geïntroduceerd en waarmee een begin is gemaakt in januari 2019. Als uitvloeisel van deze sectorale aanpak is de rechtspraak ingedeeld in een civiele sector en een strafsector, beiden aangestuurd door een coördinator. De civiele sector wordt gecoördineerd door rechter Dinesh Sewratan, en de strafsector door rechter Anand Charan. Beide sectoren zijn op hun beurt weer ingedeeld in units, die ook worden aangestuurd door coördinatoren, allen rechters.

De civiele sector

De civiele sector is ingedeeld in 4 units, te weten de unit hof civiel, de unit kort geding, de unit handel en de unit familie. De unit hof civiel, waarbinnen 7 rechters werkzaam zijn, behandelt o.a. civiele zaken in hoger beroep, ambtenarenzaken, verzoeken om staking van executie en wrakingen. In de unit kort geding, waarbinnen 5 rechters werkzaam zijn, worden spoedeisende civiele zaken behandeld. De unit handel, waarbinnen 8 rechters functioneren, behandelt o.a. geldvorderingen, (grond)huurzaken, ontbinding van arbeidsovereenkomsten en openbare verkopen. In de unit familie, gaan 7 rechters over o.a. beschermingsbevelen, versnelde – en gewone echtscheidingsprocedures, scheiding en deling van boedels, voogdij, en alimentatie.

De strafsector

De straf sector is ingedeeld in 3 units. Ten eerste de unit hof straf, waarbinnen misdrijven en uitleveringszaken in hoger beroep worden behandeld, alsook verkeersmisdrijven en alle overtredingen in hoger beroep. Binnen de unit hof straf is een vaste kamer belast met de behandeling van verzoekschriften voor de opheffing van de voorlopige hechtenis en een vaste kamer voor behandeling van o.a. verzoekschriften betreffende beklag van niet verdere vervolging van strafbare feiten, opheffing van de beperking van het vrije verkeer tussen de verdachte en diens raadsman, en schorsing en opschorting van de voorlopige hechtenis. In de strafsector zijn er in eerste aanleg 2 units, te weten de unit misdrijven en overtredingen, en de unit kabinet rechter-commissaris in strafzaken.

Doel sectorale aansturing

Met deze sectorale benadering is een aanzet gegeven tot scheiding van de rechtspleging bij de Kantongerechten en de rechtspleging bij het Hof van Justitie, in die zin dat bepaalde rechters uitsluitend zullen worden belast met de rechtspleging bij de Kantongerechten óf met de rechtspleging bij het Hof van Justitie. Daarnaast is de sectorale aanpak bedoeld als een aanzet tot specialisme. Het inzetten van rechters óf op het gebied van het civiele recht óf op het gebied van het strafrecht, leidt tot verdieping van kennis van en kunde in het betreffende rechtsgebied. Hoewel het aantal rechters – 26 op dit moment – onvoldoende is voor een volstrekte scheiding binnen de rechtsgebieden, heeft deze aanpak in het afgelopen zittingsjaar reeds voor een efficiëntere werkwijze gezorgd. Deze aanpak zal in het komend zittingsjaar dus worden voortgezet.

Beleidsvoornemens voor het zittingsjaar 2019-2020

Naast de evaluatie van het afgelopen zittingsjaar, is ook vooruit gekeken naar het komend zittingsjaar. Onder andere zijn aan de orde gekomen de initiatieven die zullen worden ondernomen om de grote achterstanden in civiele vonnissen weg te werken. Deze achterstand is onaanvaardbaar voor de rechtzoekenden, vandaar dat nog eens de nadruk is gelegd om de achterstanden op een structurele wijze aan te pakken middels het inzetten van nieuwe rechters en schrijfjuristen. Voor de korte termijn – vanaf januari 2020 – zal het projectvoorstel: “wegschrijven achterstanden” ter goedkeuring worden aangeboden aan de minister van Justitie en Politie.

Aangezien het voor de uitoefening van de werkzaamheden van de rechters en het juridisch ondersteunend personeel onontbeerlijk is dat zij toegang hebben tot juridische handboeken, wetten- en jurisprudentiebundels, zal elk van de drie gerechtsgebouwen worden voorzien van een goed toegankelijke juridische bibliotheek. De collectie boeken, wetten- en jurisprudentiebundels zullen met behulp van reeds aanwezige software digitaal worden ontsloten en vervolgens worden verdeeld tussen de drie gerechtsgebouwen.

Voorts zullen in het komend zittingsjaar voor zowel de rechters als de schrijfjuristen en de griffiers, verschillende onderwijsactiviteiten worden georganiseerd. Ook in de vergroting van de deskundigheid van het management – en administratief personeel zal worden geïnvesteerd door middel van trainingen in o.a. het gebruik van bestaande en nieuwe ICT-toepassingen, leiding geven, organiseren en human resource management.

Teneinde de bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie te verbeteren en de verzelfstandiging daarvan in gang te zetten, is eind 2018, een interim directeur bedrijfsvoering aangetrokken. In 2020 zullen ook een human resource manager en een facilitair manager worden aangetrokken. Daarnaast zal een ICT deskundige worden aangetrokken ten behoeve van het beschrijven en ontwikkelen van het ICT beleid voor de rechterlijke organisatie en zaaks registratiesystemen. Met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden, is vervanging van oude computers en aanschaf van nieuwe computers en de aanschaf van software voor de bedrijfsvoering, op korte termijn noodzakelijk.

In 2018 is een aanvang gemaakt met het opzetten van de communicatie afdeling van het Hof van Justitie; inmiddels is als uitvloeisel hiervan een website met een voor het publiek toegankelijke uitsprakendatabank in werking. In het nieuwe zittingsjaar zal een functionaris worden aangetrokken voor het voorbereiden van voorlichtingsproducten die via de website en andere media zullen worden gepubliceerd.

De geprojecteerde personele uitbreiding binnen de rechterlijke organisatie noopt tot investeringen in huisvesting. De vooruitzichten om het nog te renoveren gebouw aan de Grote Combéweg no. 7 – ook wel bekend als het oud-BUFAZ gebouw – in het tweede kwartaal van 2020 in gebruik te doen nemen door de rechterlijke organisatie, zijn goed te noemen.

De implementatie van deze beleidsvoornemens zal een positieve impact hebben op het functioneren van de rechterlijke organisatie, en daardoor bijdragen aan de rechtszekerheid en rechtsbescherming van de burger. De verschillende programma’s zijn inmiddels uitgewerkt, begroot en doorgeleid naar de departementsleiding van het ministerie van Justitie en Politie, om te worden verwerkt in de overheidsbegroting die bij de opening van het nieuw parlementair jaar door de regering zal worden aangeboden aan De Nationale Assemblee.


 

Afronding eerste schrijfjuristen opleiding in Suriname

 

Op vrijdag 31 mei vond in de vergaderzaal van het gerechtsgebouw aan de Mgr. Wulfinghstraat, de afsluiting plaats van de eerste opleiding schrijfjurist-civiel in Suriname. Een schrijfjurist ondersteunt de rechter bij het analytisch lees- en uitzoekwerk van een zaak. Verder assisteert de schrijfjurist de rechter bij het formuleren en vastleggen van beschikkingen en vonnissen. Hierdoor wordt de werkdruk van de rechter verlicht, wat zich uiteindelijk vertaalt in een verhoogde productie van vonnissen. Hoewel de functie van schrijfjurist reeds jarenlang is ingebed in de Nederlandse rechtspraktijk, wordt deze binnen de Surinaamse rechtsspraak pas nu feitelijk geïntroduceerd met de aflevering van deze eerste lichting schrijfjuristen.

De vijftien maanden durende opleiding tot schrijfjurist-civiel ging in januari 2018 van start met elf personen, waarvan uiteindelijk zeven de eindstreep hebben gehaald. Een achtste kandidaat zal naar verwachting de opleiding op korte termijn afronden. De opleiding die een theoretisch en een praktisch gedeelte omvatte, is georganiseerd in overleg met het ministerie van Justitie en Politie in samenwerking met de Stichting Juridische Samenwerking Suriname-Nederland (SJSSN), en de Raad voor de Rechtspraak in Nederland.

Het ministerie van Justitie en Politie heeft in 2017 een selectiecommissie ingesteld die de sollicitanten heeft beoordeeld. De kandidaten die uiteindelijk werden toegelaten tot de opleiding, zijn daarna in dienst genomen door het ministerie. De SJSSN is belast geweest met de theoretische onderwijsactiviteiten, terwijl de Raad voor de Rechtspraak twee praktijkopleiders beschikbaar stelde, te weten de stafjurist mr. Welmoed van Seijen van de Rechtbank Noord Holland, en de senior juridisch medewerker van de rechtbank Rotterdam, mr. Patrick Stehouwer. Tijdens de praktische stage hebben voorts verschillende Surinaamse rechters als praktijkopleiders en mentoren gefungeerd. De opleiding is gefinancierd uit het fonds “Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid”, het zogeheten POBB fonds van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De schrijfjuristen worden ingezet op de handelsrol, de kort geding rol en de civiele hof rol om ondersteuning te verlenen aan de rechters bij het feitelijk en juridische technisch onderzoek in civiele zaken, en bij het formuleren van vonnissen en beschikkingen. In zijn toespraak hield de wnd. President van het Hof van Justitie, Iwan Rasoelbaks, de schrijfjuristen voor dat van hen verwacht wordt dat hun inzet, de snelheid en productie van vonnissen in de civiele sector zal verhogen. Hij drukte hen op het hart dat een ontwikkeld mens nooit klaar is met studeren en bestuderen, wat des te mee geldt voor functionarissen van de rechterlijke macht en de rechterlijke organisatie, gezien de grondwettelijke opdracht aan deze staatsmacht. Tot slot deed de wnd. Hof president via de minister van Justitie en Politie, een beroep op de regering om de functiewaardering van de schrijfjuristen in overeenstemming te brengen met de hoge mate van verantwoordelijkheid die gepaard gaat met het beroep dat zij zullen uitoefenen.

Een deel van de schrijfjuristen, geflankeerd door de minister van Justitie en Politie en de Wnd. President van het Hof van Justitie. vlnr mevr. K. Tahdil, LLM; mevr. G. Sitaram, LLM; Mr. M. Ombre, mevr. S. Changoer, LLM en Mr. M. Warner

 


 


Internationale expertise bij opleidingen Hof van Justitie

Op grond van het samenwerkingsverband tussen het Hof van Justitie in Suriname en de Raad voor de Rechtspraak in Nederland enerzijds en het Hof en de Stichting Juridische Samenwerking Suriname-Nederland (SJSSN) anderzijds, reizen regelmatig ervaren Nederlandse rechtsgeleerden naar ons land af voor het verzorgen van trainingen. Het betreft doorgaans gepensioneerde oud-rechters die elk voor een periode van twee maanden optreden als praktijkbegeleiders op de RIO opleiding-civiel en de opleiding tot schrijfjurist-civiel. De RIO – wat staat voor “Rechter in opleiding” – is een intensieve tweejarige opleiding bedoeld om ervaren juristen gereed te maken voor het rechterlijk ambt. De opleiding tot schrijfjurist duurt vijftien maanden, en stelt de kandidaat na voltooiing in staat om onder rechterlijke supervisie, vonnissen en beschikkingen voor te bereiden.

In de afgelopen maanden hebben verschillende Nederlandse rechtsgeleerden bijgedragen aan zowel de RIO als de schrijfjuristen opleiding. De cursisten worden begeleid in het schrijven van vonnissen, daarnaast verzorgen de Nederlandse experts verdiepingscursussen betrekking hebbende op verschillende onderdelen van het civiel recht.

In dit kader vertoeven sedert eind april, professor mr. Margreet Ahsmann en mr. Gert Visser in ons land. Professor Ahsmann was tot voor kort senior rechter A bij de rechtbank Den Haag. Sedert haar pensionering fungeert zij daar als rechter-plaatsvervanger. Daarnaast is zij als bijzonder hoogleraar rechtspleging verbonden geweest aan de Leidse Universiteit. Professor Ahsmann is ook nog auteur van het toonaangevende handboek “De weg naar het civiele vonnis” dat gebruikt wordt bij de opleiding van rechters in Nederland, Curaçao en Suriname. Mr. Visser heeft na een jarenlange praktijk als advocaat, gediend als raadsheer bij het Gerechtshof Amsterdam en is tevens docent geweest aan de Universiteit van Groningen.

Professor Ahsmann en mr. Visser lossen mr. Herman Warnink en mr. Peter Lampe af die in het eerste kwartaal van het jaar de praktijkbegeleiding van de RIO’s hebben gedaan. Mr. Warnink is rechter geweest op Curaçao en St. Maarten, en Mr. Lampe is voormalig President van de Rechtbank Maastricht. Bijzonder is dat mr. Lampe eind jaren veertig als kind een jaar lang in Suriname heeft gewoond, aangezien zijn vader toen directeur was van het s’Lands Hospitaal!

In de komende maanden zullen meerdere ervaren rechtsgeleerden naar Suriname afreizen voor praktijkbegeleiding en het verzorgen van cursussen op de opleidingen bij het Hof van Justitie.

 

Mr. Gert Visser en Prof. Margreet Ahsmann in overleg met rechter mr. Susanna Chu, coördinator unit Kort Geding

Rechters Anand Charan en Dinesh Sewratan met mr. Peter Lampe

 


 

Rechterlijke organisatie krijgt meer ruimte

Op maandag 15 april jl. is er een Memorandum of Understanding (MOU) ondertekend tussen de Surinaamse Postspaarbank (SPSB), het Ministerie van Justitie en Politie en het Hof van Justitie. De SPSB werd bij deze ondertekening vertegenwoordigd door haar directeur, terwijl voor het ministerie van Justitie en Politie en het Hof van Justitie, respectievelijk de directeur van het ministerie en de waarnemend President van het Hof de honneurs waarnamen. Als onderdeel van deze MOU is overeengekomen dat de SPSB de renovatie van twee gebouwen die behoren aan het ministerie voor haar rekening zal nemen. Dit doet de bank in het kader van haar “Corporate Social Responsibility” beleid, waarbij beoogd wordt de waarde van gebouwen in de binnenstad, te vergroten.

Als onderdeel van deze overeenkomst, wordt het gebouw aan de Gongrijpstraat no. 3, waarin onder andere het Bureau Rechtszorg van het ministerie van Justitie en Politie is gevestigd, aangepakt. Na de renovatie zal het ministerie twee verdiepingen in dit gebouw ter beschikking stellen aan het Hof voor het onderbrengen van het archief.

Het andere gebouw dat gerenoveerd zal worden, is het monumentale pand gelegen aan de Grote Combéweg no. 7, precies tegenover de Palmentuin. In dit gebouw was tot enige jaren geleden, het Bureau Familierechtelijke Zaken (BUFAZ), gevestigd. Na de renovatie van dit pand, zullen verschillende onderdelen van de rechterlijke organisatie daarin ondergebracht worden. Het streven is erop gericht om de renovatie van beide gebouwen binnen een jaar afgerond te hebben, waarna de afdelingen en het archief gehuisvest kunnen worden in hun nieuw onderkomen.

Het oud-BUFAZ gebouw aan de Grote Combéweg no. 7