Het kort geding van de NDP
Op 20 april 2025 is de uitspraak in hoger beroep gedaan van de zaak die de Nationale Democratische Partij (NDP) en vier kandidaten in kort geding had ingesteld tegen de Staat Suriname. De zaak was met name ingesteld tegen de hoofdstembureau’s van Para, Marowijne, Coronie en Sipaliwini, het Centraal Hoofdstembureau (CHS), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de President van de Republiek Suriname.
De vordering was ook tegen de President van de Republiek Suriname ingesteld omdat de President de beroepsinstantie is wanneer een politieke organisatie het niet eens is met een besluit van een Hoofdstembureau. De President beoordeelt dan het besluit van het hoofdstembureau opnieuw.
In de zaak van de NDP en de vier kandidaten was onder andere gevorderd dat de Staat werd veroordeeld om de vier kandidaten weer op de kandidatenlijst van de ressortraden te plaatsen. Zij waren van de lijsten geschrapt. De schrapping had plaatsgevonden omdat zij zowel op een kandidatenlijst van de NDP voorkwamen als op de kandidatenlijst van een andere partij. De NDP en de vier kandidaten stelden zich op het standpunt dat het voorkomen op de andere kandidatenlijsten het gevolg was van vervalsingen van bewilligingsformulieren, welke vervalsingen waren gepleegd door onbekenden. Zij waren van mening dat de Staat de wettelijke maatregel van het schrappen niet mocht toepassen omdat zij zich op vervalsing beriepen. De Staat stelde dat zij hun wel moest schrappen omdat niet kon worden uitgezocht of er sprake was van een dubbele bewilliging of van vervalsingen.
De kantonrechter in eerste aanleg heeft op 17 april 2025 vonnis gewezen. De vordering van de NDP en de vier kandidaten is niet toegewezen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter zijn de NDP en de vier kandidaten in beroep gegaan bij het Hof van Justitie.
Het Hof heeft op 20 april 2025 uitspraak gedaan. Het Hof heeft geoordeeld dat het zonder diepgaand strafrechtelijk of civielrechtelijk onderzoek niet mogelijk is om uit te maken of er sprake is van het vervalsen van de bewilligingsformulieren. Vooralsnog zullen daarom de hoofdstembureau’s en het beroepsorgaan, de President, ervan uit moeten gaan dat van een dubbele kandidaatstelling sprake is. Zij hebben daarom de wettelijke procedures moeten volgen die zijn voorgeschreven bij dubbele kandidaatstelling. Ook in hoger beroep zijn daarom de vorderingen van de NDP en de vier kandidaten niet toegewezen.
Het kort geding van de VLS
De Volkspartij Leefbaar Suriname 2023 (VLS) heeft ook een kort geding ingediend tegen de Staat en tegen verkiezingsorganen, het CHS en het beroepsinstituut de President van de Republiek.
De VLS diende de vordering in omdat kandidatenlijsten voor ressortraden en districtsraden van haar ongeldig waren verklaard omdat de lijsten niet waren ondertekend door de meerderheid van de bestuursleden of de voorzitter. De VLS stelde dat zij alsnog de gelegenheid moesten krijgen om de lijsten te laten ondertekenen door de bestuursleden of de voorzitter.
De kantonrechter heeft op 19 april 2025 vonnis gewezen. De vordering van de VLS is niet toegewezen.
De VLS heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis.
Het Hof heeft op 23 april 2025 uitspraak gedaan. Het Hof heeft overwogen dat het ongeldig verklaren van de kandidatenlijsten voor de ressortraden niet juist was en dat daarom de lijsten niet ongeldig verklaard moesten worden.
Het Hof heeft echter geoordeeld dat het toewijzen van de vordering ertoe zal leiden dat de verkiezingskalender in gevaar wordt gebracht. Toewijzing zou als gevolg hebben dat wettelijke procedures en termijnen in acht genomen zouden moeten worden waardoor de verkiezingsdatum waarschijnlijk niet gehaald zou worden. Om die reden was het nodig om een belangenafweging te maken en woog het belang om de verkiezingen voortgang te laten hebben zwaarder dan het belang van de VLS om de kandidatenlijsten in de betreffende ressorten geldig te laten zijn. De vordering is daarom in hoger beroep ook niet toegewezen.
Het kort geding van de DNL
Ook de Vereniging de Nieuwe Leeuw (DNL) heeft een kort geding ingesteld tegen het beroepsorgaan de President van de Republiek Suriname. Het hoofdstembureau van het district Wanica had beslist dat de kandidatenlijst voor de ressortraadsleden van het ressort de Nieuwe Grond ongeldig was. Dat was beslist omdat het hoofdstembureau van mening was dat er geen lijst was ingediend.
DNL stelde dat er wel een lijst is ingediend en dat dat blijkt uit het feit dat er een bewijs van ontvangst aan DNL was afgegeven. Op dat bewijs van ontvangst staat dat de kandidatenlijst is ingediend.
De kantonrechter heeft DNL in het gelijk gesteld.
De President als beroepsorgaan heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Aangevoerd werd dat het vonnis onuitvoerbaar is omdat het niet mogelijk is om een lijst te publiceren die niet is ingediend. Bij eventuele uitvoering van het vonnis zal een noodtoestand ontstaan omdat alle onderzoeken opnieuw moeten plaatsvinden. Gevraagd werd om het vonnis van de kantonrechter te vernietigen.
Het Hof heeft geoordeeld dat uit de verklaringen en de overgelegde documenten aannemelijk wordt dat de kandidatenlijst wel is ingediend.
Echter zou naar het oordeel van het Hof het toewijzen van de vordering ertoe leiden dat de verkiezingskalender in gevaar wordt gebracht. Toewijzing zou als gevolg hebben dat de wettelijke procedures en termijnen in acht genomen zouden moeten worden waardoor de verkiezingsdatum waarschijnlijk niet gehaald zou worden. Om die reden was het nodig om een belangenafweging te maken en woog het belang om de verkiezingen voortgang te laten hebben zwaarder dan het belang van DNL om de kandidatenlijst in het betreffende ressort geldig te laten zijn. In hoger beroep is de vordering van DNL daarom niet toegewezen. Het vonnis van de kantonrechter is vernietigd.
Het kort geding van A20
De politieke partij A20 heeft ook een kort geding ingediend tegen de Staat. In die zaak ging het ook om het ongeldig verklaren van twee kandidatenlijsten in de ressorten Groningen en Saramaccapolder.
De hoofdstembureau’s waren van mening dat voor de twee bedoelde ressorten geen kandidatenlijsten waren ingediend door A20. A20 was van mening dat er wel kandidatenlijsten waren ingediend en verwees daarbij naar de ontvangstbewijzen die zij van de betreffende hoofdstembureau’s ontvingen. A20 vorderde dat hun kandidatenlijsten als geldig zouden worden aangemerkt. De kantonrechter in kort geding heeft de vordering afgewezen.
Tegen dat vonnis is A20 in hoger beroep gegaan. Het Hof heeft geoordeeld dat uit de stukken wel aannemelijk wordt dat de kandidatenlijsten zijn ingediend en dat de lijsten ten onrechte ongeldig zijn verklaard. Ook in deze zaak heeft het Hof echter overwogen dat toewijzing van de vordering als gevolg zou hebben dat de Staat, met name de verkiezingsautoriteiten opnieuw alle procedures zouden moeten volgen met inachtneming van alle termijnen.
Het hof overwoog dat, alhoewel het belang van A20 om ook in de twee betreffende ressorten mee te doen wordt erkend, het belang van de Staat om de verkiezingen te doen plaatsvinden op de geplande datum ook in aanmerking moet worden genomen. Daarnaast moet ook het belang van de overige 13 partijen die zich hebben ingeschreven voor de verkiezingen in aanmerking worden genomen. De vordering is daarom ook in hoger beroep niet toegewezen.
Paramaribo, 26 april 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie