Op 22 mei 2025 is door het Hof van Justitie uitspraak gedaan in het hoger beroep van de zaak van de Staat Suriname tegen de Stichting Wan Okasi en A. Koendjbiharie.
De zaak heeft betrekking op de wijze waarop mensen met een beperking hun stem zouden kunnen uitbrengen tijdens de verkiezingen op 25 mei 2025. In artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 is daarover bepaald dat iemand met een beperking bij het stemmen wordt bijgestaan door een door de voorzitter van het stembureau aangewezen plaatsvervangend lid en door een door de kiezer zelf aangewezen persoon. De Stichting en Koendjbiharie hadden bezwaar tegen die werkwijze. Zij waren van mening dat die bepaling in strijd is met de grondrechten opgenomen in de Grondwet en het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Zij vorderden dat die bepaling niet wordt toegepast.
De kantonrechter heeft op 20 mei 2025 Stichting Wan Okasi en Koendjbiharie in het gelijk gesteld en de toepassing van het artikel opgeschort. Tegen dit vonnis van de kantonrechter is de Staat in hoger beroep gegaan. De Staat heeft het Hof gevraagd om het vonnis in eerste aanleg te vernietigen en de vordering van de Stichting en Koendjbiharie in hoger beroep af te wijzen. De Staat voerde onder andere aan dat artikel 27 van het Kiesbesluit nodig was om vrije en eerlijke verkiezingen te garanderen voor lichamelijk hulpbehoevenden omdat er zorgen zouden zijn over beïnvloeding bij het stemmen.
De Stichting en Koendjbiharie waren het niet eens met het standpunt van de Staat en vroegen het Hof om het vonnis in hoger beroep te bevestigen.
Het Hof heeft het volgende overwogen en beslist. Ingevolge artikel 137 van de Grondwet kan de rechter in een concreet geval, waarbij hij van oordeel is dat de toepassing van een bepaling van een wet in strijd is met een of meer in hoofdstuk 5 van de Grondwet genoemde rechten, de toepassing van die bepaling voor dat geval ongeoorloofd verklaren. Hieruit volgt dat de rechter geen bevoegdheid van de wetgever heeft gehad om een wettelijke bepaling te schorsen dan wel op te schorten. Op grond hiervan kan het beroepen vonnis dan ook geen stand houden. De uitvoering van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 zal het recht aan de lichamelijk hulpbehoevenden ontnemen om zelf te bepalen op welke wijze zij hun recht op vrije en geheime verkiezingen prijs wensen te geven en wie zij als vertrouwenspersoon wensen toe te laten. Genoemd artikel is tevens in strijd is met de bepalingen van artikel 29 van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. In artikel 29 van genoemd VN verdrag wordt namelijk bepaald dat de partijstaten bij dit verdrag niet alleen garanderen dat personen met een handicap op gelijke voet met anderen hun politieke rechten kunnen uitoefenen, maar ook dat zij, partijstaten, zich verplichten tot bescherming van personen met een handicap zodat zij in het geheim hun stem kunnen brengen bij verkiezingen zonder intimidatie. Voorts dat de partijstaten de vrije wilsuiting van personen met een handicap als kiezer waarborgen en daartoe waar nodig, op hun verzoek ondersteuning toestaan bij het uitbrengen van hun stem door een persoon van hun eigen keuze. Hieruit volgt dan ook dat de degene die een persoon met een handicap assisteert, door betrokkene zelf dient te worden gekozen. Artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 staat haaks hierop, nu dit artikel de lichamelijk hulpbehoevende verplicht om de assistentie van een door de voorzitter van het stembureau aangewezen plaatsvervangend lid toe te laten in het stemhokje en ook toe te laten dat dit aangewezen plaatsvervangend lid het stembiljet voor de lichamelijk hulpbehoevende inkleurt. Indien de lichamelijk hulpbehoevende niet hieraan meewerkt, bepaalt artikel 103 van de Kiesregeling dat betrokkene wordt uitgesloten van de stemming omdat zij de instructies of voorschriften van het stembureau moeten opvolgen. Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat de hulpbehoevende kiezer niet geheel vrij is in het bepalen van zijn keuze met betrekking tot de hulpverlener. Artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 maakt, naar het oordeel van het Hof in zoverre, ook een inbreuk op de grondrechten van de lichamelijk hulpbehoevende kiezers en wel de grondrechten vermeld in artikel 8 lid 2 en 9 lid 1 van de Grondwet. Op grond van al het voorgaande zal het Hof de toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit 2025 ongeoorloofd verklaren ten aanzien van de lichamelijk hulpbehoevende kiezers, waaronder Koendjbiharie.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/uitspraak-kort-gedingzaak-stichting-wan-okasi-en-a-koendjbiharie-tegen-de-staat-suriname-van-20-mei-2025/
Paramaribo, 28 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 2 mei 2025 heeft de kortgedingrechter uitspraak gedaan in de civiele zaak die was aangespannen door Real Moengotapoe en anderen als eisers, tegen de Surinaamse Voetbal Bond (SVB).
De eisers vorderden dat de kantonrechter voorzieningen treft zodat zij als lid van de SVB mogen deelnemen aan de verkiezingen van de SVB die gehouden zouden worden op 2 mei 2025. Zij vorderden daarnaast, als het eerste niet kon worden toegewezen, dat de SVB zou worden gelast om de voorgenomen bestuursverkiezingen van 2 mei 2025 te schorsen totdat in een bodemprocedure het lidmaatschap en de stemgerechtigheid van eisers is komen vast te staan. Ook vorderden zij dat aan een veroordeling een dwangsom zou worden verbonden.
Van de SVB heeft zowel de voorzitter als het bestuur verweer gevoerd. In het verweer is onder andere ingegaan op de verschillende artikelen van de Statuten met betrekking tot het royeren van leden, de beroepscommissie, de regels rond de degradatie en de oude en de nieuwe statuten van de SVB.
De kantonrechter heeft beslist dat de SVB de voorgenomen bestuursverkiezing van 2 mei 2025 dient op te schorten totdat een definitieve beslissing is genomen over het lidmaatschap van eisers bij de SVB door een daartoe bevoegde instantie, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 50.000,- voor iedere dag dat zij weigert gevolg te geven hieraan. Ook is de SVB veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter heeft onder andere overwogen dat de vraag over het lidmaatschap van eisers niet alleen op grond van de regels voortvloeiende uit de statuten beantwoord moet worden, doch dat daarbij mede moeten worden meegenomen de regels van redelijkheid en billijkheid. Dit omdat er mogelijk door de inwerkingtreding van de statuten na publicatie in augustus 2024 en de opschorting daarvan in oktober 2024 onduidelijkheden zijn ontstaan niet alleen onder de leden van de SVB, maar zelfs binnen het bestuur van de SVB. Daar komt bij dat eisers zijn aangeschreven als leden om aan hun contributieplicht te voldoen, hetgeen zij ook hebben gedaan. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat de verdeeldheid binnen de SVB ook tot verwarring leidt. Deze verdeeldheid kan niet ten nadele werken van de leden. Immers, indien de leden een schrijven ontvangen van de voorzitter van de SVB mogen zij erop vertrouwen en er vanuit gaan dat zulks als een schrijven van de SVB kan worden aangemerkt.
De kantonrechter overwoog dat de status van eisers bij de SVB moet worden vastgesteld. Het is dan ook redelijk en billijk dat aan hen de gelegenheid wordt geboden om de daarvoor bestemde procedure op te starten.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de uitkomst van de op te starten procedure van belang voor de toetsing van de rechtsgeldigheid van de afkeuring van één van de kandidatenlijsten, namelijk de lijst Oldenstam. Omdat een ieder belang heeft bij eerlijke en transparante verkiezingen binnen de SVB, dient dit belang te prevaleren boven elk ander.
Paramaribo, 28 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 29 april 2025 is de strafzaak tegen de verdachte I.M., met betrekking tot de poging om Rodney Cairo van zijn vrijheid te beroven, behandeld door de kantonrechter. De zaak stond voor dupliek.
De verdediging heeft de dupliek gehouden en bracht onder andere naar voren dat de verdachte handelingen uitvoerde in het kader van een actie van een overheidsinstantie. Verdachte mocht erop vertrouwen dat de persoon die het bevel aan hem gaf om de handelingen te plegen, daartoe bevoegd was. Op grond daarvan vroeg de verdediging om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Als de kantonrechter niet komt tot het ontslag van alle rechtsvervolging, zou de verdachte volgens de verdediging moeten worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De zaak wordt voortgezet op 30 mei 2025 om 10:00 uur. Op die dag zal uitspraak gedaan worden.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-vrijheidsberovingszaak-r-cairo-van-7-maart-2025/
Paramaribo, 28 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 8 april 2025 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in de civiele zaak die was aangespannen door R.M., G.Z., G.D. en J.D. en M.W. en M.G. tegen de Staat Suriname. In deze zaak ging het om het betalen van een schadevergoeding aan familieleden, namelijk een broer, twee zussen en een nicht van twee personen die tijdens een vuurgevecht op 2 mei 2023 nabij Pikin Saron zijn overleden en twee slachtoffers R.M. en G.Z., die schotverwondingen hebben opgelopen tijdens dat incident. Volgens de eisers heeft de politie- en militaire eenheid op die dag in strijd gehandeld met respectievelijk het Politie Handvest en de Wet Nationaal Leger door excessief geweld tegen de overleden personen en R.M. en G.Z. aan te wenden.
De eisers vorderden dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de Staat zich jegens hen onrechtmatig heeft gedragen, met name door het excessief geweld aan te wenden, waardoor zij en hun directe familieleden schade hebben geleden, dat de Staat vanwege deze onrechtmatigheid aan hun schadevergoeding moet betalen en dat er zowel geldelijke schade is als immateriële schade. Omdat de immateriële schade moeilijk is vast te stellen moet de vergoeding aan de hand van de module van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens (IAHRM) worden vastgesteld. Ook vorderen zij dat de Staat wordt veroordeeld tot het betalen van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
De Staat heeft in reactie op de vordering aangehaald dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dus niet aansprakelijk is voor schade.
De kantonrechter heeft beslist dat jegens de overleden slachtoffers en hun familie onrechtmatig is gehandeld. Naar het oordeel van de rechter is het gebleken dat tegen de overleden personen excessief geweld is gepleegd door de politie- en militaire eenheid. Echter overweegt de kantonrechter dat broers, zussen en nichten volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komen voor schadevergoeding. Slechts echtgenoten, levensgezellen, kinderen en ouders, voor zover zij door een overledene werden verzorgd, komen in aanmerking voor schadevergoeding.
Voor wat betreft de eisers R.M en G.Z. heeft de kantonrechter geoordeeld dat het uit de processen-verbaal die zijn overgelegd, niet is gebleken dat jegens hun onrechtmatig is gehandeld, met name is het niet gebleken dat de Staat excessief geweld tegen hun heeft aangewend.
Om die reden heeft de kantonrechter in de uitspraak voor recht verklaard dat er jegens de overleden personen onrechtmatig is gehandeld, doch is de gevraagde schadevergoeding afgewezen.
Paramaribo, 28 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 20 mei 2025 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in de kort gedingzaak dat is aangespannen door de Stichting Wan Okasi en A. Koendjbiharie tegen de staat Suriname. Deze zaak heeft betrekking op de wijze waarop personen met een beperking hun stem mogen uitbrengen tijdens de verkiezingen van 25 mei 2025. Voorheen kon een persoon met een beperking samen met een vertrouwenspersoon stemmen waarbij de vertrouwenspersoon het stemvakje inkleurde op aanwijzing van de kiezer. De Staat heeft nu besloten een extra persoon, een vertegenwoordiger van de Staat, toe te voegen aan dit proces. Deze vertegenwoordiger brengt de stem uit terwijl de vertrouwenspersoon bevestigt dat dit is gebeurd volgens de wens van de kiezer.
De eisers vorderden dat de toepassing van artikel 27 van het Kiesbesluit wordt geschorst voor de verkiezingen van 25 mei 2025 en dat de Staat wordt gelast om binnen 24 uur na de uitspraak het Kiesbesluit te wijzigingen middels een staatsbesluit op straffe van een dwangsom van SRD 10.000,- voor ieder uur dat zij in gebreke blijft.
De Staat voert aan dat de Stichting Wan Okasi haar statuten niet heeft overgelegd waardoor onduidelijk is of zij wel bevoegd is deze zaak aan te spannen. Ook zou de communicatie met de overheid alleen namens de stichting zijn gevoerd en niet mede namens A. Koendjbiharie. Daarom vindt de Staat dat eisers niet-ontvankelijk zijn. Inhoudelijk vindt de Staat artikel 27 nodig om willekeur bij hulp aan kiezers te voorkomen en het kiesrecht te beschermen. De Staat ontkent dat artikel 27 discriminerend is, hulp wordt alleen gegeven als de kiezer daarom vraagt. De Staat betwijfelt ook het spoedeisend belang omdat eisers laat actie ondernamen.
In het vonnis heeft de kantonrechter de toepassing van artikel 27 van de Kiesregeling geschorst en de staat veroordeeld in de proceskosten. Volgens de rechter schendt dit artikel belangrijke grondrechten uit de Grondwet en het Internationaal Verdrag voor Mensen met een Beperking, waarbij iedereen vrij moet zijn om in het geheim te kunnen stemmen met behulp van iemand die zij zelf kiezen. De kantonrechter vindt dat de Staat bij het maken van de nieuwe regels rekening moest hebben gehouden met de wet en de rechten van mensen met een beperking en hun vooraf moest raadplegen.
Paramaribo, 23 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 29 april 2025 is de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte G.v.B. en A.B. voortgezet door de kantonrechter. De verdachten wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan gekwalificeerde verduistering. Zij zouden gelden die bestemd waren voor de opstart van een project, het Kippie-project, hebben verduisterd en voor andere doeleinden hebben gebruikt. De zaak stond voor dupliek.
De raadsman van de verdachten heeft de dupliek gehouden. De advocaat stelt dat het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Volgens hem is er geen sprake van verduistering. De raadsman persisteert erbij dat de verdachten vrijgesproken moeten worden, dan wel dat zij moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De zaak wordt voortgezet op 30 mei 2025 om 9:30 uur. Op die dag wordt de uitspraak gedaan.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-strafzaak-gelden-kippie-project-van-7-maart-2025/
Paramaribo, 19 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 29 april 2025 is de strafzaak tegen de verdachten R.M. en K.R. behandeld door de kantonrechter. De zaak stond voor repliek. De verdachte K.R. was niet aanwezig.
De stukken over het verhoor van de verdachte B.B. uit Nederland zijn ontvangen. De officier van justitie heeft deze stukken overgelegd. De officier van justitie heeft hierna de repliek gehouden in de strafzaak van de verdachte R.M.. Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat de verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten en persisteert bij de inhoud van het requisitoir.
De officier van justitie zal de repliek in de strafzaak van de verdachte K.R. op de volgende zitting houden.
Op 30 mei 2025 om 10.30 uur zal de strafzaak worden voortgezet.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-strafzaak-verdachten-r-m-en-k-r-van-7-maart-2025/
Paramaribo, 19 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 6 mei 2025 is de strafzaak tegen de verdachten R.A., J.K., K.L., S.W., K.v.B., S.d.J. en R.W. behandeld door de kantonrechter. Het betreft de politieambtenaren die verdacht worden van het doodschieten van de personen van Wolfjager en Dijksteel bij Pikin Saron in mei 2023. De zaak stond voor getuigenverhoor.
Twee getuigen zouden worden medegebracht. Deze getuigen zijn niet medegebracht en daardoor niet gehoord.
De kantonrechter heeft de verdere behandeling van deze zaak uitgesteld naar 10 juni 2025 om 12.00 uur. Op die zitting zullen de getuigen worden gehoord.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-strafzaak-politieambtenaren-pikin-saron-van-8-april-2025/
Paramaribo, 19 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 14 mei 2025 is de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte C.L. voortgezet door de kantonrechter. Deze verdachte, die voorganger is bij een religieuze gemeente, wordt een zedenmisdrijf verweten. Het misdrijf is volgens de vervolging gepleegd jegens een lid van een andere gemeente dan de gemeente waar de verdachte lid van is. De zaak stond voor requisitoir.
De officier van justitie heeft een strafvoorstel gedaan van 4 jaren onvoorwaardelijk onder aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Het Openbaar Ministerie acht het feit verkrachting bewezen.
Op 11 juni 2025 wordt de strafzaak voortgezet met het pleidooi van de advocaten. Hierbij zullen zij reageren op de strafeis van de officier van justitie.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-strafzaak-verdachte-c-l-van-12-maart-2025/
Paramaribo, 16 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie
Op 14 mei 2025 is de strafzaak tegen de verdachten J. Martinus alias “Bordo” of “Money Hond”, C. Jongaman meergenoemd “Keppie”, P. Phoeli meergenoemd “Moena”, R. Phoeli meergenoemd “Rampie” en A. Gau-Gau, behandeld door de kantonrechter. De zaak stond voor repliek van de officier van justitie en dupliek van de raadslieden.
De officier van justitie heeft tijdens de repliek van de verdachten Martinus en Jongaman de kantonrechter verzocht om het verweer van de raadslieden met betrekking tot het ontbrekende scheikundige rapport te verwerpen.
In de repliek met betrekking tot de gebroeders Phoeli, handhaafde de officier van justitie het standpunt dat het verweer dat is aangevoerd door de verdediging moet worden afgewezen.
Met betrekking tot de verdachte Gau-Gau stelde de officier van justitie dat deze actief betrokken was bij de handelingen en daarbij niet onder druk van bedreigingen stond. De officier van justitie concludeerde zijn repliek met een eis tot verwerping van alle opgeworpen verweren.
De raadsvrouw van de verdachten Jongaman en Martinus persisteerde tijdens de dupliek bij haar eerder ingenomen standpunt. Zij pleit voor algehele vrijspraak en verzocht de kantonrechter rekening te houden met de gezondheidstoestand van de verdachte Jongaman. De raadsman van Martinus bleef bij zijn verweer. De verdediging is van mening dat de vervolgingsambtenaar een fout gemaakt heeft omdat er geen chemisch onderzoek is verricht op de inhoud van de zakken. De raadsman van Jongaman herhaalde het verzoek tot vrijspraak van zijn collega en deed een verzoek tot opschorting van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De advocaat van de verdachte Gau-Gau verzocht de kantonrechter om uitstel voor het indienen van de dupliek. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen.
De officier van justitie heeft tijdens zijn reactie op het verzoek tot invrijheidsstelling van de verdachte Jongaman de kantonrechter gevraagd om dit verzoek af te wijzen.
De kantonrechter constateerde dat er geen wijziging had plaatsgevonden in de omstandigheden van de zaak en wees het verzoek tot onmiddellijke vrijlating van de verdachte Jongaman af.
De behandeling van de zaak is uitgesteld naar 25 juni 2025 voor de dupliek van de advocaat van Gau-Gau.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-strafzaak-verdachte-martinus-e-a-van-12-maart-2025/
Paramaribo, 16 mei 2025
Communicatie Unit Hof van Justitie