Vierentwintig jaar vrouwelijke rechters in Suriname

 

Het Nederlands Juristenblad (NJB) heeft in zijn pas verschenen themanummer over vrouwen en rechtspraak, ook aandacht besteed aan de Surinaamse rechterlijke macht. Onder de kop ‘Vierentwintig jaar vrouwelijke rechters in Suriname’, schetst professor mr. dr. Anne Ruth Mackor, een tijdbeeld hierover aan de hand van interviews met drie generaties Surinaamse rechters. Volgens de auteur maakte het Hof van Justitie de afgelopen vierentwintig jaar in meer dan één opzicht een stormachtige ontwikkeling door. “De rechtspraak is gefeminiseerd en ook de maatschappelijke achtergrond van de rechters is sterk veranderd. De feminisering van de rechtspraak en van alle andere klassieke juridische professies lijkt vooral het gevolg van de scheve vrouw-man ratio onder rechtenstudenten.”

Mackor, hoogleraar professie ethiek, interviewde zes rechters, waaronder hof president Iwan Rasoelbaks, die de eerste raio-opleiding volgde. Overige leden van het hof die ook aan het woord komen zijn: Ingrid Lachitjaran, Marie Mettendaf, Robert Praag, Sandra Bradley en Ishwarpersad Sonai. De keuze op basis van man/vrouw verhouding, viel op hen onder meer vanwege hun benoemingen in drie periodes: 1990-2000, 2001-2011 en 2012-2020; drie generaties rechters.

Eerste vrouwelijke rechter

Tussen 1975 en 1997 zijn via zij-instroom, uitsluitend mannelijke rechters geworven. In 1993 startte de eerste raio-opleiding waartoe ook vijf vrouwen werden toegelaten. Vier van hen verlieten vroegtijdig de opleiding; de enige overgebleven vrouw was Cynthia Valstein-Montnor. “Omdat zij al relevante werkervaring had, deed zij een verkorte opleiding. Zij rondde deze in 1997 af en werd in datzelfde jaar benoemd als eerste vrouwelijke rechter van Suriname.”

Momenteel telt het Hof 29 rechters (inclusief de president en vicepresident), van wie zestien vrouwen (55%) en dertien mannen (45%). Mackor: “Dit aantal is, vergeleken met voorgaande decennia, een (ruime) verdubbeling van het aantal rechters.”

Vrijheid en privacy

Openhartig vertellen de geïnterviewde rechters over verschillende zaken zoals hun achtergrond, keuze voor het beroep, zorgtaak thuis, hun vrijheid en privacy. Rasoelbaks, die in 2000 de jongst benoemde rechter werd, vertelt dat hij zich nooit ingeperkt heeft gevoeld om naar openbare activiteiten te gaan, maar dat hij door leeftijd en ervaring wel alerter werd bij de keuzes. De rechters reageren op de man/vrouw ratio binnen het ambt en vertellen over hun werk(wijze) en de bejegening door advocaten en rechtzoekenden. Geen van de vrouwelijke rechters heeft ervaren dat ze geïnterrumpeerd werden of althans dat hun vrouw-zijn daarbij een rol speelde. Lachitjaran herinnert zich wel een jonge advocaat die met haar in discussie wilde gaan. Zij gaf hem te verstaan dat de zitting niet de plek is voor discussie en dat hij commentaar mocht leveren in zijn conclusie en dat zij hem zou antwoorden in haar vonnis.

 

Ishwarpersad Sonai, Marie Mettendaf, Ingrid Lachitjaran, Iwan Rasoelbaks en Robert Praag, leden van het Hof van Justitie. Foto: Ranu Abhelakh
Aanzien, status en gezag

Ook onderwerpen als partijdigheid, onafhankelijk zijn, gender, etniciteit, gezag en status als rechter binnen de samenleving komen in het artikel voorbij. “De geïnterviewde rechters hebben echter niet de indruk dat status en gezag van de rechter door de feminisering veranderd zijn”, vindt Mackor. De oordelen van de rechters over eventuele verschillen in denken en handelen van mannelijke en vrouwelijke rechters lopen uiteen. “Een deel van hen ziet wel verschillen, een deel niet. De rechters zijn het er wel over eens dat gender een rol speelt in familiezaken, met name in beschermingsbevelzaken.” Verschillende rechters vertellen dat het feit dat vrouwen meer op de maatschappelijke ladder stijgen dan hun partner, veelvuldig tot problemen in de privésfeer leidt.

Genderkaart

Op zittingen springen vooral twee zaken in het oog. Ten eerste blijkt dat mannelijke procespartijen hun vrouwelijke (ex)partner op de zitting vaak met veel minder respect bejegenen dan omgekeerd. Ten tweede speelt het geslacht van de rechter in deze zaken soms een rol. “Het is vooral bij beschermingsbevelen, maar ook wel bij omgangsregelingen dat de mannelijke procespartij de genderkaart speelt. Ter illustratie, delen de rechters enkele ervaringen uit de rechtszaal. Zo maakte Praag enkele keren mee dat een man tegen wie een beschermingsbevel werd gevraagd, klaagde dat zijn vrouw het gedrag had uitgelokt en daarbij steun zocht bij hem met de woorden ‘Maar U bent toch ook een man (U weet toch hoe vrouwen zijn)!’. Mettendaf maakte mee dat de mannelijke partij in een omgangsregelingzaak aan haar gevoel appelleerde door op te merken: ‘Ach, mevrouw de rechter, U hebt toch ook kinderen?’.

NJB-thema ‘vrouwen en rechtspraak’

Het NJB-themanummer is geïnspireerd door het feit dat het dit jaar precies 100 jaar geleden is dat in het Nederlandse parlement werd gedebatteerd over de komst van vrouwelijke rechters. In 1947 trad uiteindelijk de eerste vrouwelijke rechter Johanna Hudig in Nederland aan, nu bijna 75 jaar geleden. Was de rechterlijke macht voorheen vooral een mannenbolwerk, vandaag de dag is in Nederland meer dan zestig procent van de rechters in eerste aanleg, vrouw.

Hoogleraar Mackor is verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 2004 geeft zij ook haar krachten aan de raio- en rio-opleiding van de zittende en staande magistratuur in Suriname. Als extern adviseur was zij betrokken bij de totstandkoming van de Gedragscode (2015) en de Klachtenregeling (2020) van het Hof van Justitie.

Lees het volledig artikel hier: NJB28.vierentwintig-jaar-vrouwelijke-rechters-in-suriname


 

Waarnemend hof president neemt muzikale oproep in ontvangst

Op vrijdag 18 september jl. ontving waarnemend hof president Iwan Rasoelbaks, de dames Ruth Creebsburg-Nortan, Meryll Malone en Debora Swanenberg, het team achter het lied “Yep’ opo a nen fu Sranan”. Deze compositie is een initiatief van de in Nederland wonende gospelzangers Letitia Bakker-Dors. Het is een oproep aan alle Surinamers om samen te werken aan de opbouw van ons land, aangezien een ieder op zijn of haar manier, hoe klein dan ook, een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van Suriname. De initiatiefnemers hebben gemeend het nummer eerst aan te bieden aan de leiders van de drie staatsmachten, waaronder de rechterlijke macht als waarborgingsinstituut van het rechtssysteem. De 7-jarige Yízreël Brown die ook te zien is in de videoclip, mocht de stick met het nummer overhandigen aan de waarnemend hof president.

Mr. Rasoelbaks toonde zich zeer ingenomen met dit gebaar, en kon zich na het beluisteren van het lied, helemaal terugvinden in het gedachtengoed dat daarin vertolkt wordt. Hij stelde dat vooral in deze periode waarin de hele wereld gebukt gaat onder de Covid-19 pandemie, positieve initiatieven waar kracht uit kan worden geput, van groot belang zijn. Aangezien het ultieme doel van de staatsmachten is om welvaart en welzijn voor de gemeenschap te bewerkstelligen, wordt iedere bijdrage daaraan, van harte verwelkomd. Hij wenste de initiatiefnemers veel succes toe, en gaf aan ervan overtuigd te zijn dat hun muzikale oproep weerklank zal vinden in de gemeenschap.

Bijgestaan door Ruth Creebsburg-Nortan, overhandigt Yízreël Brown, het nummer aan waarnemend hof president Iwan Rasoelbaks


 

Justitie minister Kenneth Amoksi maakt kennis met de rechterlijke organisatie

Op vrijdag 14 augustus bracht de minister van Justitie en Politie, mr. Kenneth Amoksi, een kennismakingsbezoek aan het Hof van Justitie. De minister maakte in zijn huidig ambt formeel kennis met de rechterlijke organisatie.

In aanwezigheid van collega rechters en leidinggevenden van de griffie, gaf wnd. hof president Iwan Rasoelbaks een exposé van de stand van zaken. Hij ging daarbij uitvoerig in op de reeds op gang gezette verzelfstandiging van de rechterlijke organisatie, en zette tevens de condities uiteen voor een optimale rechtsgang. Aan het eind van zijn presentatie, overhandigde Rasoelbaks het beleidsdocument “Speerpunten van beleid van de Rechtspraak 2020-2025, op weg naar efficiëntere rechtspraak” aan de justitieminister.

In zijn spreekbeurt complimenteerde minister Amoksi de rechterlijke organisatie met de vorderingen in haar bedrijfsvoering en sprak hij zijn waardering uit voor de wijze waarop de rechterlijke macht zich staande heeft gehouden in de afgelopen jaren. Volgens de minister is het verwachtbaar dat de invulling die nu door de regering wordt gegeven aan de anti-corruptiewet, een zwaardere werkdruk op de rechterlijke macht zal leggen. Hij stelde daarbij dat de regering klaar staat om het instituut te ondersteunen. Volgens de bewindsman zullen er maatregelen getroffen worden voor versnelling van de behandeling van rechtszaken; hij toonde zich tevens voorstaander van uitbreiding en decentralisatie van de rechtspraak.

In zijn slotwoord bedankte Rasoelbaks de justitieminister voor diens hoopgevende woorden: “Als staatsmacht met de 2 andere staatsmachten helpen we deze natie zich richten naar een opwaartse beweging. Suriname breed! Wij zullen uiteraard in de komende tijd in overlegmomenten met elkaar verder inhoud geven aan de intenties”, aldus de waarnemend hof president.

Toespraak wnd. president hof van justitie bij kennismaking minister van justitie en politie

Minister Kenneth Amoksi en wnd. hof president Iwan Rasoelbaks

Wnd. hof president Iwan Rasoelbaks overhandigt het meerjarenbeleidsplan van de rechterlijke organisatie aan justitie minister Kenneth Amoksi

 


Hof van Justitie treft maatregelen naar aanleiding van Covid-19 besmetting

Het Hof van Justitie is vanmorgen geconfronteerd geworden met het gegeven dat een medewerker van de Parketwacht, positief is getest op het Covid-19 virus. Deze medewerker, die inmiddels in quarantaine is, werkt op het gerechtsgebouw aan de Wulfinghstraat no. 5. In dit gerechtsgebouw worden strafzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep gehouden. Ook het Kabinet van de Rechter-Commissaris is daar ondergebracht.

Het management team van het Hof is vanaf het bekend worden van dit nieuws, in nauw overleg met het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (BOG) omtrent de maatregelen die naar aanleiding van deze situatie moeten worden getroffen. Er zijn inmiddels instructies verstrekt aan de directe collega’s van de besmette persoon, en vanmiddag is ook het gerechtsgebouw door het Nationaal Coördinatiecentrum voor Rampenbeheersing (NCCR) ontsmet.

Op basis van de adviezen van het BOG, zal dit weekend worden besloten als de zittingen die gepland staan voor de komende week, al dan niet aangepast voortgang zullen vinden.

Het Hof van Justitie zal al datgene doen dat mogelijk is om de continuïteit van de rechtsgang te waarborgen. Daarbij wordt de gezondheid en veiligheid van zowel onze medewerkers als die van de rechtzoekenden, als hoogste prioriteit in acht genomen.

Voor actuele informatie, gelieve u regelmatig de website van het Hof van Justitie te raadplegen: www.rechtspraak.sr

Paramaribo, 24 juli 2020

 

Medewerkers van het NCCR maken zich gereed om het gerechtsgebouw te betreden

 

De advocatentafel in de zittingszaal wordt ontsmet

 

Ook de personeelskantine krijgt een grondige beurt

 

Hof van Justitie neemt afscheid van Stuart Getrouw als minister van Justitie en Politie

Op woensdag 15 juli nam het Hof van Justitie formeel afscheid van Stuart Getrouw, die vanaf april 2018 de scepter heeft gezwaaid op het ministerie van Justitie en Politie. Tijdens de afscheidsbijeenkomst op het Hof – die plaatsvond met inachtneming van de Covid-19 voorzorgsmaatregelen – liet waarnemend hofpresident Iwan Rasoelbaks in aanwezigheid van een aantal collega rechters, de ambtsperiode van de gewezen minister de revue passeren.

Rasoelbaks memoreerde daarbij de uitstekende samenwerking tussen de rechterlijke organisatie en de bewindsman, die zich steeds heeft ingezet voor de rechtspraak. Zo heeft Getrouw de positie van een directeur bedrijfsvoering op het hof geformaliseerd. Voorts heeft hij kunnen bewerkstelligen dat de rechterlijke organisatie rechtstreeks middelen van het ministerie van Financiën op haar rekening gestort kreeg, waardoor er geen autorisatie hoefde te worden aangevraagd voor bestedingen beneden srd 4000,–. Ook het in orde maken van de rechtspositie van schrijfjuristen en het bestendigen van het EU project voor de opleiding en training van nieuwe rechters en vervolgingsambtenaren, behoort tot de wapenfeiten van de voormalige minister.

Minder positief was het feit dat – ondanks inspanningen van zowel het hof als de gewezen bewindsman – het niet gelukt is het nieuw burgerlijk wetboek goedgekeurd te krijgen door het parlement, iets dat zowel Rasoelbaks als Getrouw betreuren.

De voormalige minister voerde in zijn toespraak aan dat de rechterlijke macht gekoesterd moet worden; zij heeft onder andere tot taak erop toe te zien dat de uitvoerende macht bestuurshandelingen naar behoren uitvoert. Getrouw, die stelde de samenwerking met de rechterlijke organisatie als een genoegen en een eer te hebben ervaren, beloofde de rechtstaatgedachte altijd hoog te zullen houden.

Als blijk van waardering, mocht de gewezen minister een glazen plaquette met inscriptie ontvangen uit handen van de waarnemend hof president.

 

 


 

Zes advocaten beëdigd door het Hof van Justitie

Op woensdag 15 juli 2020 zijn de juristen Richel Apinsa, Ravi Birtantie, Reita Madhuban, Mark Tjon, Urmila Jageswar en Mellisa Seenacherry, beëdigd als advocaat bij het Hof van Justitie. Waarnemend hof president Iwan Rasoelbaks herinnerde het zestal in zijn felicitatietoespraak na de beeidiging, aan de kernwaarden die zijn opgenomen in de eedsformule voor advocaten, te weten: trouw aan de Republiek Suriname; gehoorzaamheid aan de grondwet; eerbied voor de gerechtelijke autoriteiten en het gegeven dat zij geen zaak zullen aannemen of verdedigen die zij in gemoede niet geloven rechtvaardig te zijn. Deze kernwaarden bieden volgens Rasoelbaks houvast bij de uitoefening van het beroep van advocaat.

De waarnemend hof president refereerde tijdens zijn rede tevens naar de in het jaar 2016 door het hof goedgekeurde en gepubliceerde gedragscode voor rechters, en gaf aan dat later dit jaar op grond van deze gedragscode, een klachtenprocedureregeling voor rechters zal worden afgekondigd. Het hof heeft geruime tijd gewerkt aan het tot stand brengen van deze regeling. De klachten die het hof thans bereiken, betreffen voornamelijk de trage gang in bodemgeschillen in eerste aanleg en in hoger beroep. De trage rechtsgang is volgens de waarnemend hof president te wijten aan capaciteitsgebrek en budgettaire obstakels.

Om in deze situatie significante verandering te brengen, zouden acuut enkele maatregelen dienen te worden genomen, zoals het regelmatig beschikbaar stellen van begrotingsmiddelen voor de bedrijfsvoering, het zelfstandig mogen aantrekken van personeel, en een efficiëntere benoemingsprocedure voor nieuw opgeleide rechters.

De waarnemend hof president wenste de nieuw beëdigde advocaten tot slot veel wijsheid toe, en gaf hen het advies mee hun deskundigheid steeds aan te scherpen middels cursussen en trainingen.

Toespraak wnd. President Hof van Justitie

Procureur-Generaal Roy Baidjnath Panday requireert tot toelating van de zes juristen tot de balie.

 

Vlak voor de beëdiging: vlnr mr. Apinsa, mr. Birtantie, mr. Madhuban, mr. Tjon, mr. Jageswar en mr. Seenacherry


 

Vier notarissen beëdigd door het Hof van Justitie

Op vrijdag 26 juni 2020 werden Karishma Seetal, Keshavam Bishoen, Dave Calor en Shyamal Bishoen, door het Hof van Justitie beëdigd tot beroepsnotaris in geheel Suriname. De plechtigheden vonden vanwege de Covid-19 situatie, plaats met inachtneming van de nodige voorzorgsmaatregelen.

Waarnemend Hof president Iwan Rasoelbaks hield de pas beëdigde notarissen voor om de regelementen en besluiten op het notarisambt nauwgezet op te volgen en hun beroep zo eerlijk en oprecht mogelijk uit te oefenen. Rasoelbaks wenste hen daarbij veel sterke en wijsheid toe, en gaf aan dat het Hof bereid is hen – waar nodig en mogelijk – daarbij te ondersteunen.

Procureur-Generaal Roy Baidjnath Panday riep de nieuw beëdigde notarissen in zijn toespraak op om het bestuur van de vereniging van notarissen en kandidaat-notarissen te ondersteunen bij het vele werk, waaronder het ontwikkelen van de door de wet vereiste klachtenregeling voor het notariaat. Baidjnath Panday hield de aanwezigen voor dat uit klachten vanuit de gemeenschap, is gebleken dat notarissen meermalen ernstig zijn tekortgeschoten in hun taak. Als voorbeeld haalde hij aan het onvoldoende rechercheren (onderzoeken) van persoonsgegevens bij het tot stand brengen van akten, en het feit dat er soms pas na jaren melding wordt gedaan van verleden testamenten. Ook zijn er gevallen bekend waarbij akten op ondeugdelijke wijze worden geadministreerd en gearchiveerd. Baidjnath Panday attendeerde de vier nieuwe notarissen erop dat dit soort nalatigheden ernstige rechtsgevolgen kunnen hebben, waarvoor notarissen niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, maar ook strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.

In haar felicitatieboodschap adviseerde Anneke Chin A Lin, secretaris van het bestuur van de vereniging van notarissen en kandidaat-notarissen, haar pas beëdigde collegae om het ambt van notaris met integriteit en zorgvuldigheid te vervullen, en geld niet hun drijfveer te doen zijn. Chin A Lin erkende dat er inderdaad een dringende noodzaak bestaat om hervormingen binnen de beroepsgroep door te voeren, en stelde dat daarbij de hand vooral in eigen boezem moet worden gestoken. Zij deed een beroep op het pas beëdigde viertal om zich in te zetten en het beste van zichzelf te geven bij de uitoefening van hun ambt.

Toespraak wnd. president d.d. 26 juni 2020

De beeidiging: vlnr mr. K. Seetal, mr. K. Bishoen, mr. D. Calor en mr. S. Bishoen


 

Slotopmerking van de wnd. President van het hof over de toelichting van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie

Naar aanleiding van de toelichting door ondergetekende op het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie, zijn in diverse media reacties gepubliceerd. Een van de opvattingen is dat de vonnis-wijzende kamer een nadere toelichting heeft gegeven over zijn eigen vonnis. De toelichting is evenwel niet daardoor ingegeven en ik betreur dan ook dat bij sommigen het onbehaaglijk gevoel is ontstaan dat in gelieerde zaken van partijen de rechter niet langer onbevangen recht zal spreken.

Benadrukt wordt dat ik in de hoedanigheid van waarnemend president van het Hof van Justitie en naar aanleiding van veel gestelde vragen over dit vonnis in de samenleving, op eigen titel het vonnis heb toegelicht en daarbij mijn eigen inzichten heb meegegeven bij dit alles. De vonnis-wijzende kamer van het hof is daar, hoegenaamd ook, niet aan te pas gekomen. Immers, de gedragscode voor rechters bij het Hof van Justitie verbiedt dat een rechter of rechtsprekende kamer zijn/haar eigen vonnis publiekelijk bespreekt of toelicht.

Bij het ontbreken van een – node gemist – instituut van persrechter, heeft ondergetekende als waarnemend president van het Hof van Justitie, waar nodig, de taak toelichtend dan wel informerend op te treden naar het publiek. Het zij hier dan ook aangestipt dat anders dan uit het vonnis zelf, geen aanspraken ontleend kunnen worden aan de gegeven toelichting. Rechters die andere gelieerde zaken van partijen ter beslechting onder zich hebben, zullen onverschrokken, onafhankelijk en onpartijdig en naar eigen deskundig inzicht recht doen in die zaken, e.e.a. zoals gegarandeerd is in genoemde gedragscode voor rechters.

De nadere toelichting in kwestie is een voorloper geweest op het zijdens het Hof in de komende tijd, met een bepaalde regelmaat, kort toelichten van vonnissen in daarvoor in aanmerking komende rechtszaken. Dit in het kader van het nader inhoud geven aan de dienstverlenende taak van het Hof om uitspraken inzichtelijker te maken voor de gemeenschap. In dat licht is het hof gesterkt in zijn voornemen om het instituut van persrechter te structureren en te activeren om in voorkomende gevallen de voortschrijdende behoefte van de samenleving aan informatie over dan wel uitleg van een uitspraak, te lenigen. Vooralsnog voorziet de uitsprakendatabank op de website van het Hof in die informatiebehoefte van de samenleving.

Paramaribo, 24 april 2020

De Waarnemend President van het Hof van Justitie,

Mr. I.H.M.H. Rasoelbaks


 

De reikwijdte van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van 2 DNA-leden door hun politieke organisatie

In verband met de beslissing in hoger beroep gegeven door het Hof van Justitie in kort geding d.d. 20 maart 2020, GR no 15190 in de zaak van de politieke organisaties de Vooruitstrevende Hervormingspartij, de Nationale Partij Suriname, Pertjajah Luhur, en de personen van Mohammad Barkatoellah Mohabali en Prim Koemar Sardjoe tegen Raymond Sapoen, Dipakkoemar Chitan, en Jennifer Geerlings-Simons in haar hoedanigheid van voorzitter van De Nationale Assemblee, en naar aanleiding van de in de media weergegeven meningen over de uitleg van deze beslissing, acht het Hof het aangewezen om het navolgende toe te lichten:

De eis en de beslissing in eerste aanleg

De politieke organisatie VHP e.a. hebben bij verzoekschrift in kort geding d.d. 12 juli 2016, een vordering aanhangig gemaakt tegen Sapoen, Chitan en de voorzitter van de DNA. Eisers hebben de kortgedingrechter daarbij gevraagd de volgende voorlopige voorzieningen toe te wijzen:

  1. Eisers hebben – kort gezegd – primair gevorderd dat de DNA-voorzitter zal worden verboden om de in hun hoedanigheid van volksvertegenwoordigers teruggeroepen personen Sapoen en Chitan, uit te nodigen voor vergaderingen van de DNA en haar te gebieden om hen de toegang tot het assembleegebouw te ontzeggen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- voor iedere keer waarop de DNA-voorzitter in strijd met het te wijzen vonnis mocht handelen.
  2. Tevens hebben zij veroordeling van Sapoen en Chitan gevorderd om het hiervoor gevorderde, indien uitgesproken bij vonnis, te gehengen en te gedogen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- per keer.
  3. Subsidiair hebben zij gevorderd dat Sapoen en Chitan zullen worden verboden om zich als lid van DNA uit te geven casu quo als lid van DNA te handelen casu quo zich als zodanig te gedragen, onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 1.000.000,- per keer.

De kortgedingrechter heeft zich bij vonnis d.d. 28 november 2016, AR 16 3583, onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering tegen de DNA-Voorzitter. De vorderingen tegen Sapoen en Chitan zijn door de kortgedingrechter afgewezen.

De beslissing in Hoger Beroep

Eisers, die het oneens waren met de beslissing van de kortgedingrechter, hebben tegen dat vonnis hoger beroep aangetekend bij het Hof van Justitie. Het Hof heeft bij vonnis in kortgeding in hoger beroep d.d. 20 maart 2020, GR 15190, het vonnis van de kortgedingrechter in eerste aanleg vernietigd. Het Hof heeft daarbij geoordeeld dat de kortgedingrechter, als restrechter, wel degelijk rechtsmacht toekomt in de onderhavige procedure, aangezien een daartoe speciaal aan te wijzen rechtsprekend instituut (bestuursrechter) ontbreekt. Voorts heeft het Hof het subsidiair gevorderde toegewezen en Sapoen en Chitan verboden om zich uit te geven als leden van DNA. Ook mogen zij niet handelen als leden van DNA of zich alszodanig gedragen. Aan dit verbod is er een dwangsom van SRD. 100.000,– per keer gekoppeld, voor iedere keer dat zij dat toch mochten doen.

De beantwoording van de rechtsvraag

De rechtsvraag die zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aan de voorzieningenrechter was voorgelegd, is of Sapoen en Chitan indertijd rechtsgeldig zijn teruggeroepen door hun politieke partij op basis van de terugroepwet van 22 februari 2005 (Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers). Deze vraag is in hoger beroep, voorlopig, bevestigend beantwoord, en wel in rechtsoverweging 3.7 e.v. van het vonnis. Vandaar dat het Hof, zoals gevorderd, bij wege van voorlopige voorziening, Sapoen en Chitan heeft verboden om zich als lid van DNA uit te geven, dan wel als lid van DNA te handelen, dan wel zich als zodanig te gedragen.

Weigering voorziening tegen de Voorzitter van DNA

In het verlengde daarvan is overwogen dat, hoewel de terugroeping van Sapoen en Chitan een feit is, er in de visie van het Hof voor gewaakt dient te worden dat er daardoor een vacuum ontstaat. Het Hof stelt in rechtsoverweging 3.8 dat de wetgever er daarom kennelijk voor gekozen heeft om ingevolge het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers, te bepalen dat het Centraal Hoofdstembureau (CHS) binnen veertien dagen nadat op 23 december 2015 exploten van de terugroeping door Pertjajah Luhur aan haar betekend waren, bijeen diende te komen om volgens de in de Kiesregeling bepaalde wijze te voorzien in de vacatures van DNA die als gevolg van de voormelde terugroepingen zijn opengevallen. Die procedure is evenwel niet gecompleteerd, aangezien het CHS wel bij elkaar is geweest maar er toen niet is voorzien in de vacatures van DNA conform de Kiesregeling.

De daarna ontstane disputen zijn voorgelegd aan de voorzieningenrechter ter beoordeling. Er ontbreekt dus sedertdien een schakel in de keten van te verrichten wettelijke handelingen waardoor in de visie van het Hof, de DNA-Voorzitter niet kon worden verboden om Sapoen en Chitan nog langer uit te nodigen voor vergaderingen van DNA en zij ook niet kan worden gelast hen de toegang tot het assembleegebouw te ontzeggen. De geadresseerden van de beslissing van het Hof zijn vanaf het vonnis dus slechts de 2 DNA-leden aan wie als voorlopige voorziening een verbod is opgelegd op straffe van een dwangsom.

De rechtsgevolgen van het vonnis in hoger beroep

In de beslissing in hoger beroep is met zoveel woorden aangegeven dat de terugroepwet aan een politieke partij, in deze Pertjajah Luhur, de bevoegdheid geeft om een eigen DNA-lid terug te roepen op de wijze zoals in die wet is aangegeven en dat op het moment dat die politieke partij conform de bepalingen van die wet, het DNA-lid rechtsgeldig heeft teruggeroepen, die terugroeping rechtsgevolgen sorteert. Een dergelijk proces tot terugroeping door een politieke partij kan – zoals in onderhavig geval – aanleiding geven tot disputen over de vraag of de terugroeping rechtsgeldig is. Deze disputen kunnen worden voorgelegd aan de onafhankelijke rechter, zoals in kwestie is gebeurd. Uiteindelijk heeft in hoger beroep op 20 maart 2020 de terugroepende politieke organisatie Pertjajah Luhur gelijk gekregen in het dispuut dat vanaf de terugroeping heeft bestaan tussen Pertjajah Luhur en haar 2 DNA-leden over de rechtsgeldigheid van die terugroeping. Tot dat moment hadden derden (DNA, CHS, OKB, Hoofdstembureau) geen boodschap aan de betwiste terugroeping.

Aangetekend wordt dat geboden en verboden (beslissingen van condemnatoire aard) die bij vonnis in kortgeding (in eerste aanleg of in hoger beroep) worden opgelegd, slechts gelden voor de toekomst (ex-nunc) en wel na betekening van het vonnis aan de veroordeelde partij. Deze beslissingen hebben in beginsel alleen betrekking op en gevolgen voor de procespartijen. Derden (die dus geen partij zijn bij dat geding), zijn niet rechtstreeks geadresseerden van die beslissing. Indien die beslissing bijkomende rechtsgevolgen heeft (voor derden), zullen conform de in dat verband geldende regelingen en de daarin aangegeven procedures, vervolgens die stappen gezet dienen te worden om die rechtsgevolgen voor de toekomst te implementeren en te sorteren.

Ten overvloede wordt vermeld dat – aangezien het Hof bij wege van voorlopige voorziening slechts veroordelend heeft beslist dat de 2 DNA leden zich niet mogen uitgeven, handelen of gedragen als DNA leden vanwege de rechtsgeldig geachte terugroeping door hun politieke partij Pertjajah Luhur en deze beslissing raakvlakken heeft met andere constitutionele regelgeving, die in het onderhavig geding geen punt van geschil waren (te weten artikel 68 lid 1 sub c van de Grondwet en artikel 137, leden 1 en 2 van de Kiesregeling) – verdere gevolgtrekkingen naar aanleiding van deze beslissing, slechts in het kader van deze wet- en regelgeving, in onderling verband en samenhang beschouwd, gemaakt zullen dienen te worden door de daartoe in die regelingen genoemde instituten.

Als voorlopig oordeel heeft de restrechter met zoveel woorden aan Sapoen en Chitan slechts bevolen om als DNA-leden een pas op te plaats te maken, omdat naar het voorlopig oordeel van die rechter, zij rechtsgeldig zijn teruggeroepen. De formalisering en implementatie van dit voorlopig oordeel is een kwestie van de genoemde regelgeving verder conform toe te passen door de daartoe aangewezen instituten! Deze instituten zijn daartoe niet bevolen door de rechters; immers, zij waren geen partij in dit geding. Een verbod om in die hoedanigheid op te treden is geadresseerd aan betrokkenen. Dit impliceert geenszins dat zij die hoedanigheid niet bezitten. De formalisering om hen uit die hoedanigheid te halen moet nog plaatsvinden aan de hand van de genoemde regelgeving door de daartoe aangewezen instituten.

Voor de volledigheid worden de relevante bepalingen van genoemde regelgeving die van toepassing zijn op een terugroeping die – zoals in kwestie – door de voorzieningenrechter voorlopig rechtsgeldig is geacht, hieronder geciteerd:

Artikel 68, lid 1 van de Grondwet:

Het lidmaatschap van De Nationale Assemblée eindigt door: a. overlijden; b. ontslag op eigen verzoek; c. terugroeping van het lid op de wijze bij wet te bepalen; d. het ontstaan van omstandigheden, die de verkiesbaarheid uitsluiten; e. benoeming tot minister of onderminister; f. afwezigheid gedurende een aaneengesloten periode van vijf maanden; g. veroordeling wegens misdrijf bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak tot een vrijheidsstraf van tenminste vijf maanden.

Artikel 137 van de Kiesregeling:

  1. De voorzitter van het hoofdstembureau van het betrokken kiesdistrict geeft onmiddellijk kennis aan de President, het Onafhankelijk Kiesbureau, het Centraal Hoofdstembureau, wanneer een gekozene zijn verkiezing heeft aanvaard.
  2. Gelijke kennisgeving geschiedt wanneer een kandidaat vóór de stemming komt te overlijden, wanneer een gekozene zijn verkiezing niet heeft aanvaard of de in artikel 136 lid 1 genoemde termijn heeft laten verstrijken, alsmede bij het openvallen van plaatsen van gekozen leden door ontslag, overlijden, terugroeping of om een andere reden.
  3. Ter voorziening in de vacatures bedoeld in het vorige lid treden in de plaats, indien het De Nationale Assemblee betreft, de in de volgorde hoogst geplaatste niet-gekozen kandidaten van de lijst, waarop de plaats is opengevallen. Komen er op de lijst geen kandidaten meer voor, dan treedt in de opengevallen plaats, de in de volgorde hoogst geplaatste kandidaat-plaatsvervanger.
  4. Indien het een Districtsraad betreft, wordt in de opengevallen plaats voorzien door de in de volgorde hoogst geplaatste niet-aangewezen kandidaten van de lijst, waarop de plaats is opengevallen.
  5. Ter voorziening in de vacatures, bedoeld in lid 2, wordt, indien het een Ressortraad betreft, in een tussentijds opengevallen plaats voorzien door: a. de kandidaat, die in rangorde op de kandidatenlijst direct volgt na het lid, wiens lidmaatschap is beëindigd, verkozen te verklaren; b. het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, indien het lid, wiens lidmaatschap is beëindigd, de enige of de laatste kandidaat is op zijn kandidatenlijst.

Het Hof hoopt middels deze uiteenzetting, de onduidelijkheid die er schijnt te bestaan omtrent de inhoud en de rechtsgevolgen van zijn vonnis d.d. 20 maart 2020, GR no 15190 te hebben weggenomen.

Paramaribo, 10 april 2020,

De Waarnemend President van het Hof van Justitie

Mr. I.H.M.H. Rasoelbaks


 

Hof van Justitie werkt aan bewustwording over Corona virus

Op vrijdag 13 maart heeft het Bureau Openbare Gezondheidszorg (BOG) een voorlichtingssessie met betrekking tot het Corona virus verzorgd voor de medewerkers van het Hof van Justitie en de Kantongerechten. Op deze sessie die door ruim 100 personen werd bijgewoond, ging Radjesh Orie, hoofd van de afdeling Epidemiologie, in op zowel de reële gevaren als de misconcepties die rondom het Corona virus leven in de gemeenschap. De voorlichtingssessie is onderdeel van een week-lange bewustwordingscampagne welke binnen het Hof van Justitie is gevoerd. Als onderdeel van deze campagne zijn o.a. voorlichtingsposters aangebracht in de gerechtsgebouwen, en worden op verschillende plekken handsanitizers geplaatst. Daarnaast is aan iedere medewerker een anti-corona awareness kit verstrekt met daarin o.a. voorlichtingsmateriaal, een ontsmettingsmiddel en tissues. De leiding van het Hof blijft de situatie met betrekking tot het Corona virus op de voet volgen, en zal in samenspraak met het BOG, een vervolgtraject uitzetten.

______________________________________________________________________